Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [naam 2] , werkzaam bij de gemeente Nissewaard (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot dwangakkoord, ingediend door een verzoekster met financiële problemen. De verzoekster had op 30 januari 2018 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek om een dwangakkoord met haar schuldeisers, waaronder ING Hypotheken. Verzoekster had 18 schuldeisers, met een totale schuld van € 112.872,03, en bood een regeling aan die 63,71% aan de preferente schuldeiser en 31,84% aan de concurrente schuldeisers zou uitkeren. De meerderheid van de schuldeisers stemde in met de regeling, maar ING weigerde dit, wat leidde tot de procedure.
Tijdens de zitting op 10 april 2018 werd verzoekster gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de schuldhulpverlening. ING had voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend, maar was niet aanwezig. ING stelde dat verzoekster niet voldoende had gedaan om haar hypotheekschuld te beperken en dat het aangeboden akkoord niet betrouwbaar was. De rechtbank moest beoordelen of ING in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de regeling.
De rechtbank oordeelde dat verzoekster een substantieel aanbod had gedaan en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord was gegaan. De rechtbank vond dat het voorstel goed gedocumenteerd was en dat verzoekster aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wogen dan die van ING. Daarom werd het verzoek om ING te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen, en werd ING veroordeeld in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen, en de rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.