ECLI:NL:RBROT:2018:3964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
690033-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van een automatisch vuurwapen en patroonmagazijn in Rotterdam

Op 20 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in zijn woning een automatisch vuurwapen, een AK-47, en een patroonmagazijn had aangetroffen. De zaak kwam aan het licht na een tip, waarna het wapen door een medeverdachte naar de woning van de verdachte was gebracht. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich van het wapen gedistantieerd, maar er zijn foto's en video's gemaakt waarbij de verdachte het wapen vasthield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het wapen en de munitie gedurende een bepaalde periode in zijn woning heeft bewaard en dat hij niet voldoende heeft gedaan om het wapen te verwijderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen het wapen in zijn bezit had, maar ook actief betrokken was bij het tonen en gebruiken ervan.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden op. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank oordeelde dat het bezit van een automatisch vuurwapen een ernstig risico met zich meebrengt voor de maatschappij. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van streng optreden tegen vuurwapenbezit, gezien de risico's die dit met zich meebrengt voor de openbare veiligheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690033-18
Datum uitspraak: 20 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rijnmond - HvB De IJssel, locatie Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. L.E.J. Vleesenbeek, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuipers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (merk: AK-47) in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, met een daarbij behorend patroonmagazijn, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, te Rotterdam tezamen en in vereniging met ander(en), een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard is en specifiek bestemd voor een (machine)geweer van het merk CZ, model
58, kaliber 7,62x39mm voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
T.a.v. feit 1:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
T.a.v. feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen een AK-47, een automatisch vuurwapen, met een bijbehorend patroonmagazijn, alsmede een ander patroonmagazijn voorhanden gehad. Dit wapen en de magazijnen zijn door medeverdachte [naam medeverdachte 1] naar de woning van de verdachte gebracht. De verdachte heeft zich niet gedistantieerd van het wapen, maar heeft in plaats daarvan samen met medeverdachte [naam medeverdachte 2] het wapen uit de tas gehaald en vervolgens op verschillende momenten in de bewezenverklaarde periode, samen met [naam medeverdachte 2] een filmpje en foto gemaakt, terwijl hij het wapen vasthield. Verder heeft hij samen met [naam medeverdachte 2] het wapen aan medeverdachte [naam medeverdachte 3] laten zien.
De verdachte heeft aangevoerd dat hij dit wapen niet vrijwillig in bewaring heeft genomen. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft een sporttas naar zijn woning gebracht en heeft deze met inhoud bij de verdachte achtergelaten. De verdachte is nieuwsgierig geworden en heeft vervolgens de tas samen met [naam medeverdachte 2] geopend en zag vervolgens het wapen. Het is slechts stoerdoenerij geweest dat hij het wapen heeft gepakt en zich hiermee heeft laten filmen. Hij had misschien anders moeten handelen toen hij het wapen ontdekte, maar hij wist niet hoe hij dit richting medeverdachte [naam medeverdachte 1] moest aanpakken, aldus de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte wel degelijk meer moeite had moeten doen om het wapen en de munitie uit zijn woning te (laten) verwijderen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat hij er bij medeverdachte [naam medeverdachte 1] serieus op heeft aangedrongen om de tas met het wapen te verwijderen uit zijn woning. Evenmin is gebleken dat de verdachte door [naam medeverdachte 1] op enigerlei wijze onder druk is gezet om de tas voor hem te bewaren en in de woning te houden. Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de verdachte redelijkerwijs niet anders kon doen dan het wapen in zijn woning bewaren. De handelwijze van de verdachte wijst er ook niet op dat hij zich van het wapen wilde distantiëren. In tegendeel. Niet alleen heeft hij na ontdekking daarvan het wapen uit de tas gehaald, maar bovendien heeft hij op meerdere momenten het wapen vastgepakt en zich daarmee laten fotograferen en filmen.
De rechtbank is van oordeel dat de rol van de verdachte bij de bewezenverklaarde feiten een zwaardere is dan die van zijn medeverdachten. Het wapen is in zijn woning aangetroffen en het wapen is hier gedurende langere tijd vrijwillig en bewust door hem bewaard, kennelijk ten behoeve van [naam medeverdachte 1] .
Het bezit van vuurwapens bergt een ernstig risico in zich dat ernstige schade wordt toegebracht aan anderen en/of de maatschappij. Het ongecontroleerde bezit daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen. Daarbij bestaat bovendien een groot risico dat onschuldige omstanders worden getroffen, een risico dat nog wordt vergroot waar het - zoals in casu - gaat om een automatisch vuurwapen. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettend karakter daarvan dient daartegen daarom streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 april 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte heeft eerder reclasseringstoezicht gehad gedurende de periode oktober 2015 tot en met november 2017. Dit toezicht is vroegtijdig ten uitvoer gelegd omdat de verdachte niet afsprakentrouw was. De afgelopen jaren is het delictgedrag van betrokkene afgenomen en lijkt er langzaam een kentering gaande richting een sociaal maatschappelijk aanvaardbaar bestaan. De verdachte moet echter van ver komen en wordt nog altijd in de verleiding gebracht tot het maken van verkeerde keuzes. Er lijkt sprake van een (deels) negatief sociaal netwerk, dat wederom een bepalende factor is geweest voor zijn huidige aanhouding. De verdachte staat niet open voor een ambulante behandeling. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank als uitgangspunt de Oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) genomen. Deze oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, vallend onder categorie II, een gevangenisstraf van 9 maanden onvoorwaardelijk.
Gelet op het feit dat de verdachte vorig jaar oktober nog veroordeeld is voor een strafbaar feit en het feit dat een eerder reclasseringstoezicht door zijn opstelling negatief is geëindigd, ziet de rechtbank geen reden om de verdachte een deel van deze straf voorwaardelijk, met daarbij bijzondere voorwaarden, op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. R.G. de Lange-Tegelaar en A. Hello, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van der Drift-Visser, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, in elk geval op of omstreeks 23 januari 2018 te Rotterdam alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (merk: AK-47) in de zin van artikel
1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, met een daarbij
behorend patroonmagazijn, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, in elk geval op of omstreeks 23 januari 2018 te Rotterdam alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (een) onderde(e)l(en) van een vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te weten een patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke
aard is en specifiek bestemd voor een (machine)geweer van het merk CZ, model
58 (of een afgeleid model hiervan), kaliber 7,62x39mm voorhanden heeft gehad;