Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. A. Chr. Schaafsma, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Römer, naar voren hebben gebracht.
1.Tenlastelegging
1.Waardering van het bewijs
De berekeningen in het dossier zijn gebaseerd op grootboekberekeningen die niet handmatig zijn gecontroleerd aan de hand van de onderliggende facturen. Hij acht dat een verzuim van de officier van justitie: het Openbaar Ministerie dient een volledig dossier met daarin een goed onderbouwd onderzoek voor te leggen aan de rechtbank, zo heeft de raadsman aangevoerd.
De rechtbank ziet geen enkele reden om aan te nemen dat de facturen niet juist in de administratie zouden zijn verwerkt. Zij gaat daarom uit van de op de administratie gebaseerde berekeningen in het boekenonderzoek.
21 november 2007 per mail meegedeeld dat hij de erfgenamen zou inlichten als verdachte dat niet snel zou doen.
9 maart 2011 en 19 januari 2012 in totaal nog eens € 22.000, overgemaakt. Overigens blijkt uit de bankafschriften van de rekeningen van mevrouw [naam] en haar overleden echtgenoot dat ook naar de persoonlijke rekening(en) van verdachte en de rekening(en) van [naam verdachte rechtspersoon 1] bedragen zijn overgemaakt, maar dat is niet ten laste gelegd.
12 januari 2011 als voor de bedragen die daarna nog zijn overgeboekt naar de rekeningen van [naam verdachte rechtspersoon 2]
De leenovereenkomst was gesloten tussen mevrouw [naam] en [naam verdachte rechtspersoon 2] Verdachte heeft de leenovereenkomst in zijn hoedanigheid als directeur van [naam verdachte rechtspersoon 2] getekend en heeft de bedragen naar rekeningen van [naam verdachte rechtspersoon 2] overgeboekt. De gelden zijn door [naam verdachte rechtspersoon 2] benut voor investeringen in onroerend goed. Dat de lening niet hoefde te worden terugbetaald na het verstrijken van de looptijd omdat de rechthebbenden op het geld niet op de hoogte waren van het bestaan ervan, is aan [naam verdachte rechtspersoon 2] ten goede gekomen. Het geld kón op dat moment vanwege de penibele financiële positie van het bedrijf van verdachte immers niet worden terugbetaald.
1.Bewezenverklaring
1.De strafbaarheid van de feiten
1.De strafbaarheid van verdachte
1.Motivering van de straf
De rechtbank acht een dergelijke straf ook in deze zaak passend. Zij waardeert het handelen van verdachte namelijk anders dan hijzelf. Verdachte heeft ter zitting steeds verklaard dat hij “een fout” heeft gemaakt, dat hij “daar niets (meer) aan kan doen” en “ook maar een mens” is, maar dat de bank hem een kans had moeten gunnen en hem niet failliet had moeten laten verklaren. Dan zou hij de buitenlandse projecten hebben kunnen verkopen en zouden ook de goede doelen hun geld hebben gekregen. Voor zover verdachte in de veronderstelling is dat hem iets is overkomen of hem onrecht is aangedaan, is de rechtbank dat met hem oneens. Verdachtes gedragingen afdoen als “een fout” is te makkelijk. Hij heeft gedurende een lange periode, meerdere keren beslissingen genomen ten behoeve van zijn eigen financiële gewin, terwijl hij anderen daarmee ernstig benadeelde. Dat het geld dat hij zich heeft toegeëigend niet is gebruikt voor consumptieve uitgaven maar voor investeringen in buitenlands vastgoed maakt zijn gedrag niet minder laakbaar. Dat zijn handelen consequenties heeft gehad die hem nu in een zeer ongunstige positie plaatsen, is voor verdachte weliswaar naar, maar (vooral) aan hemzelf zelf te wijten. Meer informatie over zijn persoon had in strafvermeerderende of strafmatigende zin kunnen meewegen, maar nu verdachte ter zitting duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij de conclusies van een al wat gedateerde reclasseringsrapportage van de hand wijst en zegt geen enkele behoefte aan hulp te hebben, doet de rechtbank het met wat er aan informatie is: weinig. De persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder de (financiële) achteruitgang die hij heeft doorgemaakt, zijn geen reden om lagere straf aan hem op te leggen.
1.Vorderingen van de benadeelde partijen
- de benadeelde partijen niet bij verdachte maar bij [naam verdachte rechtspersoon 2] moeten zijn;
- verdachte moet worden vrijgesproken;
- het te voorbarig is de vorderingen nu toe te wijzen, omdat er nog geld zit in [naam verdachte rechtspersoon 2] dat verdeeld zal worden over de schuldeisers, waardoor de geleden schade minder zou kunnen worden;
- de vorderingen te ingewikkeld zijn voor behandeling in het strafgeding omdat er nog waarde in de boedel zit en de goede doelen zelf een vordering hebben ingediend, terwijl zij ook worden vertegenwoordigd door een vereffenaar;
- de goede doelen al door de vereffenaar worden vertegenwoordigd.
Die vereffeningkosten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat die kosten niet het rechtstreeks gevolg zijn van de verduistering. Dat geldt ook voor het gevorderde bedrag en de wettelijke rente daarover voor zover dat bedrag het bewezen geachte, verduisterde bedrag overstijgt én – gelet op de start van de bewezen geachte periode – voor de rentevergoeding van 3,25%.
1.Beslag
1.Toepasselijke wettelijke voorschriften
1.Beslissing
gevangenisstraf van 26 (zesentwintig) maanden.
€ 1.119.166,60 (één miljoen en honderd en negentien duizend en honderd zesenzestig euro en zestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rentevanaf 12 januari 2011.
€ 1.119.166,60 (één miljoen en honderd en negentien duizend en honderd zesenzestig euro en zestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rentevanaf 12 januari 2011, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van
365 (driehonderd en vijfenzestig) dagenvervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.