ECLI:NL:RBROT:2018:4384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
C/10/483908 / HA ZA 15-918
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over erfdienstbaarheid van overpad en bewijs van overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen buren over de vestiging van een erfdienstbaarheid van overpad. De eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], en de Gemeente Alblasserdam. De eisers stellen dat er een overeenkomst is gesloten over het recht van overpad, maar de rechtbank oordeelt dat er geen perfecte overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank concludeert dat de onderhandse akte van 17 september 2014 slechts een intentieverklaring was en dat er geen overeenstemming is bereikt over de voorwaarden van de erfdienstbaarheid. De vordering in conventie van de eisers wordt afgewezen, evenals de vordering in reconventie van de gedaagden om obstakels te verwijderen. De rechtbank wijst de proceskosten toe aan de gedaagden en de Gemeente, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/483908 / HA ZA 15-918
Vonnis van 9 mei 2018
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.H. den Otter te Breda,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. Glas te Leeuwarden,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. Glas te Leeuwarden,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALBLASSERDAM,
zetelend te Alblasserdam,
gedaagde,
advocaat mr. [
J.C. Hol; redactie] te Dordrecht.
Partijen zullen hierna [eisers] , [gedaagden] en de Gemeente genoemd worden. Als eisers afzonderlijk worden bedoeld worden zij aangeduid als [eiser 1] respectievelijk [eiseres 2] . Als gedaagden 1 en 2 afzonderlijk bedoeld zijn worden zij aangeduid als [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 10 augustus 2015, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties van [gedaagden] ;
  • de conclusie van antwoord met producties van de Gemeente;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties van de zijde van [eisers] ;
  • de brief van de rechtbank van 4 november 2015 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de comparitie van partijen op 1 december 2015;
  • de brief van de zijde van [eisers] van 23 november 2015 waarbij de bij vergissing niet bij de conclusie van antwoord in reconventie meegezonden productie 38 alsnog is overgelegd;
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 december 2015, waarbij mondeling vonnis is gewezen;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 juni 2016;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 februari 2017;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 juni 2017;
  • de conclusie na getuigenverhoor tevens akte houdende aanvulling grondslag vordering van [eisers] ;
  • de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagden] ;
  • de conclusie van antwoord na getuigenverhoor van [eisers] ;
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1. ’
[eisers] hebben de woning aan de [adres 1] in eigendom.
2.2.
[gedaagden] hebben sinds december 2011 de woning aan de [adres 2] te Alblasserdam in eigendom. [gedaagden] bewonen deze woning met hun drie jonge kinderen. is sinds december 2011. De woning van [gedaagden] is aan de voorzijde via een breed pad verbonden met de openbare weg, de [adres 3] . De achterzijde van het perceel van [gedaagden] grenst aan het perceel van [eisers]
2.3.
Op het perceel van [gedaagden] loopt een smalle strook grond, gelegen achter het perceel van [eisers] , die aansluit op een pad waarmee het perceel van [gedaagden] verbonden is met de [adres 4] . Dit pad bevindt zich op een strook gemeentegrond (hierna: de strook gemeentegrond). De strook gemeentegrond ligt tussen het perceel van [eisers] en dat van de [adres 5] in.
2.4.
Op 17 september 2014 hebben [eisers] en [gedaagden] een document ondertekend met de volgende inhoud:
“Familie [eiser 1] (…) is voornemens het stukje gemeentegrond gelegen tussen [adres 1] en [adres 5] , zoals partijen genoegzaam bekend, van de gemeente te kopen en bij hun tuin te betrekken. De zus van [eiser 1] ( [persoon 1] ) is voornemens het huis aan de [adres 5] (…) te kopen.
Familie [gedaagde 1] / [gedaagde 2] (…) gebruiken thans voornoemd stukje gemeentegrond om vanuit hun tuin – middels een looppad gelegen achter de tuin van [adres 1] – de openbare weg [adres 4] te bereiken.
Partijen hebben in onderling overleg afgesproken dat na aankoop van het stukje gemeentegrond [eiser 1] er voor zal zorgen dat de openbare weg voor [gedaagde 1] / [gedaagde 2] middels een door het [eiser 1] en de nieuwe bewoner van [adres 5] aan te leggen en onderhouden looppad bereikbaar zal blijven.
Om het verkooptraject van het stukje gemeentegrond aan te vangen ontvangt de gemeente graag een document waaruit de gezamenlijke overeenstemming blijkt”.
Dit document is mede ondertekend door de zus van [eiser 1] , [persoon 1] .
2.5.
Over de onttrekking van de strook gemeentegrond aan de openbaarheid is twee maal vergaderd door de gemeenteraad van de Gemeente. Tegen het voorgenomen besluit tot onttrekking is geen bezwaar gemaakt. Op 25 november 2014 heeft de Gemeente het besluit genomen de grond aan de openbaarheid te onttrekken.
2.6.
Bij brief van 27 november 2014 heeft de Gemeente [eisers] meegedeeld bereid te zijn de strook gemeentegrond te verkopen.
2.7.
Bij koopovereenkomst ondertekend op 11 december 2014 heeft de Gemeente de strook gemeentegrond verkocht aan [eisers] In de koopovereenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“overwegende dat:
(…)
° Gezien de ligging van de strook grond Koper en Gemeente zijn overeengekomen een erfdienstbaarheid van overpad te vestigen ten behoeve van [adres 2] .
(…)
Artikel 6. Aanvaarding en overdracht1. De notariële akte wordt verleden uiterlijk twee (2) maanden na ondertekening van onderhavige Overeenkomst of zoveel eerder of later als Partijen overeenkomen.
(…)
Artikel 11. Erfdienstbaarheden
1. Ter uitvoering van voormelde overeenkomst wordt in de notariële akte van overdracht inzake deze overeenkomst gevestigd de erfdienstbaarheid van overpad om op de minst bezwarende wijze te komen en gaan naar de openbare weg, te voet, eventueel tezamen met een klein motorisch of niet-motorisch voertuig, ten laste van het aan Koper geleverde perceel [adres 4] (…) en ten behoeve van de [adres 2] (…) zoals gearceerd op de bij deze overeenkomst behorende uitgiftetekening.
2. Het recht om te komen en gaan mag slechts worden uitgeoefend door de gerechtigde van [adres 2] .
3. Het is zowel de eigenaar van het heersend als het dienend erf niet toegestaan vervoersmiddelen of voorwerpen op het terrein te plaatsen waardoor de toegangsweg niet meer overeenkomstig voormeld recht kan worden gebruikt.
4. De eigenaar van het dienend erf is verplicht het dienend erf zodanig te onderhouden dat het gebruik als toegangsweg is gewaarborgd.
5. De kosten van het vestigen van de erfdienstbaarheid komen voor rekening van Koper.”
2.8.
Door [notaris] is op 16 april 2015 een conceptakte opgesteld voor de levering van de strook gemeentegrond van de Gemeente aan [eisers] en de vestiging van een erfdienstbaarheid ten laste van het erf van [eisers] en ten gunste van [gedaagden]
Deze akte luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
OMSCHRIJVING BIJZONDERE VOORWAARDEN, ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN
De verkoop, koop en levering is voorts – voorzover te dezen nog van belang – geschied onder de navolgende bepalingen, welke zijn neergelegd in voormelde grondverkoopovereenkomst, woordelijk luidende:
(…)
artikel 11 Erfdienstbaarheden
1. Ter uitvoering van voormelde overeenkomst wordt in de notariële akte van overdracht inzake deze overeenkomst gevestigd de erfdienstbaarheid van overpad om op de minst bezwarende wijze te komen van- en te gaan naar de openbare weg, te voet, eventueel tezamen met een klein motorisch of niet-motorisch voertuig ten laste van het aan Koper geleverde perceel [adres 4] , kadastraal bekend (…) een en ander zoals gearceerd is aangegeven op de bij deze overeenkomst behorende uitgiftetekening.
2. Het recht om te komen en te gaan mag slechts worden uitgeoefend door de gerechtigde van de [adres 2] .
3. Het is zowel de eigenaar van het heersend als dienend erf niet toegestaan vervoersmiddelen of voorwerpen op het terrein te plaatsen waardoor de toegangsweg niet meer overeenkomstig voormeld recht kan worden gebruikt.
4. De eigenaar van het dienend erf is verplicht het dienend erf zodanig te onderhouden dat het gebruik als toegangsweg is gewaarborgd.
5. De kosten voor het vestigen van de erfdienstbaarheid komen voor rekening van Koper.
(…)
VESTIGING ERFDIENSTBAARHEID(…)
VESTIGING ERFDIENSTBAARHEID VAN WEG
Ter uitvoering van de overeenkomst vestigen de Koper en partij [gedaagde 1] hierbij ten behoeve en ten laste van het verkochte en uitsluitend ten behoeve van het perceel [gedaagde 1] de hierna te omschrijven erfdienstbaarheid, welke vestiging zij over en weer jegens elkaar aanvaarden.
Artikel 1
Omschrijving erfdienstbaarheid
De erfdienstbaarheid van overpad om – uitsluitend voor particulier gebruik door de eigenaar van het perceel [gedaagde 1] en zijn gezin – ten laste van het verkochte en uitsluitend ten behoeve van het perceel [gedaagde 1] te komen van en te gaan naar de openbare weg, genaamd [adres 4] (…).
2.9.
Bij e-mailbericht van 21 maart 2015 heeft [gedaagden] het volgende aan [eisers] bericht:
“De afgelopen dagen hebben we goed nagedacht over onze meeting afgelopen donderdag met jullie en [getuige 1] . Wij zijn geschrokken van zijn houding ten opzichte van het recht van overpad en de rechten en plichten die hieraan verbonden zijn.
Juist alles risico’s die ik zie aan het recht van overpad die er nu zijn en in de toekomst zijn duidelijk naar voren gekomen. Het gebruik van het pad door bezoekers, en in de toekomst het gebruik met een brommertjes, gebruik van het pad in de avond/nacht, onderhoud van het pad, kosten voor onderhoud, recht van overpad voor toekomstige bewoners, etc. Wij hebben geen zin in discussies en conflicten met [getuige 1] , nu of in de toekomst, over het recht van overpad.
Daarom zijn we niet bereid om afscheid te doen van onze directe verbinding met de openbare weg.
Mochten er alternatieve oplossingen zijn zonder recht van overpad dan willen we hier graag over meedenken.”
2.10.
Bij brief van 30 juni 2015 heeft de Gemeente het volgende aan [eisers] bericht:
“U heeft met de eigenaar van het heersende erf geen overeenstemming weten te bereiken over de (invulling van de ) voorwaarden van het recht van erfdienstbaarheid. Een kortgeding heeft geen oplossing geboden en van het aanbod van mediation is geen gebruikt gemaakt. De verhouding tussen u en de familie lijkt ernstig verstoord.
In de overeenkomst is ten aanzien van de juridische overdracht bepaald dat de levering binnen twee maanden na ondertekening d.d. 12 december 2014 van de koopovereenkomst moet plaatsvinden tenzij partijen anders overeenkomen. Overdracht binnen de termijn van twee maanden is, als gevolg van het ontbreken van overeenstemming over de erfdienstbaarheid, tot op heden niet gebeurd. Evenmin zijn wij een andere termijn overeengekomen.
U zult begrijpen dat de gemeente de koopovereenkomst niet voor onbepaalde tijd in stand wil houden zonder dat de strook grond wordt overgedragen. In dit verband stellen wij u in de gelegenheid om binnen 4 weken na dagtekening van deze brief er voor zorg te dragen dat de levering alsnog plaatsvindt bij notariskantoor [notaris] . Uiteraard zal ook het recht van erfdienstbaarheid moeten worden gevestigd ten gunste van [adres 2] . Mocht dit niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd worden, dan wordt hierbij voor alsdan de koopovereenkomst ontbonden.
(…).”
2.11.
Bij dagvaarding van 29 april 2015 heeft [eisers] [gedaagden] in kort geding betrokken. ‘ [eisers] heeft in die procedure gevorderd [gedaagde 1] te veroordelen mee te werken aan de vestiging van de erfdienstbaarheid en voorts om aan [gedaagden] op voorhand een verbod op te leggen het pad onnodig te gebruiken. In die procedure heeft [gedaagden] een tegenvordering ingesteld, strekkende tot de verwijdering door [eisers] van de volgens [gedaagden] op de strook gemeentegrond door [eisers] geplaatste camera. Zowel de vordering in conventie als die in reconventie zijn door de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij vonnis van 13 mei 2015 afgewezen.

3.De vordering in conventie3.1. [eisers] heeft na wijziging van eis bij akte houdende vermeerdering van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:ten aanzien van [gedaagde 1] :Primair:te gebieden om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis mee te werken aan de uitvoering van de Overeenkomst door te compareren bij het passeren van de leveringsakte, tevens akte tot vestiging erfdienstbaarheid van weg, ten kantore van de [notaris] te Alblasserdam overeenkomstig diens concept gedateerd 16 april 2015 met dien verstande dat:I) ten aanzien van de voorwaarden waaronder van de weg gebruik mag worden gemaakt,primairwordt bepaald dat alleen de eigenaren van het perceel gelegen aan de [adres 2] (kadastraal bekend gemeente Alblasserdam, [kadasternummer] ) en de zijnen van het overpad gebruik mogen maken tenzij voor het gebruik door anderen voorafgaande schriftelijke toestemming is verstrekt door [eiser 1] en wel uitsluitend te voet en /of per (brom-) fiets en/of per motorfiets, zonder draaiende motor -en zonder het toebrengen van enigerlei hinder aan het dienende erf mag gebruiken en [gedaagden] te verbieden dat anderen dan [gedaagden] en de zijnen gebruik maken van dit (notarieel) te vestigen recht van overpad;subsidiairwordt bepaald dat die voorwaarden zijn zoals omschreven in de concept akte van [notaris] gedateerd 16 april 2015;

meer subsidiair:deze voorwaarden door de rechtbank worden bepaald;
II)
ten aanzien van de ligging van de wegprimairwordt bepaald dat de weg achter de tuinen van [adres 1] en [adres 5] zal lopen op een wijze als staat aangegeven in de kleur groen in productie 10;
subsidiair word bepaald dat de weg loopt op de wijze als omschreven in de conceptakte van [notaris] van 16 april 2015;
meer subsidiairwordt bepaald dat de weg loopt op de wijze als door de rechtbank te bepalen,
bij gebreke waarvan de rechtbank iedere medewerker van het kantoor van [notaris] afzonderlijk middels het in deze te wijzen vonnis aanwijst om in de plaats van [gedaagden] te mogen compareren bij het verlijden van voornoemde leveringsakte;
subsidiair:primair:[gedaagden] te gebieden om met [eisers] verder in onderhandeling te treden over de inhoud van de erfdienstbaarheid en de wijze waarop de erfdienstbaarheid zal worden gevestigd, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom ten bedrage van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro) voor iedere dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagden] niet aan dit gebod, zoals neergelegd in het door de rechtbank te wijzen vonnis, voldoet;
subsidiair:i) voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] zich jegens [eiser 1] schuldig heeft gemaakt aan schending van de precontractuele redelijkheid en billijkheid dan wel zich jegens [eisers] schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige daad door de onderhandelingen tussen partijen over de te vestigen erfdienstbaarheid niet voort te zetten;
ii) voor recht te verklaren dat [gedaagden] hierdoor schadeplichtig jegens [eisers] is geworden, en
iii) [gedaagden] te veroordelen tot vergoeding van de door [eisers] geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
primair en subsidiair:[gedaagden] te veroordelen in de kosten van dit geding en te bepalen dat [gedaagden] over de proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd is in het geval van niet tijdige betaling binnen 48 uur na betekening van het vonnis alsmede [gedaagden] te veroordelen in de kosten van de vertegenwoordiger, dan wel de kosten die gemaakt worden door inschrijving van het vonnis in het register, alsmede [gedaagden] te veroordelen in de nakosten in geval van niet-nakoming in der minne binnen 48 uur na betekening van het vonnis;
ten aanzien van de Gemeente:primair:1) voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst tussen de Gemeente c.s. en [eisers] niet door de buitengerechtelijke verklaring van de Gemeente van 30 juni 2015 is ontbonden;
2) de Gemeente te veroordelen de koopovereenkomst tussen haar en [eisers] na te komen door binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis te compareren bij het ten overstaan van [notaris] te Alblasserdam, of diens plaatsvervanger, passeren van dezelfde leveringsakte als [gedaagden] middels het te wijzen vonnis wordt veroordeeld te compareren, bij gebreke waarvan de rechtbank iedere medewerker van het kantoor van [notaris] afzonderlijk middels het in deze te wijzen vonnis aanwijst om in de plaats van de Gemeente te mogen compareren bij het verlijden van genoemde leveringsakte;
subsidiair:de Koopovereenkomst als ontbonden te verklaren zodra tussen [gedaagden] en [eisers] in rechte onherroepelijk vaststaat dat [gedaagden] niet gehouden is aan de overeenkomst uitvoering te geven of anderszins gehouden is mee te werken aan het vestigen van enig recht van overpad;
meer subsidiair:de koopovereenkomst tussen de Gemeente en [eisers] als ontbonden te verklaren zodra aan de door de rechtbank te bepalen voorwaarden is voldaan;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:de gemeente in de kosten van de procedure te veroordelen en te bepalen dat de Gemeente over de proceskosten de wettelijke rente verschuldigd is in het geval van niet tijdige betaling binnen 48 uur na betekening van het vonnis alsmede de Gemeente te veroordelen in de nakosten in geval van niet-nakoming in der minne binnen 48 uur na betekening van het vonnis.
3.2.
[gedaagden] voert verweer tegen de vorderingen. Op de inhoud van dat verweer wordt hierna, voor zover nodig, verder ingegaan.
3.3.
De Gemeente voert verweer tegen de vorderingen. Op de inhoud van het verweer wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De vordering in reconventie

4.1.
[gedaagden] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser 1] te bevelen binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis alle obstakels op perceel 6215 (de strook gemeentegrond; opmerking rechtbank) die de doorgang voor [gedaagden] van en naar de [adres 4] belemmeren te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel dat [eisers] hieraan niet voldoet met een maximum van € 100.000,-.
4.2. ’
[eisers] voert verweer tegen de vordering. Op dit verweer wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.5. De beoordeling in conventie

ten aanzien van [gedaagden]
5.1.
Dit geschil draait in de kern om de vraag of tussen [eisers] en [gedaagden] overeenstemming is bereikt over de vestiging van een erfdienstbaarheid van overpad ten gunste van [gedaagden] en zo ja, over welk tracé voor dat overpad [eisers] en [gedaagden] het eens zijn geworden.
Volgens [eisers] hebben zij en [gedaagden] overeenstemming bereikt over het vestigen van een recht van overpad via de route als weergegeven op de door [eisers] in het geding gebrachte kadastrale kaart overgelegd als productie 11. De wijze waarop [gedaagden] op grond van de op die kaart ingekleurde route de [adres 4] kan bereiken loopt niet via de strook grond die thans nog gemeentegrond is en die [eisers] van de Gemeente overgedragen wenst te krijgen, maar via de tuin van het perceel [adres 5] . Behalve dat het overpad via dat tracé zou lopen, is volgens [eisers] met [gedaagden] overeengekomen dat het recht van overpad alleen te voet en uitsluitend door de eigenaar van het perceel [adres 2] en zijn gezin gebruikt mocht worden.
5.2.
[gedaagden] hebben dit betwist, stellend dat zij met de ondertekening van de onderhandse akte van 17 september 2014 slechts desgevraagd te kennen hebben gegeven bereid te zijn eraan mee te werken dat de huidige situatie waarin sprake was van een openbaar pad waarlangs [gedaagden] de [adres 4] konden bereiken, aldus werd gewijzigd dat de strook gemeentegrond eigendom van [eisers] werd, mits daardoor de positie van [gedaagden] niet zou verslechteren. Volgens [gedaagden] is geen overeenstemming bereikt over een ander tracé van het pad noch over een beperking van de groep mensen die het pad mag gebruiken of de wijze waarop het pad gebruikt mag worden. Volgens [gedaagden] diende over de exacte invulling van de erfdienstbaarheid nog overlegd te worden tussen partijen.
5.3.
Ter comparitie van 1 december 2015 heeft de rechtbank mondeling vonnis gewezen. Daarbij is [eisers] opgedragen te bewijzen dat de onderhandse akte van 17 september 2014 een overeenkomst behelst waarbij [gedaagden] zich hebben verbonden medewerking te verlenen (na of aansluitend op de overdracht van de strook grond door de gemeente) aan de vestiging van een erfdienstbaarheid van overpad met een tracé als ingetekend op de kadastrale kaart overgelegd als productie 11 door [eisers] , met de beperking dat dit overpad uitsluitend als looppad door de (huidige of toekomstige) bewoners van het huis van [gedaagden] mag worden gebruikt.
5.4.
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft [eisers] getuigen voorgebracht. De getuigenverhoren hebben zich geconcentreerd op de bespreking die op 17 september 2014 in de woning van [eisers] plaatsvond. Bij die gelegenheid, zo staat vast tussen partijen, is de onderhandse akte van 17 september 2014 door [gedaagden] ondertekend.
5.5.
De eerste getuige die daarover heeft verklaard is [getuige 1] , de partner van de zus van [eisers] en bewoner van het buurhuis van [eisers] aan de [adres 5] . Hij heeft verklaard dat op die avond door hem een paraaf is gezet onder een stuk met afspraken over het overpad en over de koop van de woning door hem en de zus van [eiser 1] ( [persoon 1] ). Of dat productie 7 (de hier bedoelde onderhandse akte van 17 september 2014) is heeft [getuige 1] verklaard niet meer te weten. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat ook zijn broertje op die avond aanwezig was (vanwege problemen die [eisers] hadden met verfwerk waarnaar dat broertje zou kijken), en dat voorts [gedaagde 1] en [eiseres 2] aanwezig waren. Volgens [getuige 1] had [eiser 1] al een document opgesteld waarin het recht van overpad stond. [getuige 1] heeft verder verklaard: “
De akte had één pagina, die hebben we met zijn allen doorgenomen. Daarin stond onder andere het recht van overpad. We hebben afgesproken dat het nieuwe recht van overpad over mijn terrein zou lopen, dat was langs de sloot en voor mijn woning langs. Op de kaart staat dat niet helemaal juist ingetekend, het tracé moest dichter voorlangs mijn huis lopen, over het bestaande voetpad. [eiser 1]( [eiser 1] ; opmerking rechtbank)
had die avond ook een tekening gemaakt, waarop het tracé van het recht van overpad over mijn perceel staat ingetekend. Op die avond ging [gedaagde 1] grotendeels akkoord. [eiser 1] heeft nog een wijziging aangebracht op verzoek van [gedaagde 1] en toen hebben we met z’n allen ondertekend. U wijst mij erop dat onder de akte van Productie 7 mijn naam niet staat. Ik durf u niet te zeggen of op het stuk dat ik de avond heb ondertekend, mijn naam wel stond, ik ga ervanuit van wel.(…)
Misschien is het me die avond niet opgevallen welke naam er onder die akte stond. De anderen hebben dit blijkbaar ook niet gezien. We waren blij dat we er eruit waren. Na het tekenen hebben we nog een glaasje wijn gedronken.”
5.6.
Ook [getuige 2] heeft verklaard over de gebeurtenissen op de avond van 17 september 2014. Hij heeft verklaard op de bewuste avond onderhoudswerkzaamheden aan de wifi-installatie te hebben verricht in de woning van [eisers] , te weten in het kantoor “beneden”, dat via een open ruimte met binnentrap verbonden is met de woonkamer. Volgens [getuige 2] is die avond een kadastrale kaart op tafel - de tafel in de woonkamer - geweest. Hij heeft voorts verklaard: “
Ik kon de mensen aan de tafel zelf niet zien. Ik kon wel alles horen. Ik heb ook een aantal malen heen en weer gelopen tussen het kantoor, de woonkamer en meterkast. Later die avond heb ik die kaart ook zelf gezien, [eiser 1] heeft de kaart aan mij laten zien. (…)
Er was een goede sfeer die avond, volgens mij was iedereen blij dat het zo kon worden opgelost: het recht van overpad en de strook grond. Die avond is er ook een stuk ondertekend. (…).
5.7.
[persoon 2] , het door getuige [getuige 1] genoemde “broertje” heeft verklaard dat hij de avond van 17 september 2014 met zijn broer [getuige 1] in de woning van [eisers] was vanwege een schilderklus. [persoon 2] heeft verklaard die avond geen andere mensen dan [eisers] , [gedaagde 1] en zijn broer te hebben gezien. Over [getuige 2] heeft [persoon 2] verklaard: “
De meneer die zojuist samen met mij op de gang heeft gezeten om vandaag ook een verklaring af te leggen(…),
heb ik die avond niet gezien. Ik zie hem vandaag voor het eerst.” Verder heeft [persoon 2] , voor zover van belang, verklaard: “
Ik stond in de keuken bij het aanrecht, de anderen zaten aan tafel. Ik heb wel bijna een uur daar zo gestaan.
Over het gesprek dat die avond aan tafel is gevoerd, heb ik weinig tot niets meegekregen. Achteraf heb ik gehoord van mijn broer dat het over het overpad ging dat door de tuin van mijn broer zou lopen en dat dhr. [gedaagde 1] ging gebruiken met zijn gezin.(…)
Ik wist niet wat de plannen met het pad waren. Ik heb die avond toch iets meegekregen van het gesprek, maar ik vond het privézaken. Ik heb begrepen dat het over het overpad over de grond van mijn broer ging. Over de plannen van [eiser 1] met die grond heb ik die avond niets gehoord, dat heb ik later van [eiser 1] en mijn broer gehoord. U houdt mij voor de tweede alinea van mijn verklaring (productie 9). Wat daar staat over de plannen van de familie [eiser 1] om het straatje bij hun tuin te betrekken en de garage van mijn broer ook, heb ik die avond zelf niet gehoord, dat kan ik mij zo niet herinneren. Dat heb ik wel achteraf gehoord. Ik heb wel gezien dat er een stuk papier op tafel lag en dat daarover werd gepraat en dat dit ondertekend werd, ook door mijn broer.(…)
Een kadastrale kaart(…)
heb ik die avond niet gezien. (…) ik heb dhr [gedaagde 1] die avond zelf niets horen zeggen over de verkoop van het straatje, ik heb wel gehoord dat hij akkoord ging met het nieuwe overpad over de grond van mijn broer.”
5.8. ’
[eisers] heeft voorts [getuige 3] voorgebracht als getuige, de echtgenote van de onder 4.7 genoemde getuige [persoon 2] . Haar verklaring behelst niet veel meer dan dat zij niet precies weet wat er was afgesproken over het recht van overpad, dat haar man [persoon 2] op een avond bij thuiskomst vertelde dat [eiser 1] en [gedaagde 1] plannen aan het maken waren over het overpad en de strook grond. [getuige 3] heeft verklaard: “
[eiser 1] wilde die strook grond bij zijn perceel trekken en wilde dat het overpad over het perceel van mijn zwager, de broer van mijn man, zou lopen. Dat was het. Ik heb me altijd wat afzijdig gehouden van deze kwestie. Ik heb wel een keer met mevrouw [gedaagde 2] over deze kwestie gesproken. Ik heb toen van haar begrepen dat zij wel wist hoe het nieuwe overpad zou komen te lopen over het perceel van de broer van mijn man.”
5.9.
De zus van [eiser 1] , [persoon 1] , echtgenote van [getuige 1] en (inmiddels) bewoner van de [adres 5] , heeft verklaard dat [eiser 1] het mogelijk heeft gemaakt dat zij en [getuige 1] de woning aan de [adres 5] kochten en dat [eiser 1] daarbij als voorwaarde heeft gesteld dat het recht van overpad over het perceel [adres 5] zou gaan lopen. [persoon 1] heeft verklaard dat volgens haar informatie bij het gesprek in het huis van [eisers] waar toen [getuige 1] , [persoon 2] , [eisers] en [gedaagde 1] aanwezig waren en zij zelf niet, [gedaagde 1] akkoord heeft gegeven op een recht van overpad over het perceel [adres 5] en dat [getuige 1] haar dat later die avond heeft verteld. D.M.A. [eisers] heeft verder verklaard over besprekingen die daarna nog hebben plaatsgevonden met [gedaagden] over de het recht van overpad. Die gesprekken liepen volgens [eisers] erop stuk dat [getuige 1] meende dat het over een looppad ging, terwijl [gedaagden] meende dat zij het pad onbeperkt mochten gebruiken evenals hun bezoekers. Zij heeft voorts verklaard: “
Dit stuk(de onderhandse akte van 17 september 2014; opmerking rechtbank)
bevat de afspraak die wij met elkaar (dus ook met de familie [gedaagde 1] ) hebben gemaakt over het recht van overpad over het door ons te kopen perceel. Over de concrete uitwerking van het recht van overpad zouden we nog met elkaar praten. Wij gingen uit van een looppad over het bestaande pad voor ons huis langs, alleen bestemd voor de familie [gedaagde 1] . Wij hadden ‘overpad’ opgezocht op google en daaruit hadden wij opgemaakt dat het alleen over bewoners zou gaan. En wij hadden informatie dat de familie [gedaagde 1] maar een beperkt gebruik van het bestaande overpad maakte, alleen om de kinderen naar school te brengen. En in het contract stond ‘looppad’. Tijdens de afspraak bij ons thuis na de verhuizing (dus omstreeks maart 2015) bleek ons dat de familie [gedaagde 1] meer eisen had, zoals het gebruik van brommers en toegang voor anderen dan de familie zelf. Daar zijn we niet uitgekomen.(…)
De angel van de kwestie is denken wij dat wij zijn uitgegaan van een looppad met een beperkt gebruik en de familie [gedaagde 1] is uitgegaan van een onbeperkt gebruik”
5.10. ’
[eisers] heeft tenslotte [eiseres 2] doen horen als getuige. Zij heeft, voor zover hier van belang, als volgt verklaard: “
Het gebruik van het bestaande pad door de familie [gedaagde 1] was heel beperkt, het ging over kinderen die naar school werden gebracht en soms met verjaardagen familiebezoek. (…)
Op die avond in september 2014, toen het contract is getekend(de onderhandse akte van 17 september 2014; opmerking rechtbank)
was alles rond, dat wil zeggen er zou een nieuw looppad over de grond van [persoon 1]( [persoon 1] ; opmerking rechtbank)
en [getuige 1] komen. [getuige 1] wist precies hoe het zat, hij was erbij. De heer [gedaagde 1] was er ook bij en heeft toen niets gezegd over nadere eisen. Het was volledig duidelijk voor alle betrokken, [getuige 1] , meneer [gedaagde 1] en ons dat het om een looppad zou gaan. Het klopt dat [getuige 2] die avond ook in huis was, hij was in de kelder bezig met de computer en de kelder staat in open verbinding met de keuken, waar wij met z’n allen aan tafel zaten. Dat het die avond in maart 2015, toen wij bij [getuige 1] en [persoon 1] thuis samen met hen en met de familie [gedaagde 1] hebben gesproken over de uitwerking van het recht van overpad is misgegaan, heeft ons overvallen. Wij hadden niet verwacht dat de familie [gedaagde 1] met nadere eisen zou komen. Wij gingen er vanuit dat het rond was, anders waren we niet tot de aankoop van het perceel van [persoon 1] en [getuige 1] overgegaan, er stond een handtekening onder het contract, wij gingen ervan uit dat het goed was. De familie [gedaagde 1] was immers in september 2014 akkoord gegaan met een looppad over het perceel waar [persoon 1] nu woont. Ik meen dat de familie [gedaagde 1] die avond in september 2014, toen het contract was gesloten, akkoord is gegaan met een voortzetting van het bestaande gebruik, maar dan over een ander pad. Dat is die avond in september niet uitdrukkelijk zo besproken, de precieze uitwerking van het recht van overpad is die avond in september 2014 niet aan de orde gekomen.(…)
Wij hebben in september 2014 toen het contract is ondertekend besproken dat het om een looppad zou gaan langs het huis van [persoon 1] en [getuige 1] en voorlangs het huis.
5.11.
Uit deze verklaringen volgt dat op de avond van 17 september 2014 is gesproken over het recht van overpad, dat daarbij het tracé via de tuin van [adres 5] aan de orde is geweest en dat [eiser 1] , [gedaagde 1] en (vermoedelijk) [getuige 1] bij die gelegenheid hun handtekening hebben gezet onder de onderhandse akte van 17 september 2014. Voorts komt uit de verklaringen naar voren dat met [gedaagde 1] die avond is besproken dat het idee bestond om het recht van overpad via het tracé als weergegeven op de kadastrale kaart overgelegd als productie 7 te laten lopen. Daarbij is de term “looppad” is gebruikt. Dat [gedaagden] op die avond akkoord is gegaan met het vestigen van een erfdienstbaarheid conform het tracé van productie 7 en met de beperking dat dat een looppad uitsluitend voor de bewoners van de woning aan de [adres 2] zou zijn volgt uit de verklaringen niet. Dat [gedaagden] daar bij een andere gelegenheid mee akkoord zijn gegaan volgt evenmin uit de verklaringen. Uit de verklaringen volgt immers dat partijen uiteenlopende visies bleken te hebben over de invulling van het recht van overpad en het daarover niet met elkaar eens zijn geworden. Uit de getuigenverklaringen rijst het beeld dat op de avond van 17 september 2014 duidelijk is geworden dat [gedaagde 1] welwillend was om mee te werken aan een verandering van de situatie waarbij de toegang tot de [adres 4] in plaats van via een openbaar pad via een erfdienstbaarheid over een buurperceel zou gaan lopen en dat partijen er op grond van dat gesprek vanuit gingen dat zij daarover later in detail overeenstemming zouden bereiken. [persoon 1] heeft letterkijk verklaard dat over de concrete uitwerking nog zou worden gepraat. Dat rechtvaardigt de conclusie dat met de onderhandse akte van 17 september 2014 geen perfecte overeenstemming is bereikt tussen [eisers] en [gedaagden] over het tracé en de voorwaarden van een te vestigen erfdienstbaarheid.
5.12.
De verklaring van [gedaagde 1] in contra-enquête ondersteunt voorgaande conclusie. [gedaagde 1] heeft verklaard dat op de avond van 17 september 2014 is gesproken over allerlei scenario’s voor het bewerkstelligen van toegang tot de [adres 4] vanaf het perceel van [gedaagden] , ook het voorstel voor een overpad via het buurperceel van [adres 5] en dat hij aan [eiser 1] toen heeft gevraagd:
“hoe gaan we dit doen? [eiser 1] zei dat we dit later nog in detail konden afspreken. Ik heb toen gevraagd: [eiser 1] , is dit nu al de officiële overeenkomst? Hij zei toen: de officiële documenten moeten allemaal nog bij de notaris worden opgesteld. Dat gaf tijd om nog over alle details afspraken te maken. Het document dat die avond voor lag was uitsluitend bedoeld om het gesprek met de gemeente te starten. Er zou nog een definitieve overeenkomst bij de notaris komen. Ik begreep dat dit document een soort intentieverklaring was.”
De verklaringen bezien in onderlinge samenhang rechtvaardigen de conclusie dat [gedaagden] op de avond van 17 september 2014 zich bereid heeft getoond over een wijziging van de situatie waarin een recht van overpad gevestigd zou worden verder te praten. Nu niet is gebleken dat over de concrete uitwerking van een dergelijk recht van overpad overeenstemming is bereikt, kan het document van 17 september 2014 niet anders worden geduid dan als een intentieovereenkomst om daarover verder te praten. Vast staat dat partijen daarna onderhandeld hebben, maar niet tot overeenstemming zijn gekomen.
5.13.
De rechtbank oordeelt dan ook dat [eisers] niet is geslaagd in het hen opgedragen bewijs. Dat betekent dat de vorderingen van [eisers] erop gericht dat [gedaagden] meewerken aan het vestigen van de erfdienstbaarheid op de door [eisers] voorgestane wijze moeten worden afgewezen.
Nu tussen partijen op 17 september 2014 geen overeenstemming is bereikt over het vestigen van een erfdienstbaarheid en de onderhandse akte van dezelfde datum niet anders kan worden gezien dan als intentieovereenkomst om daarover verder te praten, is er evenmin plaats voor het vaststellen door de rechtbank van de inhoud van de erfdienstbaarheid. Dat wordt niet anders doordat [gedaagden] geen bezwaar hebben gemaakt tegen de relevante besluiten van de Gemeente en niet zijn ingegaan op de aan hen door ‘ [eisers] en/of [notaris] toegestuurde stukken. Tussen partijen is op 17 september 2014 geen overeenstemming bereikt. De enkele omstandigheid dat [gedaagden] vervolgens niet op bepaalde documenten hebben gereageerd, is onvoldoende om de conclusie te kunnen dragen dat [eisers] er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat [gedaagden] instemden met een erfdienstbaarheid conform de inhoud van die stukken.
5.14.
Bij conclusie na enquête heeft [eisers] de grondslag van haar vorderingen nog aangevuld met de stelling dat partijen het in elk geval eens waren over een tracé dat het voor [eisers] mogelijk maakte het stuk gemeentegrond bij zijn tuin te trekken zonder dat [gedaagden] daarover zouden lopen. Voor zover in het stadium waarin de procedure zich bevindt nog plaats is voor een aanvulling van grondslagen, geldt dat ook op grond van deze grondslag geen van de vorderingen van [eisers] toewijsbaar is. Er is geen perfecte overeenkomst tot stand gekomen tussen partijen. Voor aanvulling van een leemte door de rechtbank is reeds daarom geen plaats. Daarbij komt dat niet vast is komen te staan dat [gedaagden] er op zich akkoord mee waren dat het overpad een andere route zou krijgen dan via het openbare pad.
5.15.
Ook de vorderingen van [eisers] strekkende tot het verder onderhandelen over de inhoud van de erfdienstbaarheid en het vaststellen van de onrechtmatigheid van het afbreken van de onderhandelingen moeten worden afgewezen. Vast staat, beide partijen verklaren daar immers over, dat [eisers] en [gedaagden] na 17 september 2014 bij meerdere gelegenheden verder gesproken hebben met elkaar (en [getuige 1] en [persoon 1] ) over de inhoud van de erfdienstbaarheid. Voorts zijn pogingen tot mediation ondernomen. Dat heeft niet tot overeenstemming geleid. Van onrechtmatig afbreken van onderhandelingen of een verplichting tot dooronderhandelen is onder die omstandigheden geen plaats.
5.16. ’
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van [gedaagden] gevallen proceskosten. Dat komt neer op € 285,- aan vastrecht en op
€ 1.582,- aan salaris voor de advocaat, gebaseerd op 3,5 punten van liquidatietarief II, in totaal derhalve € 1.867,-.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.
ten aanzien van de Gemeente
5.17.
De overeenkomst tussen [eisers] en de Gemeente bevat een bepaling dat de notariële akte tot levering van de strook gemeentegrond uiterlijk twee maanden na het sluiten van de koopovereenkomst (op 11 december 2014) tussen de Gemeente en [eisers] moest worden verleden, “
of zoveel eerder of later als Partijen overeenkomen”. Vast staat voorts dat de Gemeente als voorwaarde voor het overdragen van de strook grond aan [eisers] stelde dat [eisers] met [gedaagden] overeenstemming zouden bereiken over een recht van overpad. Die overeenstemming is niet bereikt, ook niet nadat de Gemeente op haar kosten mediation heeft aangeboden. De Gemeente kon en mocht dan ook bij brief van 13 juli 2015 [eisers] een termijn van vier weken geven om de strook gemeentegrond alsnog overgedragen te krijgen, onder gelijktijdige vestiging van een erfdienstbaarheid ten gunste van [gedaagden] , bij gebreke waarvan buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst zou volgen. Vast staat dat [eisers] niet binnen die termijn de strook gemeentegrond hebben afgenomen van de Gemeente. [eisers] zijn daarmee in verzuim geraakt en ontbinding van de koopovereenkomst door de Gemeente is onder die omstandigheden toegestaan. De rechtbank deelt niet het standpunt van [eisers] dat van tekortschieten aan hun zijde geen sprake is omdat het [gedaagden] zijn die weigeren mee te werken. Voor zover dat tekortschieten [eisers] niet kan worden toegerekend, laat dat de mogelijkheid tot ontbinding door de Gemeente onverlet; voor ontbinding is niet nodig dat de tekortkoming toerekenbaar is. Van een ontbinding niet rechtvaardigende tekortkoming is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De Gemeente voert terecht aan dat van haar niet kan worden verwacht de koopovereenkomst in stand te laten totdat onherroepelijk vast staat dat [gedaagden] niet hoeven mee te werken aan de vestiging van de erfdienstbaarheid. Nu overeenstemming tussen [eisers] en [gedaagden] ver te zoeken is en niet te verwachten valt dat dat op korte termijn verandert, en dat nu juist een voorwaarde was voor de Gemeente om tot verkoop van de strook gemeentegrond over te gaan, mocht de Gemeente onder de gegeven omstandigheden overgaan tot ontbinding van de koopovereenkomst.
5.18.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [eisers] jegens de Gemeente worden afgewezen.
[eisers] worden veroordeeld in de aan de zijde van de Gemeente gevallen proceskosten, te weten € 613,- aan vastrecht en € 452,- aan salaris voor de advocaat gebaseerd op één punt van liquidatietarief II, in totaal derhalve € 1.065,-. De gevorderde nakosten en wettelijke rente daarover zullen worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
[gedaagden] vordert in reconventie dat [eisers] alle door hen daar geplaatste obstakels van de strook gemeentegrond verwijderen en verwijderd houden.
Uit de door [gedaagden] overgelegde foto’s van de situatie ter plaatse volgt dat het gaat om een aantal afvalcontainers en de auto van [eisers]
6.2. ’
heeft bij antwoord aangevoerd dat de auto daar reeds sinds lange tijd door hen geparkeerd wordt, nog voordat de aankoop van de strook gemeentegrond aan de orde was, en dat [gedaagden] daar nooit over hebben geklaagd voordat de geschillen tussen partijen over het recht van overpad rezen. Volgens [eisers] is van hinder geen sprake en kunnen [gedaagden] de strook gemeentegrond gebruiken op de gebruikelijke wijze, daargelaten dat volgens [eisers] aan [gedaagden] geen vordering toekomt tot verwijdering van obstakels van een stuk grond dat aan de Gemeente toebehoort.
6.3.
Op hetgeen [eisers] bij antwoord hebben aangevoerd hebben [gedaagden] niet gereageerd. Van [gedaagden] had verwacht mogen worden dat nader werd ingegaan op de vraag in hoeverre [gedaagden] worden gehinderd door de aanwezigheid van de bedoelde afvalcontainers en auto. Bij gebreke daarvan is niet komen vast te staan dat [gedaagden] door de betreffende containers en auto worden belemmerd in het gebruik van de strook gemeentegrond dat zij daarvan normaal plegen te maken.
6.4.
De vordering zal om die reden worden afgewezen, met veroordeling van [gedaagden] in de aan de zijde van [eisers] gevallen proceskosten, neerkomend op € 452,- aan salaris voor de advocaat gebaseerd op één punt van liquidatietarief II. De gevorderde nakosten en wettelijke rente daarover zullen worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.

7.De beslissing

De rechtbank,
in conventie:
ten aanzien van [gedaagden] :
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisers] in de tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagden] gevallen proceskosten ad € 1.867,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is gewezen tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [eisers] in de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten), aan de zijde van [gedaagden] bepaald op € 131,00 aan salaris voor de advocaat en verhoogd met € 68,00 ingeval van betekening, waarbij die verhoging slechts verschuldigd is indien [eisers] 14 dagen na aanschrijving de tijd hebben gehad om in der minne aan dit vonnis te voldoen,
bepaalt met betrekking tot de (na)kosten, behoudens voor wat betreft de eventuele verhoging met € 68,00 ingeval van betekening, dat [eisers] deze dienen te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en veroordeelt [eisers] , voor het geval voldoening van die (na)kosten binnen die termijn niet plaatsvindt, tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over die (na)kosten te rekenen vanaf het verstrijken van voornoemde termijn voor voldoening;
ten aanzien van de Gemeente:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisers] in de tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente gevallen proceskosten ad € 1.065,-;
veroordeelt [eisers] in de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten), aan de zijde van de Gemeente bepaald op € 131,00 aan salaris voor de advocaat en verhoogd met € 68,00 ingeval van betekening, waarbij die verhoging slechts verschuldigd is indien [eisers] 14 dagen na aanschrijving de tijd hebben gehad om in der minne aan dit vonnis te voldoen,
bepaalt met betrekking tot de (na)kosten, behoudens voor wat betreft de eventuele verhoging met € 68,00 ingeval van betekening, dat [eisers] deze dienen te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en veroordeelt [eisers] , voor het geval voldoening van die (na)kosten binnen die termijn niet plaatsvindt, tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over die (na)kosten te rekenen vanaf het verstrijken van voornoemde termijn voor voldoening;
in reconventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagden] in de tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eisers] gevallen proceskosten ad € 452,-;
veroordeelt [gedaagden] in de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten), aan de zijde van ‘ [eisers] bepaald op € 131,00 aan salaris voor de advocaat en verhoogd met € 68,00 ingeval van betekening, waarbij die verhoging slechts verschuldigd is indien [gedaagden] 14 dagen na aanschrijving de tijd hebben gehad om in der minne aan dit vonnis te voldoen,
bepaalt met betrekking tot de (na)kosten, behoudens voor wat betreft de eventuele verhoging met € 68,00 ingeval van betekening, dat [gedaagden] deze dienen te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en veroordeelt [gedaagden] , voor het geval voldoening van die (na)kosten binnen die termijn niet plaatsvindt, tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over die (na)kosten te rekenen vanaf het verstrijken van voornoemde termijn voor voldoening;
in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen betreft uitvoerbaat bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in tegenwoordigheid van mr. S. Lankhaar, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2018.
1861/2504