ECLI:NL:RBROT:2018:4260

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
1 juni 2018
Zaaknummer
10/681244-17 / vordering TUL VV: 10/265094-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 19 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. De verdachte heeft op 31 augustus of 1 september 2017 in Meerkerk het slachtoffer in het gezicht gestompt, wat resulteerde in een gebroken kaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 150 uren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting voor zijn agressieproblematiek. Daarnaast is er een taakstraf van 150 uren opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de noodzaak van begeleiding om herhaling te voorkomen. De verdachte heeft eerder geweldsdelicten gepleegd, wat meegewogen is in de beslissing.

De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis behandeld, waarbij de proeftijd met één jaar is verlengd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de jongste rechter was niet in staat het vonnis mede te ondertekenen. De beslissing is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/681244-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/265094-16
Datum uitspraak: 19 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit andere hoofde gedetineerd in de
Penitentiaire inrichting Nieuwegein,
raadsvrouw mr. L.A.E. Timmer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot (1) een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting bij het Dok of soortgelijke instelling voor zijn agressieproblematiek en (2) een werkstraf van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis;
  • verlenging van de proeftijd met één jaar in de zaak met parketnummer 10/265094-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 31 augustus 2017 of 01 september 2017 te Meerkerk [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] in het gezicht te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak ten gevolge heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft het slachtoffer in zijn gezicht gestompt met dusdanig veel kracht dat hierdoor de kaak van het slachtoffer is gebroken. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring heeft het slachtoffer hier nog lang last van gehad. Naast behoorlijk wat pijn kon het slachtoffer een tijd niet goed praten en moest hij na een kaakoperatie zes weken herstellen. Tijdens dit herstel kon hij alleen vloeibaar en zacht eten consumeren en is hij veel afgevallen. Het is een ernstig feit en de rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten. Hiermee wordt in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportage
Bouman GGZ, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 september 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is tweemaal eerder veroordeeld voor geweldsdelicten. Er is mogelijk sprake van een beginnend delictpatroon. Het feit waarvoor de verdachte nu terecht staat, lijkt in relatie te staan tot zijn gebrekkige emotieregulatie en agressieproblematiek. Ook zijn alcoholgebruik heeft mogelijk bijgedragen. Hoewel recent is geadviseerd tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, ziet de reclassering nog mogelijkheden om de verdachte te begeleiden. De verdachte erkent hulp nodig te hebben. Zijn getoonde motivatie maakt dat de reclassering de verdachte nog een kans wil bieden. Indien de verdachte niet wordt behandeld voor zijn agressieproblematiek, dan wordt de kans op herhaling gemiddeld tot hoog geacht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De reclassering acht begeleiding en de oplegging van bijzondere voorwaarden noodzakelijk voor vermindering van de kans op herhaling. Zij willen de verdachte ondanks een eerdere voortijdige negatieve beëindiging toch nog een kans geven. Ter terechtzitting heeft de verdachte eveneens aangegeven gemotiveerd te zijn voor begeleiding. De verdachte ziet in dat hij hulp nodig heeft voor zijn agressieprobleem. Hij heeft hiervoor op eigen initiatief gesprekken gevoerd in de penitentiaire inrichting met een psychiater en een psycholoog. De verdachte heeft ook aangegeven spijt te hebben van wat er gebeurd is en hiervan geschrokken te zijn. Verder is relevant dat de arbeidsovereenkomst van de verdachte is verlengd en hij zijn baan behoudt als hij op korte termijn weer aan het werk kan.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande – hoewel door de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is – een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel niet langer zal zijn dan het al ondergane voorarrest. Hierbij legt de rechtbank als bijzondere voorwaarden op een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting. Het voorwaardelijk strafdeel dient er mede toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank naast deze gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de ernst van het feit een taakstraf van 150 uren op zijn plaats.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 24 maart 2017 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 8 april 2017.
8.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd met één jaar dient te worden verlengd.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op de eerdergenoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn proceshouding wordt die last echter niet gegeven, maar wordt in plaats daarvan de proeftijd verlengd met één jaar.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 31 (eenendertig) dagen, en bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Het Dok of een soortgelijke instelling voor zijn agressieproblematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verlengt de proeftijdvan de bij vonnis van de politierechter van 24 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met
1 (één) jaar;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en mr. M. Cupido, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 31 augustus 2017 en/of 01 september 2017 te Meerkerk, gemeente Zederik, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] (meermalen) in het gezicht te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak ten gevolge heeft gehad;
(art. 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht)