ECLI:NL:RBROT:2018:3965

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
691014-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van vuurwapens en patroonmagazijnen door verdachte in Rotterdam

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2018, is de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen (AK-47) en een patroonmagazijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, in de periode van 8 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, in Rotterdam, een wapen en een patroonmagazijn in zijn bezit had. De verdachte heeft zich niet gedistantieerd van het wapen en heeft zelfs foto's en video's gemaakt met het wapen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, wat de rechtbank heeft opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij de afgelopen jaren zijn leven heeft verbeterd, maar dat er nog steeds risico's op recidive zijn. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691014-18
Datum uitspraak: 20 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rijnmond - Stadsgev. Rotterdam, locatie Hoogvliet Rotterdam,
raadsman mr. A.C. Bosch, namens mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (merk AK-47) in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard is en specifiek bestemd voor een (machine)geweer van het merk CZ, model
58 , kaliber 7,62x39mm voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 23 januari 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
T.a.v. feit 1:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
T.a.v. feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
T.a.v. feit 3:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen een AK-47, een automatisch vuurwapen, alsmede een patroonmagazijn voorhanden gehad. Dit wapen en het magazijn zijn door medeverdachte [naam medeverdachte 1] bij medeverdachte [naam medeverdachte 2] naar diens woning gebracht en zijn hier vervolgens enkele weken aanwezig geweest. De verdachte was erbij toen het wapen werd gebracht en heeft samen met [naam medeverdachte 2] het wapen uit de tas gehaald. Nadien heeft hij in de voornoemde periode meermalen in de woning verbleven, terwijl hij wist dat het wapen en het magazijn daar aanwezig waren. De verdachte heeft zich hierbij niet gedistantieerd van het wapen, maar heeft met zijn telefoon, samen met medeverdachte [naam medeverdachte 2] een filmpje en een foto gemaakt, waarop [naam medeverdachte 2] het wapen vasthield. Verder heeft hij samen met [naam medeverdachte 2] het wapen aan medeverdachte [naam medeverdachte 3] laten zien.
Het bezit van vuurwapens bergt een ernstig risico in zich dat ernstige schade wordt toegebracht aan anderen en/of de maatschappij. Het ongecontroleerde bezit daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen. Daarbij bestaat bovendien een groot risico dat onschuldige omstanders worden getroffen, een risico dat nog wordt vergroot waar het - zoals in casu - gaat om een automatisch vuurwapen. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettend karakter daarvan dient daartegen daarom streng te worden opgetreden.
Daarnaast heeft de verdachte een ploertendoder in bezit gehad, naar zijn zeggen met het doel om zich te kunnen verdedigen. De rechtbank leidt daaruit af dat de verdachte bereid en in staat was dit eveneens verboden wapen, waarmee fors letsel kan worden toegebracht, ook daadwerkelijk te gebruiken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 maart 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Gebleken is dat de verdachte de afgelopen twee jaren zijn leven gebeterd heeft en zelfinzicht vertoont. De leefgebieden dagbesteding en inkomsten waren in ontwikkeling. Er zijn nog wel diverse problemen, onder andere op de leefgebieden financiën, softdrugsgebruik, en een (deels) negatief sociaal netwerk. Deze omstandigheden kunnen het risico op recidive verhogen. Begeleiding op deze gebieden is geïndiceerd. De verdachte heeft echter geen hulpvragen en ziet geen meerwaarde in begeleiding en behandeling. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank als uitgangspunt de Oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) genomen. Deze oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, vallend onder categorie II, een gevangenisstraf van 9 maanden onvoorwaardelijk en pleegt het bezit van een ploertendoder te worden afgedaan met een geldboete. De rechtbank zal de duur van de op te leggen gevangenisstraf enigszins matigen, gezien het feit dat de verdachte het vuurwapen niet zelf heeft aangeschaft en hiervan ook niet als feitelijk bewaarder is opgetreden.
Gelet op het advies van de reclassering en de opstelling en de houding van de verdachte betreffende reclasseringstoezicht, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. R.G. de Lange-Tegelaar en A. Hello, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van der Drift-Visser, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, in elk geval op of omstreeks 23 januari 2018 te Rotterdam alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (merk: AK-47) in de zin van artikel
1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, met een daarbij
behorend patroonmagazijn, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, in elk geval op of omstreeks 23 januari 2018 te Rotterdam alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (een) onderde(e)l(en) van een vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te weten een patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke
aard is en specifiek bestemd voor een (machine)geweer van het merk CZ, model
58 (of een afgeleid model hiervan), kaliber 7,62x39mm voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 23 januari 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;