ECLI:NL:RBROT:2018:4263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
1 juni 2018
Zaaknummer
10/660674-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Volledig ontoerekeningsvatbare verdachte krijgt terbeschikkingstelling na mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard, wat leidde tot de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op 8 december 2016 in Capelle aan den IJssel twee slachtoffers had mishandeld, niet strafbaar was vanwege zijn geestelijke toestand. De rechtbank baseerde haar oordeel op een Pro Justitia rapport, waarin werd vastgesteld dat de verdachte leed aan schizofrenie en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. De rechtbank volgde het advies van de deskundigen en legde de maatregel van terbeschikkingstelling op, omdat er een hoog recidiverisico was en de verdachte geen ziektebesef had.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde de subsidiaire tenlastelegging en het tweede feit bewezen. De benadeelde partijen, waaronder de echtgenote van een overleden slachtoffer, vorderden schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte € 7.325,28 aan de benadeelde partij moest betalen, te vermeerderen met wettelijke rente. De beslissing van de rechtbank benadrukt de noodzaak van behandeling in een beveiligde setting voor de verdachte, gezien zijn psychische problemen en het gevaar voor herhaling van geweld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/660674-16
Datum uitspraak: 14 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
Penitentiair Psychiatrisch Centrum Den Haag,
raadsvrouw mr. N. Aydogan-Kütük, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2017, 24 mei 2017, 17 augustus 2017, 8 november 2017 en 31 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling tot terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1 subsidiair en feit 2
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair).
hij op 08 december 2016 te Capelle aan den IJssel [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- in/tegen het gezicht, en het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te slaan en
- tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te schoppen en
- tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te duwen waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond is gevallen terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op 08 december 2016 te Capelle aan den IJssel [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen met kracht in het gezicht, van die [naam slachtoffer 2] te stompen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
(subsidiair) mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft

2.mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

noodweer verweer

6.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat bij zowel het onder 1 als onder 2 ten laste gelegde sprake was van een noodweersituatie en dat de verdachte daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Aangever [naam slachtoffer 1] viel de verdachte aan, waarna de verdachte zich moest verdedigen. Nadat het eerste voorval tussen aangever [naam slachtoffer 1] en de verdachte was afgelopen, heeft aangever [naam slachtoffer 2] vervolgens voor eigen rechter gespeeld. Hij was de agressor. De verdachte voelde zich hierdoor bedreigd en geïntimideerd en sloeg hem.
6.2.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat aangever [naam slachtoffer 1] de verdachte heeft aangevallen. Daarvoor biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt. Het was juist de verdachte die aangever [naam slachtoffer 1] aanviel en niet andersom. Er was dus geen sprake van een noodweersituatie.
Naar aanleiding van de aanval op aangever [naam slachtoffer 1] , heeft aangever [naam slachtoffer 2] de verdachte bij zijn haar gepakt om hem in bedwang te houden in afwachting van de komst van de politie. Deze feitelijke omstandigheden leveren evenmin een noodweersituatie op.
Het beroep op noodweer wordt verworpen.
toerekeningvatbaarheid
6.3.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich beide op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Omdat het bewezenverklaarde in dat geval niet aan hem kan worden toegerekend, is de verdachte niet strafbaar. De verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.4.
Beoordeling
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 22 januari 2018 betreffende de verdachte, wat tot stand gekomen is na observatie van de verdachte in het Pieter Baan Centrum van 28 september tot 9 november 2017. De pro Justitia rapportage werd opgemaakt door psychiater L.J.H. Kuipers en psycholoog F.M. van Dorp. Het rapport houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in.
Stoornissen
Bij de verdachte is sprake van steeds terugkerende psychotische episodes die ook blijven voortduren als hij geen verdovende middelen gebruikt. Geconcludeerd wordt dat bij de verdachte sprake is van schizofrenie. Daarnaast is er sinds adolescentie sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Zijn psychotische klachten worden zeer waarschijnlijk uitgelokt en versterkt door zijn cannabisgebruik maar worden niet volledig hierdoor verklaard, aangezien de klachten ook in een gereguleerde drugsvrije omgeving optreden, verergeren en deels aanwezig blijven. De agressie- en impulsregulatie wordt als verstoord gezien en de gedragingen hebben kenmerken van een antisociale- en/of narcistische persoonlijkheid.
Ten tijde van het delict
Alle genoemde stoornissen zijn chronisch van aard en waren aanwezig gedurende de laatste jaren van zijn leven, derhalve ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Deze ziekelijke stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Het is zeer waarschijnlijk dat toen sprake was van een psychotisch toestandsbeeld. In aanloop naar het ten laste gelegde was bij de verdachte sprake van therapieontrouw en ging zijn psychiatrische toestand achteruit. Het is aannemelijk dat de bij de verdachte aanwezige gevoelens van basale onveiligheid, zijn beperkte spanningsregulerende mechanismen en neiging tot hostiliteit versterkt zijn geweest door de actuele psychose. Het gebruik van middelen in deze periode kan een verder luxerend en ontremmend effect hebben gehad op de agressieregulatie van de verdachte en heeft zeer waarschijnlijk bijgedragen aan de psychotische ontregeling.
Advies toerekenbaarheid
De doorwerking van de beschreven problematiek is dermate sterk geweest dat beide deskundigen menen dat de verdachte niet beschikte over keuzemogelijkheden en derhalve niet in staat was zijn handelen op een andere wijze vorm te geven. Het advies is de verdachte de feiten niet toe te rekenen.
6.5.
Conclusie
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht. De verdachte is, gegeven de volledige ontoerekeningsvatbaarheid, niet strafbaar en zal ontslagen worden van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

7.1.
Inleiding
Nu de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan hem voor de ten laste gelegde feiten geen straf worden opgelegd. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of een maatregel aan de verdachte kan worden opgelegd en zo ja, welke.
7.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs met dwangverpleging) op te leggen.
7.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, en heeft subsidiair verzocht aan de verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (tbs met voorwaarden).
7.4.
Beoordeling
7.4.1.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft - na een zeer geringe aanleiding - in een supermarkt aangever [naam slachtoffer 1] aangevallen. [naam slachtoffer 1] is geslagen, geschopt en geduwd door de verdachte en heeft hierdoor een gebroken enkel opgelopen waarvoor hij meerdere operaties heeft moeten ondergaan.
7.4.2.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Ook blijkt hieruit dat de verdachte eerder ter zake een poging zware mishandeling in een psychiatrisch ziekenhuis is geplaatst voor de duur van één jaar.
7.4.3.
Pro Justitia Rapportage (PBC)
Zowel de psychiater als de psycholoog concluderen in het eerder genoemde Pro Justitia rapport van 22 januari 2018 dat het risico dat de verdachte in de toekomst opnieuw agressief gedrag zal vertonen, als hoog wordt ingeschat. Gelet op de beschreven psychopathologie en de daarmee samenhangende grote kans op herhaling van gedragingen zoals het thans ten laste gelegde, adviseren zowel de psycholoog als de psychiater aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Voor een behandeling in een minder zwaar kader, zoals een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel of terbeschikkingstelling met voorwaarden, ontbreekt bij de verdachte voldoende inzicht in zijn problematiek en een intrinsieke motivatie voor psychiatrische behandeling. Langdurige klinische behandeling in een setting met een hoog beveiligingsniveau zal nodig zijn om de verdachte goed te behandelen en begeleiden.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Uit de hiervoor genoemde rapportage van de deskundigen blijkt dat het risico op recidive hoog is, dat de verdachte geen ziektebesef en geen intrinsieke motivatie voor behandeling heeft, en dat langdurige klinische behandeling in een setting met hoog beveiligingsniveau noodzakelijk is om het recidiverisico te verkleinen. De deskundigen zien geen mogelijkheid tot een tbs met voorwaarden. Gelet op de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen acht de rechtbank het daarom noodzakelijk om aan de verdachte de maatregel op te leggen van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank baseert dit op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de persoon van de verdachte en de aard en ernst van de vastgestelde psychische problematiek bij de verdachte. Gelet op het ontbreken van ziektebesef en het hoge recidiverisico, is de rechtbank eveneens van oordeel dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet tot de mogelijkheden behoort.
Vastgesteld wordt dat het onder 2 ten laste gelegde bewezen verklaarde feit echter
geenmisdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht, nu voor dit feit een gevangenisstraf van maximaal 3 jaar opgelegd kan worden. Voor dit feit kan - omdat niet voldaan is aan de formele vereisten - geen terbeschikkingstelling worden opgelegd.
Vastgesteld wordt dat het 1 subsidiair bewezen verklaarde feit, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Ter zake van dit feit kan gelet op de vereisten wel de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd. De rechtbank zal de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging dan ook alleen opleggen voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Het strafbare feit 1 subsidiair ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank ten aanzien van feit 1 subsidiair de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege passend en geboden. Ten aanzien van feit 2 zal geen maatregel worden opgelegd.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. [naam benadeelde 1] is op 10 oktober 2017 overleden. Ter terechtzitting is aanwezig zijn echtgenote [naam echtgenote] . De benadeelde partij wordt bijgestaan door mr. M. Karel. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.825,28 aan materiële schade en een vergoeding van € 18.000,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 175,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie feiten 1 en 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging feiten 1 en 2
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] ten aanzien van het materiële deel van de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen en gedeeltelijk niet ontvankelijk dient te worden verklaard. De posten ten aanzien van de broek, de medicijnkosten, de huishoudelijke hulp en de zelfwerkzaamheid, zijn onvoldoende onderbouwd. Ook dient rekening te worden gehouden met het eigen aandeel dat [naam benadeelde 1] gehad heeft in het incident.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering stelt de verdediging zich op het standpunt dat het bedrag buitenproportioneel is en gematigd dient te worden, mede gelet op de eigen schuld van [naam benadeelde 1] .
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vordering niet is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling feit 1
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen. Toegewezen zal aldus worden een bedrag aan materiële schade van
€ 3.825,28.
Eveneens is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 december 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie feit 1
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 7.325,28 te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.5.
Beoordeling feit 2
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] (feit 2) zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte ten aanzien van dit feit geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.6.
Conclusie feit 2
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van benadeelde partij [naam benadeelde 2] geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
bepaalt dat aan de verdachte voor het bewezen verklaarde feit 2 geen maatregel wordt opgelegd;
gelast dat de verdachte - ten aanzien van feit 1 subsidiair -
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen een bedrag van
€ 7.325,28 (zevenduizenddriehonderdvijfentwintig euro en achtentwintig cent), bestaande uit € 3.825,28 (drieduizend achthonderdvijfentwintig euro en achtentwintig cent) aan materiële schade en € 3.500,- (drieduizendvijfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 7.325,28
(zevenduizenddriehonderdvijfentwintig euro en achtentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 december 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 7.325,28 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
71 (eenenzeventig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 08 december 2016 te Capelle aan den IJssel
aan [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder andere) een gebroken enkel/voet, heeft toegebracht door (met kracht) (meermalen)
- in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of
- tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te schoppen/trappen en/of
- tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te duwen (waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond is gevallen);
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 december 2016 te Capelle aan den IJssel
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of
- tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te schoppen/trappen en/of
- tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te duwen (waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond is gevallen) terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder andere) een gebroken enkel/voet ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 08 december 2016 te Capelle aan den IJssel
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer 2] te slaan/stompen;