In deze vrijwaringszaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap J. de Jonge Flowsystems B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van De Jonge tegen [gedaagde] op grond van onrechtmatige daad. De Jonge stelt dat [gedaagde], als advocaat, onrechtmatig heeft gehandeld door ontvangen gelden door te betalen aan Dekachering B.V. terwijl deze gelden bestemd waren voor ABN AMRO Commercial Finance N.V. (AACF). De Jonge vorderde betaling van de bedragen die zij aan AACF moest voldoen, alsook schadevergoeding voor de geleden schade.
De procedure begon met een dagvaarding in vrijwaring, waarin De Jonge stelde dat [gedaagde] een spilfunctie had in de incassomaatregelen en dat hij een zorgvuldigheidsverplichting had jegens de debiteuren van Dekachering B.V. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde] niet onrechtmatig heeft gehandeld. De rechter oordeelde dat er geen controleplicht voor [gedaagde] bestond ten aanzien van de betalingen die door de stichting, waar [gedaagde] als vertegenwoordiger optrad, zijn ontvangen. De Jonge had op 4 juli 2016 per abuis bedragen betaald aan de stichting die aan AACF hadden moeten worden voldaan.
De kantonrechter heeft de vordering van De Jonge afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op nihil, aangezien [gedaagde] de procesvoering in eigen hand heeft gehouden. De uitspraak benadrukt de grenzen van de aansprakelijkheid van een advocaat in het kader van betalingsinstructies en de noodzaak voor duidelijke afspraken tussen partijen.