ECLI:NL:RBROT:2018:4271

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
1 juni 2018
Zaaknummer
10/996766-13 (ontnemingsvonnis)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit witwassen van bitcoins

In het onderzoek ‘IJsberg’ heeft de rechtbank Rotterdam op 30 mei 2018 een vonnis gewezen in een ontnemingszaak met betrekking tot het witwassen van bitcoins. De rechtbank heeft gevangenisstraffen opgelegd aan verschillende verdachten, variërend van 6 maanden tot 6 jaar. Een van de verdachten was ook betrokken bij de handel in 21 kilo harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die als geldezel fungeerde, zijn bankrekeningen ter beschikking stelde voor de bitcoinhandel van een medeverdachte. De vordering van de officier van justitie, mr. C.E.J. Backer, betrof een bedrag van € 472.540,64, dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft betoogd dat de ontnemingsvordering afgewezen moet worden, en heeft een lager bedrag van € 336.487,90 voorgesteld als het mogelijke handelsvolume van besmette bitcoins. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 181.206,02 bedraagt, en heeft de veroordeelde verplicht tot betaling van dit bedrag aan de staat. De beslissing is gebaseerd op de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde en de wettelijke voorschriften van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/996766-13
Uitspraakdatum: 30 mei 2018
Tegenspraak

Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] ( [geboorteland veroordeelde] ) op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
feitelijk verblijvende op het adres
[verblijfadres veroordeelde] , [verblijfplaats veroordeelde] ( [land van verblijf veroordeelde] ),
bijgestaan door mr. R.J. van Eenennaam, advocaat te ’s-Gravenhage.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13, 17, 18 en 19 april en 30 mei 2018.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 30 mei 2018 is de veroordeelde veroordeeld wegens onder meer het hierna te noemen strafbare feit.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. C.E.J. Backer, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van
€ 472.540,64,-.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.
STANDPUNT VERDEDIGING
De raadsman heeft zich, in het verlengde van de in de hoofdzaak bepleite integrale vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het mogelijke handelsvolume van besmette bitcoins naar de wallet van de veroordeelde maximaal € 336.487,90 bedraagt. Verder dient de marge die bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gehanteerd, lager te zijn dan de 8% waar het Openbaar Ministerie van uitgaat. Daarnaast dient bij de berekening in aanmerking te worden genomen dat de veroordeelde (1) ook bitcoins heeft verkocht aan Bitsend en medeveroordeelde [naam medeveroordeelde 2] onder de marktwaarde, (2) de winst uit zijn bitcoinhandel deelde met [naam medeveroordeelde 1] en [naam medeveroordeelde 3] en (3) reiskosten heeft gemaakt ten behoeve van de cashverkoop.
STRAFBARE FEIT WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Blijkens voormeld vonnis van 30 mei 2018 is de veroordeelde onder meer veroordeeld ter zake
van:

medeplegen van gewoontewitwassen.

In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat dit feit door de veroordeelde is begaan.
BEOORDELING EN BEREKENING WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Op 26 juli 2016 heeft [naam opsporingsambtenaar] , opsporingsambtenaar bij de Belastingdienst/FIOD, een rapport opgesteld betreffende het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ontnemingsrapportage. [1]
De rechtbank heeft bovendien de beschikking gehad over het volledige dossier van de strafzaak.
Voordeel
De ontnemingsmaatregel beoogt een veroordeelde in de vermogenspositie te brengen waarin hij verkeerde voor het plegen van het strafbare feit waaruit hij voordeel heeft gekregen. Mede gelet hierop dient bij de bepaling van het voordeel te worden uitgegaan van het voordeel dat de veroordeelde in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het behaalde voordeel als volgt.
Berekening opbrengst
De veroordeelde is bij voormeld vonnis van 30 mei 2018 veroordeeld ter zake van het witwassen van 36.046,794 bitcoins met een beurskoerswaarde van € 4.011.184,44.
Winstmarge
De rechtbank heeft in dat vonnis vastgesteld dat de veroordeelde bij de inkoop van de bitcoins een koers hanteerde die 6 % onder de marktprijs lag en dat de totale kosten bij verkoop van die bitcoins maximaal 1% bedroegen.
Overige kosten
Uit het dossier IJsberg blijkt dat [naam medeveroordeelde 1] en [naam medeveroordeelde 3] door de verdachte werden ingeschakeld om geld te pinnen en dat zij daar een beperkte vergoeding voor kregen. Uit het proces-verbaal Zaaksoverzicht Z10 G. [naam medeveroordeelde 1] (p. 33) blijkt dat de FIOD er vanuit gaat dat zij 1% mochten houden van de gepinde bedragen. Blijkens DOC-658a heeft [naam medeveroordeelde 1] € 1.394.610,- gepind en [naam medeveroordeelde 3] € 540.710,-. De rechtbank zal daarom 1% van deze bedragen in mindering brengen op het voordeel.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om de overige door de raadsman opgevoerde kostenposten in mindering te brengen op het verkregen voordeel nu deze onvoldoende zijn onderbouwd c.q. niet gespecificeerd zijn.
Totaal verkregen voordeel
Het verkregen voordeel komt daarmee in totaal uit op:
Inkomsten
Beurskoerswaarde
€ 4.011.184,44
Kosten verkoop
€ 40.111,84
Opbrengst
€ 3.971.072,60
Inkooprijs(94% van beurskoers)
€ 3.770.513,37
Brutowinst
€ 200.559,22
Kosten
[naam medeveroordeelde 1] (1% van
€ 1.394.610,00)
€ 13.946,10
[naam medeveroordeelde 3] (1% van
€ 540.710,00)
€ 5.407,10
Voordeel
€ 181.206,02
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
De veroordeelde zal dus worden verplicht tot betaling aan de staat van een bedrag van
€ 181.206,02.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 181.206,02(zegge: honderdeenentachtig duizend twee honderd zes euro en twee cent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van op
€ 181.206,02(zegge: honderdeenentachtig duizend twee honderd zes euro en twee cent).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
mr. W.J.M. Diekman en mr. I.W.M. Laurijssens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 mei 2018.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel transactieberekening ex artikel 36e 2e lid Sr [naam veroordeelde] met nummer FIN-010.