Op 14 mei 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak tussen een onderneming en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De onderneming had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de AFM van 19 april 2018, waarin een openbare waarschuwing werd uitgevaardigd wegens vermoedelijke agressieve handelspraktijken jegens consumenten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op dat moment geen reëel en acuut risico op benadeling van consumenten bestond, en dat er geen redelijk vermoeden was van agressieve handelspraktijken. Hierdoor werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, en werd het bestreden besluit geschorst tot één week na de bekendmaking van het besluit op het bezwaar van de onderneming. Tevens werd de AFM veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de onderneming. De uitspraak benadrukte dat de toets van de voorzieningenrechter gericht was op de actuele situatie en niet op de situatie ten tijde van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter concludeerde dat de genomen maatregelen door de onderneming voldoende waren om te voorkomen dat consumenten benadeeld zouden worden. De uitspraak is definitief, er staat geen rechtsmiddel open.