ECLI:NL:RBROT:2018:4395

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
6422365
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en vrijwaringsplicht in een incassozaken met betrekking tot Dekachering B.V.

In deze vrijwaringszaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap J. de Jonge Flowsystems B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van De Jonge tegen [gedaagde] op grond van onrechtmatige daad. De Jonge stelt dat [gedaagde], als advocaat, onrechtmatig heeft gehandeld door ontvangen gelden door te betalen aan Dekachering B.V. terwijl deze gelden bestemd waren voor ABN AMRO Commercial Finance N.V. (AACF). De Jonge vorderde betaling van de bedragen die zij aan AACF moest voldoen, alsook schadevergoeding voor de geleden schade.

De procedure begon met een dagvaarding in vrijwaring, waarin De Jonge stelde dat [gedaagde] een spilfunctie had in de incassomaatregelen en dat hij een zorgvuldigheidsverplichting had jegens de debiteuren van Dekachering B.V. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde] niet onrechtmatig heeft gehandeld. De rechter oordeelde dat er geen controleplicht voor [gedaagde] bestond ten aanzien van de betalingen die door de stichting, waar [gedaagde] als vertegenwoordiger optrad, zijn ontvangen. De Jonge had op 4 juli 2016 per abuis bedragen betaald aan de stichting die aan AACF hadden moeten worden voldaan.

De kantonrechter heeft de vordering van De Jonge afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op nihil, aangezien [gedaagde] de procesvoering in eigen hand heeft gehouden. De uitspraak benadrukt de grenzen van de aansprakelijkheid van een advocaat in het kader van betalingsinstructies en de noodzaak voor duidelijke afspraken tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6422365 \ CV EXPL 17-37489
uitspraak: 15 juni 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de vrijwaringszaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J. de Jonge Flowsystems B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.M. Avezaat te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Houten,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “De Jonge” respectievelijk “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 19 september 2017 in vrijwaring, met producties;
  • de conclusie van antwoord in vrijwaring, met producties;
  • de conclusie van repliek in vrijwaring, met één productie;
  • de conclusie van dupliek in vrijwaring.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
De (inmiddels failliet verklaarde) besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Dekachering B.V. had vorderingen op De Jonge, die in eerste instantie verpand waren aan de naamloze vennootschap ABN AMRO Commercial Finance N.V. (hierna: AACF)
2.2
Bij brief d.d. 29 april 2016 heeft [gedaagde] het volgende aan (onder anderen) De Jonge bericht.
“(…)
Namens cliënten Dekachering B.V., Dekachering Services B.V. en Consysselty B.V. bericht ik u dat ABN AMRO Commercial Finance N.V. (hierna: “A.C.F”) de factorovereenkomst met cliënten met ingang van 26 april 2016 heeft opgezegd. Op grond daarvan is ook de verplichting van cliënten vervallen om vorderingsrechten op haar debiteuren aan ACF te verpanden. De vordering van cliënte zoals gespecificeerd in bijgaande factuur is dus niet aan ACF verpand en dient u daarom gewoon aan cliënte te betalen, reeds verpanden vorderingen blijven ongewijzigd.
Wanneer bijgaande factuur is gesplitst in een zogenaamd G-deel en een vrij deel dient u het G-deel binnen de betreffende betaaltermijn te betalen op de u bekende en op de factuur aangegeven G-rekening; het vrije deel (dan wel het gehele factuurbedrag wanneer er geen sprake is van een G-deel) dient u binnen de betreffende betaaltermijn te betalen op de derdenrekening van mijn kantoor met rekeningnummer NL65 INGB 0008 8790 06 (ING Bank N.V.) ten name van de “Stichting Beheer Derdengelden Mrs. [X.] en [gedaagde]” onder vermelding van het factuurnummer. (…)”
2.3
Op 4 juli 2016 werd op de rekening van de stichting Stichting beheer Derdengelden Mrs. [X.] en [gedaagde] (hierna: de stichting) een bedrag ad € 7.571,23 bijgeschreven, afkomstig van De Jonge.
2.4
Op 30 augustus 2016 is Dekachering B.V. in staat van faillissement verklaard.
2.5
Bij dagvaarding van 2 februari 2017 heeft AACF gevorderd De Jonge te veroordelen tot betaling van onder meer een hoofdsom van € 5.277,12. Hetgeen AACF aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd is dat De Jonge in gebreke is gebleven met betaling aan AACF van aan AACF verpande vorderingen van Dekachering op de Jonge, ondanks een mededeling van die verpanding aan De Jonge.
2.6
Bij vonnis van 1 december 2017 is De Jonge veroordeeld tot betaling van € 3.116,27 aan hoofdsom aan AACF.

3.De vordering

3.1
De Jonge heeft bij dagvaarding in vrijwaring gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, mr. [gedaagde] te veroordelen om aan haar te betalen hetgeen waartoe De Jonge als gedaagde in de hoofdzaak (met zaaknummer 5708887 \ CV EXPL 17-5107) jegens AACF mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling, en met veroordeling van mr. [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2
Aan haar vordering heeft De Jonge naast de hiervoor genoemde vaststaande feiten – verkort weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd:
Mr. [gedaagde] heeft een spilfunctie op zich genomen voor de incassomaatregelen en informatievoorziening richting de debiteuren van Dekachering B.V. en heeft hiermee ook een zorgvuldigheidsverplichting op zich genomen. Mr. [gedaagde] heeft de door hem ontvangen gelden echter onverkort doorbetaald aan Dekachering B.V., terwijl hij als juridisch deskundige en verantwoordelijke voor de incassomaatregelen en informatievoorziening wist of behoorde te weten dat bedoelde gelden voor AACF waren bestemd. Dit handelen van mr. [gedaagde] is onrechtmatig jegens De Jonge. Mr. [gedaagde] had zich (ook) de belangen van de debiteuren van Dekachering B.V. dienen aan te trekken.
Door schending van deze zorgvuldigheidsnorm heeft mr. [gedaagde] onrechtmatig gehandeld jegens De Jonge. Zijn gedraging is in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Hij is dan ook gehouden de door De Jonge geleden en nog te lijden schade te vergoeden, in casu bestaande uit de door De Jonge aan AACF te betalen bedragen alsmede de kosten van De Jonge.

4.Het verweer

4.1
Het verweer van mr. [gedaagde] strekt primair tot niet ontvankelijk verklaring van De Jonge en subsidiair tot afwijzing van de vordering van De Jonge, met veroordeling van De Jonge in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2
Mr. [gedaagde] heeft daartoe het volgende - verkort weergegeven - aangevoerd.
4.2.1
De Jonge heeft de verkeerde partij gedagvaard. Niet mr. [gedaagde], maar de stichting heeft de betaling van De Jonge ontvangen. Mr. [gedaagde] kan dus niet tot (terug)betaling aan de Jonge worden veroordeeld. De Jonge moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
4.2.2
De brief d.d. 29 april 2016 van mr. [gedaagde] bevatte slechts een aanwijzing voor de wijze van betaling van facturen van na 25 april 2016, gericht aan alle debiteuren van (onder meer) Dekachering B.V. De betreffende brief werd door Dekachering B.V. als bijlage bij alle facturen met een factuurdatum vanaf 26 april 2016 meegezonden. De Jonge heeft op
4 juli 2017 een hoger geldbedrag overgemaakt op de rekening van de stichting dan waarvoor deze betalingsinstructie gold. Mr. [gedaagde] heeft geen incassomaatregelen jegens De Jonge getroffen en heeft geen informatievoorziening richting de debiteuren van Dekachering B.V. op zich genomen. Op geen enkele wijze heeft mr. [gedaagde] enige zorgvuldigheidsverplichting jegens debiteuren van Dekachering op zich genomen. Dat mr. [gedaagde] een zorgvuldigheidsverplichting heeft geschonden en daarmee onrechtmatig zou hebben gehandeld wordt dan ook betwist.

5.De beoordeling

5.1
Het meest verstrekkende verweer is het verweer dat de verkeerde partij is gedagvaard, zodat De Jonge niet ontvankelijk moet worden verklaard. Dit verweer wordt verworpen.
De Jonge heeft in casu mr. [gedaagde] als schrijver van de brief van 29 april 2016 aansprakelijk gesteld op grond van onrechtmatige daad. Dat in die brief geschreven is dat de betalingen gedaan moeten worden aan de stichting brengt niet mee dat mr. [gedaagde] niet aansprakelijk jegens De Jonge zou kunnen zijn op grond van onrechtmatige daad.
5.2
Ter beoordeling ligt thans de vraag voor of [gedaagde] jegens De Jonge onrechtmatig heeft gehandeld. In dat kader is allereerst van belang de inhoud van de brief van mr. [gedaagde] aan (onder meer) De Jonge d.d. 29 april 2016. Daarin staat dat “de vordering van cliënte zoals gespecificeerd in bijgaande factuur” aan Dekachering B.V. dient te worden betaald. De bij die brief bijgaande factuur of facturen is/ zijn niet overgelegd door De Jonge. Mr. [gedaagde] heeft gesteld dat alle facturen met een factuurdatum vanaf 26 april 2016 zijn meegezonden. De Jonge heeft dit niet weersproken. Dit betekent dat mr. [gedaagde] in ieder geval geen foutieve mededelingen heeft gedaan in voornoemde brief door te schrijven dat de bijgevoegde facturen (vanaf 26 april 2016), doordat deze niet verpand waren aan AACF, dienden te worden betaald aan Dekachering BV. De brief is naar het oordeel van de kantonrechter ook niet misleidend of onzorgvuldig opgesteld.
5.3
Vaststaat dat De Jonge op 4 juli 2016 - kennelijk per abuis - door Dekachering B.V. gefactureerde bedragen van vóór 26 april 2016, die zij aan AACF had moeten betalen, heeft betaald aan de stichting. Volgens De Jonge heeft de inhoud van voornoemde brief van 29 april 2016 de indruk gewekt dat mr. [gedaagde] een controlerende rol had ten aanzien van de ontvangen betalingen op de derdengeldenrekening. De Jonge heeft zich in het verlengde daarvan op het standpunt gesteld dat mr. [gedaagde] onzorgvuldig jegens De Jonge heeft gehandeld door vervolgens het gehele bedrag dat de stichting van De Jonge had ontvangen over te maken naar de rekening van Dekachering B.V., terwijl hij wist althans behoorde te weten dat AACF recht had op een deel van dat bedrag. De Jonge heeft betwist dat hij een controlerende rol had en heeft daarbij gesteld dat de stichting, en zo nodig mr. [gedaagde] als vertegenwoordiger van de stichting, uitsluitend optrad als bevoegd vertegenwoordiger en gevolmachtigde van Dekachering B.V., die namens haar betalingen in ontvangst mocht nemen en vervolgens betaalde aan Dekachering B.V.
De kantonrechter stelt hieromtrent voorop dat het te ver gaat om er in zijn algemeenheid van uit te gaan dat een advocaat, die namens een cliënt een brief opstelt met betalingsinstructies, een controleplicht heeft ten aanzien van de betalingen die naar aanleiding van een dergelijke brief binnenkomen. In casu zijn geen (specifieke) feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit een controleplicht voor mr. [gedaagde] ten aanzien van de naar aanleiding van de brief van 29 april 2016 ontvangen betalingen door de stichting kan worden afgeleid. Er kan dan ook niet van worden uitgegaan dat hij in strijd heeft gehandeld met een dergelijke controleplicht en daarmee onzorgvuldig jegens De Jonge heeft gehandeld.
5.4
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat geen sprake is van onrechtmatig handelen door mr. [gedaagde] jegens De Jonge, zodat mr. [gedaagde] niet schadevergoedingsplichtig/ vrijwaringsplichtig is jegens De Jonge. De vordering van De Jonge zal dan ook worden afgewezen.
5.5
De Jonge wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Daar mr. [gedaagde] de procesvoering in eigen hand heeft gehouden, worden deze kosten begroot op nihil en bestaat er geen aanleiding om nakosten toe te kennen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt De Jonge in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van mr. [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
757