ECLI:NL:RBROT:2018:4262

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
1 juni 2018
Zaaknummer
10/741120-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegd handelen in strijd met huisverbod, belediging van ambtenaren, wederspannigheid en bedreiging met geweld

Op 14 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het overtreden van een tijdelijk huisverbod, belediging van ambtenaren, wederspannigheid en bedreiging met geweld. De verdachte had zich in de periode van 16 tot 17 maart 2017 in de nabijheid van de woning gehouden waar hij een huisverbod voor had gekregen. Daarnaast beledigde hij opzettelijk ambtenaren tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie en verzette hij zich tegen hun aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 99 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had eerder geen soortgelijke veroordelingen, maar toonde geen motivatie voor hulpverlening, wat de rechtbank als zorgwekkend beschouwde. De rechtbank besloot dat een voorwaardelijke straf niet op zijn plaats was, gezien de houding van de verdachte en de ernst van de feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke reactie op de gepleegde strafbare feiten, waarbij de rechtbank de gevangenisstraf als passend en geboden beschouwde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/741120-17
Datum uitspraak: 14 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P. van Baaren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 51 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, een meldplicht en medewerking aan diagnostiek, ook indien dit medewerking aan een persoonlijkheidsonderzoek betreft.
  • dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 16 maart 2017 tot en met 17 maart 2017 te Rotterdam in strijd met een aan hem op 15 maart 2017 namens de burgemeester opgelegd tijdelijk huisverbod op grond van artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod,
zich in de nabijheid van
de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres] ,heeft opgehouden en contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde, personen;
2.
hij op 17 maart 2017 te Rotterdam opzettelijk de ambtenaren,
- [naam agent 1] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, en
- [naam agent 2] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen:
- " Opkankeren, kankermongool, je kankermoeder" ;
3.
hij op 17 maart 2017 te Rotterdam, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren,
- [naam agent 1] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, en
- [naam agent 2] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten
ter aanhouding van verdachte op heterdaad voor overtreding van artikel 11 Wet
tijdelijk
huisverbod door zich meermalen te bewegen in een richting
tegenovergesteld aan de richting waarin voornoemde opsporingsambtenaren
verdachte trachtten te geleiden;

4.(parketnummer 10/051508-17)

hij op 14 maart 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes gezwaaid en met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 1] gelopen en met dat mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [naam slachtoffer 1] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een toepassing van artikel 2 eerste lid van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod, meermalen gepleegd;
2.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, meermalen gepleegd;

3.wederspannigheid;

4.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn eigen vader bedreigd met een mes. Hij deed dit in de woning waar zij beiden woonachtig zijn. De woning moet bij uitstek een plaats zijn waar je je veilig voelt, en zeker als gezin onder elkaar. ‘De verdachte moet gered worden uit de benarde situatie waarin hij zit, hij maakt het leven van zijn zusjes, broer en ouders zuur’, zo schrijft de vader in zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Uit deze verklaring blijkt dat het moeten doen van aangifte tegen zijn eigen zoon hem veel verdriet doet.
De verdachte heeft vervolgens een huisverbod opgelegd gekregen voor de duur van 10 dagen, maar hij stond vrijwel direct weer (meerdere keren) voor de deur van zijn ouderlijk huis. De politie komt hieraan te pas en ook dan gaat het mis. De verdachte heeft de twee dienstdoende verbalisanten beledigd. Toen zij hem vervolgens wilden aanhouden heeft hij hiertegen verzet gepleegd. Met name de bedreiging van zijn vader acht de rechtbank een ernstig feit. De andere feiten zijn, zeker in combinatie, vervelende en overlast gevende feiten. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit wordt in het voordeel van de verdachte meegenomen.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 augustus 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Nadat de verdachte geschorst werd op 23 juni 2017 heeft de reclassering meerdere pogingen ondernomen om contact met de verdachte te krijgen. Dit lukte uiteindelijk, echter op 1 augustus 2017 gaf de verdachte per e-mail te kennen dat hij geen contact wenste met de reclassering en niet meer door de reclassering benaderd wenste te worden.
Psychiater C.J.F. Kemperman heeft ook een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 juni 2017. Dit rapport houdt - voor zover van belang - het volgende in.
Aan de verdachte werd een uitnodiging gestuurd voor onderzoek op 14 juni 2017 in P.I. Zuid West - De Dordtse Poorten. De verdachte belde een dag van tevoren op dat hij niet wenste mee te werken aan onderzoek. Hij werd alsnog bezocht in P.I. De Dordtse Poorten, maar persisteerde in zijn wens om niet mee te werken aan het onderzoek. Als reden gaf hij aan dat hij het onderzoek niet nodig vond. Hij werkte al mee aan onderzoek door de reclassering en een psycholoog zoals was afgesproken bij de rechter-commissaris. Een onderzoek door een psychiater was naar zijn zeggen niet de afspraak dus daaraan wil hij dan ook niet meewerken.
Psycholoog L.E.E. Ligthart heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 5 augustus 2017. Dit rapport houdt - voor zover van belang - het volgende in.
Bij het eerste bezoek maakte de verdachte kenbaar mee te willen werken aan het onderzoek. Daarbij vertelde hij geweigerd te hebben deel te nemen aan het psychiatrisch onderzoek, omdat hij niet van dat onderzoek op de hoogte was. Aangezien hij wel ingelicht was over een psychologisch onderzoek gaf de verdachte aan bereid te zijn mee te werken. Ondanks dit gegeven blijkt de verdachte na zijn schorsing onvindbaar, ook via zijn moeder lukte het niet contact met hem te krijgen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Het gezin waar de verdachte toe behoort - met name zijn vader en moeder - hebben aangegeven dat zij vooral hulp willen voor hun zoon en broer. Ook de officier van justitie wil door middel van een deels voorwaardelijke straf de verdachte bewegen zich te houden aan voorwaarden die zien op hulpverlening.
Uit de rapportages van de reclassering, psychiater en psycholoog blijkt dat de verdachte niet gemotiveerd is voor hulpverlening. Zelfs toen het meewerken aan rapportages als schorsingsvoorwaarde van de voorlopige hechtenis aan hem werd opgelegd, hield de verdachte zich niet aan de gemaakte afspraken, en was zelfs onvindbaar. Ook ter terechtzitting blijkt dat de verdachte geen enkele motivatie toont om geholpen te worden en hulp of behandeling niet nodig vindt. De verdachte wilde ter terechtzitting op geen enkele wijze hierover openheid van zaken geven. Ondanks de zorgen van de ouders en de eis van de officier van justitie ziet de rechtbank gelet op de totaal ontbrekende motivatie bij de verdachte en de ervaringen tijdens de schorsingsperiode geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft geen enkel vertrouwen dat de verdachte aan de hem op te leggen voorwaarden zal gaan meewerken.
De aard en ernst van de feite in acht nemend, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdachte heeft 99 dagen in voorarrest gezeten. Alles afwegend ziet de rechtbank geen aanleiding om een straf op te leggen van langere duur dan de tijd die de verdachte al heeft uitgezeten en acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 180, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 en 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 99 (negenennegentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. A. Verweij en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omtreeks de periode van 16 maart 2017 tot en met 17 maart 2017 te Rotterdam in strijd met een aan hem op 15 maart 2017 door/namens de
burgemeester opgelegd tijdelijk huisverbod op grond van artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod [artikel 9 van de Wet tijdelijk huisverbod in geval van verlenging], de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres] , heeft betreden en/of zich in en/of in de nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met (één of meer van) de in dat huisverbod genoemde, perso(o)n(en);
2.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Rotterdam
opzettelijk de/een ambtena(a)r(en),
- [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, en/of
- [naam slachtoffer 3] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen:
- " Opkankeren, kankermongool, je kankermoeder"
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Rotterdam,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en),
- [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, en/of
- [naam slachtoffer 3] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
te weten ter aanhouding van verdachte op heterdaad voor overtreding van artikel 11 Wet
Tijdelijk Huisverbod en/of (vervolgens) overbrenging van verdachte naar een politiebureau en/of arrestantenafdeling,
door zich meermalen, althans eenmaal, te bewegen in een richting tegenovergesteld aan de richting waarin voornoemde (opsporings)ambtena(a)r(en) verdachte trachtten te geleiden;
4. ( parketnummer 10/051508-17)
hij op of omstreeks 14 maart 2017 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes gezwaaid en/of met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 1] gelopen en/of met dat mes stekende bewegingen gemaakt naar en/of in de richting van die [naam slachtoffer 1] ;