ECLI:NL:RBROT:2018:4330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
10/691184-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen door een minderjarige

Op 15 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De zaak vond plaats in het kader van een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte was betrokken bij een geweldsincident op 18 november 2017, waarbij hij samen met anderen de aangever, [naam slachtoffer 1], heeft geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een groep die de aangever ernstig letsel toebracht. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden en een taakstraf van 50 uur, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit en verklaarde het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. De rechtbank oordeelde dat het geweld niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, maar dat de verdachte wel schuldig was aan openlijke geweldpleging. De rechtbank legde een taakstraf op, bestaande uit een leerstraf So Cool, en bepaalde dat de verdachte zich aan bepaalde voorwaarden moest houden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld, en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/691184-17
Datum uitspraak: 15 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2002 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
doch verblijvende op het adres:
[verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] ,
raadsman mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 1 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder feit 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden met aftrek van voorarrest, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met algemene en bijzondere voorwaarden, onder meer inhoudende dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en dat de verdachte naar school zal blijven gaan;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf So Cool (verlengd) voor de duur van 50 (vijftig) uur, subsidiair 25 (vijfentwintig) dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 2 primair ten laste gelegde en een bewezenverklaring van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde.
4.1.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat zowel het onder feit 2 primair alsook het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu niet vast is komen te staan dat aan de betreffende scooter schade is ontstaan.
4.1.3.
Conclusie
Het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging/officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde in verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdediging heeft daartoe betoogd dat geen sprake is geweest van kalm en rijp beraad; het geweld ontstond plotseling en de verdachte heeft daaraan meegedaan. Het enkele sturen van berichten voorafgaande aan de gebeurtenis, maakt niet dat sprake was van een vooropgezet plan. De verdediging heeft voorts betoogd dat het gebeurde kan worden geduid als openlijke geweldpleging, zoals subsidiair aan de verdachte ten laste is gelegd.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt allereerst vast dat de aangever op 18 november 2017 door geweld ernstig letsel is toegebracht door een groep van meerdere personen. De verdachte maakte, blijkens zijn eigen verklaring, en zoals te zien is op de camerabeelden, deel uit van de groep die het geweld heeft toegepast. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het geweld zoals dat heeft plaatsgevonden kan worden gekwalificeerd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, met voorbedachte raad en of het opzet van de verdachte daarop ook gericht was.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Dat het geweld ernstig van aard is geweest, staat buiten kijf. Dit is af te leiden uit onder andere de aangifte, alsook de camerabeelden zoals die ter zitting zijn getoond. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat het tegen de aangever gepleegde geweld zodanig is geweest dat dit zwaar lichamelijk letsel zou kunnen opleveren. Nu hiervan geen sprake is, kan ook niet worden gezegd dat de kans op dergelijk letsel aanmerkelijk is en dat de verdachte door te handelen zoals hij heeft gedaan samen met zijn medeverdachten, bewust die kans heeft aanvaard.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de gebeurtenis op 18 november 2017 zoals die heeft plaatsgehad naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden gekwalificeerd als openlijke geweldpleging. Uit de berichten die de verdachte heeft gestuurd aan getuige [naam getuige] kan weliswaar worden afgeleid dat mogelijk sprake is geweest van een vooropgezet plan om geweld te plegen tegen de aangever.
De rechtbank acht deze omstandigheden echter onvoldoende om te concluderen dat sprake is geweest van een vooropgezet plan om gezamenlijk de aangever zwaar te mishandelen. Wel heeft de verdachte actief deelgenomen aan de openlijke geweldpleging en een significante bijdrage daaraan geleverd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd, het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte dient van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder feit 1 primair ten laste gelegde is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Wel bewezen is het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. Subsidiair,
hij op 18 november 2017 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Sportsingel, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het meermalen slaan en/of stompen en/schoppen tegen/in het gezicht en lichaam en linkerbeen van die [naam slachtoffer 1] waardoor en/of nadat die [naam slachtoffer 1] ten val was gekomen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

2.Subsidiair,

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
Verdachte was ten tijde van het gepleegde feit 15 jaar.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen. De aangever was door één van de medeverdachten gevraagd om mee te lopen om een gesprek te voeren. Vervolgens heeft de medeverdachte een klap uitgedeeld aan de aangever, waarna de verdachte en de andere medeverdachte zich bij de vechtpartij voegden. De verdachten hebben de aangever geschopt en geslagen, ook toen hij al op de grond lag. De verdachte heeft zich niet kunnen beheersen en heeft actief deelgenomen aan het gepleegde geweld. Niet alleen door zelf geweld te gebruiken, maar ook door op te ruien. De rechtbank acht het gedrag en de handelwijze van de verdachte onaanvaardbaar.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld, lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen dragen. Daarnaast draagt openlijk geweld bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage en verklaringen van deskundige(n) op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 februari 2018.
De Raad heeft geadviseerd aan de verdachte een leerstraf (So Cool) op te leggen. Daarnaast heeft de Raad geadviseerd een voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met algemene en bijzondere voorwaarden, onder meer inhoudende dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering) en een meldplicht en dat de verdachte op een positieve wijze zijn schoolgang voortzet. Aan de jeugdreclassering dient de opdracht te worden gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De jeugdreclassering kan de verdachte tevens begeleiden bij het vinden van een gestructureerde vrijetijdsbesteding en bezien in hoeverre in de thuissituatie van de verdachte hulpverlening dient te worden ingezet.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting aangevuld dat het van belang is de ouders van de verdachte te betrekken bij de uitvoering van de leerstraf en verder dat duidelijkheid komt over de thuissituatie van de verdachte, nu dit mede van invloed is op het gedrag en de gemoedstoestand van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
De rechtbank houdt bij de hoogte van de op te leggen straf rekening met de omstandigheid dat de verdachte gedeeltelijk wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde en de rol die de verdachte was toegedaan ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht allereerst gelet op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een taakstraf, bestaande uit de leerstraf So Cool (verlengd) aangewezen, zodat de verdachte zijn vaardigheden kan vergroten en kan leren minder beïnvloedbaar te zijn voor eventuele antisociale vrienden. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verdachte gebaat is bij voortzetting van de begeleiding van de jeugdreclassering. De rechtbank zal daarom naast voornoemde leerstraf ook een voorwaardelijke werkstraf opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
26 (zesentwintig) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
13 (dertien) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf, bestaande uit een werkstraf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een leerstraf voor de duur van
50 (vijftig) uur,waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject So Cool (verlengd) van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Benaissa en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen om
al dan niet met voorbedachte rade, al dan niet na rijp beraad en rustig
overleg, aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
(meermalen) tegen/in het/de gezicht en/of hoofd en/of lichaam en/of
(linker)be(e)n(e) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt (waardoor en/of
nadat die [naam slachtoffer 1] ten val was gekomen),
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, de Sportsingel,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het (meermalen) slaan en/of stompen en/of schoppen
en/of trappen en/of duwen tegen/in het/de gezicht en/of hoofd en/of lichaam
en/of (linker)be(e)n(en) van die [naam slachtoffer 1] (waardoor en/of nadat die [naam slachtoffer 1] ten
val was gekomen);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 november 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen misdrijf om
een scooter (merk: Kymco) die geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking,
- met een voorwerp (een) handeling(en) heeft verricht bij de kap van die
scooter en/of
- ( met kracht) aan het stuur van die scooter heeft getrokken (terwijl er een
voet/been tegen het zadelframe was geplaatst),
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (merk: Kymco), die geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan
[naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht