ECLI:NL:RBROT:2018:3999

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
C/10/543951 / FT EA 18/193
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om dwangakkoord in faillissementsprocedure met ING Hypotheken

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot dwangakkoord, ingediend door een verzoekster met financiële problemen. De verzoekster had op 30 januari 2018 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek om een dwangakkoord met haar schuldeisers, waaronder ING Hypotheken. Verzoekster had 18 schuldeisers, met een totale schuld van € 112.872,03, en bood een regeling aan die 63,71% aan de preferente schuldeiser en 31,84% aan de concurrente schuldeisers zou uitkeren. De meerderheid van de schuldeisers stemde in met de regeling, maar ING weigerde dit, wat leidde tot de procedure.

Tijdens de zitting op 10 april 2018 werd verzoekster gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de schuldhulpverlening. ING had voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend, maar was niet aanwezig. ING stelde dat verzoekster niet voldoende had gedaan om haar hypotheekschuld te beperken en dat het aangeboden akkoord niet betrouwbaar was. De rechtbank moest beoordelen of ING in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de regeling.

De rechtbank oordeelde dat verzoekster een substantieel aanbod had gedaan en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord was gegaan. De rechtbank vond dat het voorstel goed gedocumenteerd was en dat verzoekster aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wogen dan die van ING. Daarom werd het verzoek om ING te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen, en werd ING veroordeeld in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen, en de rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 19 april 2018
in de zaak van:
[naam 1],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 30 januari 2018, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- ING Hypotheken, vertegenwoordigd door Flanderijn en van Eck (hierna: ING);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
ING heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden. ING heeft de rechtbank te kennen gegeven dat zij niet aanwezig zullen zijn ter terechtzitting.
Ter zitting van 10 april 2018 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [naam 2] , werkzaam bij de gemeente Nissewaard (hierna: schuldhulpverlening).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift 18 schuldeisers, waarvan 1 preferente en 17 concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 112.872,03 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 21 november 2017 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 63,71% aan de preferente schuldeiser en 31,84% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster werkt fulltime. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden.
Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Thans stemmen 17 schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. ING stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 95.751,51 op verzoekster, welke 84,83% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft ING zich onder meer op het standpunt gesteld dat niet gesteld of gebleken is dat verzoekster er alles aan heeft gedaan om de vordering van ING – de hypotheekschuld – te voorkomen of tenminste zo beperkt mogelijk te houden. Verzoekster wilde geen medewerking verlenen aan de verkoop en inpandige taxatie. Daarnaast weigerde ze ook een volmacht te verstrekken. De woning is geveild waardoor de restschuld hoger is uitgevallen dan bij een onderhandse verkoop. Daarnaast heeft ING gesteld dat het voorstel niet betrouwbaar is. De gemeente Nissewaard vermeldt namelijk in haar voorstel dat het vrij te laten bedrag € 1.108,90 per maand bedraagt, terwijl uit de berekening van het vrij te laten bedrag blijkt dat het vrij te laten bedrag is vastgesteld op € 1.027,45. Verder heeft verzoekster in de visie van ING niet het maximaal haalbare aangeboden. In vergelijking met het saneringsvoorstel ontvangt ING meer uit het gelegde loonbeslag. ING verzoekt daarom het verzoek dwangakkoord af te wijzen. Daarnaast is ING van mening dat ook toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling dient te worden afgewezen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft ING geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ING bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ING in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt vast dat aan de preferente schuldeiser 63,71% en aan de concurrente schuldeisers 31,84% tegen finale kwijting is aangeboden. De rechtbank stelt vast dat verzoekster daarmee een substantieel aanbod aan de schuldeisers heeft gedaan. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk 17 van de 18 schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de gemeente Nissewaard. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd. De rechtbank benadrukt dat de afloscapaciteit, en niet het vrij te laten bedrag zoals ING heeft gesteld in haar verweerschrift, maandelijks € 1.108,90 bedraagt. Schuldhulpverlening heeft dit ter zitting bevestigd. Dat betekent dat de afloscapaciteit hoger is dan de afloscapaciteit van € 1.027,45 die volgt uit de berekening van het vrij te laten bedrag, hetgeen in het voordeel is van de schuldeisers.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van ING, dat ING in vergelijking met het saneringsvoorstel méér uit het gelegde loonbeslag ontvangt en dat het aangeboden bedrag daarom niet het maximaal haalbare is. Verzoekster heeft meerdere schuldeisers waar rekening mee gehouden moet worden. Het loonbeslag biedt hiervoor geen ruimte. Bovendien heeft schuldhulpverlening in haar brief van 7 december 2017 toegezegd om de 9% bemiddelingskosten te laten vallen om zo tot een hogere uitkering te komen voor alle schuldeisers. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster beschikt over een fulltime baan. Dat betekent dat verzoekster reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. De rechtbank is van oordeel dat op voorhand niet onaannemelijk is dat verzoekster tot de schuldsaneringsregeling zou worden toegelaten. Verzoekster heeft ter terechtzitting verklaard dat het steeds haar bedoeling is geweest om in onderhandeling te blijven met ING. Verzoekster was tot de laatste week vóór de executieverkoop bezig met het treffen van een betalingsregeling. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat een betalingsregeling zou slagen. Toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal echter aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van ING, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om ING te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
ING zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ING om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt ING in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Geurts-de Veld, rechter, en in aanwezigheid van mr. L. Timmermans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 april 2018. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.