In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderden eisers in kort geding de ontruiming van een schuur die door gedaagden werd gebruikt. Eisers, die sinds 27 juli 2016 eigenaar zijn van een pand in Schiedam, stelden dat gedaagden zonder recht gebruik maakten van de schuur, die op hun grond was gebouwd. Gedaagden, eigenaar van een aangrenzend pand sinds 27 augustus 1998, voerden aan dat zij de schuur en de grond waarop deze staat door bevrijdende verjaring in eigendom hadden verkregen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat gedaagden zonder recht gebruik maakten van de schuur. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering tot ontruiming moest worden afgewezen, omdat niet met grote mate van waarschijnlijkheid kon worden verwacht dat in een bodemprocedure zou worden geoordeeld dat gedaagden onrechtmatig gebruik maakten van de schuur. De rechtbank overwoog dat de verjaringstermijn van twintig jaar was verstreken en dat gedaagden mogelijk als bezitter van de schuur konden worden aangemerkt. De vordering van eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.