ECLI:NL:RBROT:2018:3925

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
10/810528-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende diefstal met geweld door meerderjarige verdachte

Op 17 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 juni 2017 in Schiedam, waar de verdachte samen met anderen een pet en een mobiele telefoon heeft gestolen van een minderjarige jongen. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting op 3 mei 2018 een bekennende verklaring afgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van een deel van de geweldshandelingen, en heeft een taakstraf geëist, bestaande uit een leerstraf van 20 uur en een werkstraf van 60 uur, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met medeverdachten en de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, waarbij het geweld bestond uit het trappen tegen het been van de aangever. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte een werkstraf van 60 uur opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, en een leerstraf van 20 uur. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/810528-17
Datum uitspraak: 17 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2000 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. H. Vrijhof, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 3 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van een deel van de geweldshandelingen;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf Tools4U (regulier) voor de duur van 20 uur, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 uur, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met algemene en bijzondere voorwaarden, onder meer inhoudende dat de verdachte zich zal houden aan een meldplicht, onderwijs zal volgen en/of passende dagbesteding zal hebben, een contactverbod met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] en de aangever [naam slachtoffer] en een avondklok zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 juni 2017 te Schiedam op de openbare weg, het [plaats delict 1] en/of het [plaats delict 2] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening heeft weggenomen een pet (merk Gucci) en een mobiele telefoon (merk/type Samsung/Galaxy S7 edge) , toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het:
- (met kracht) trappen tegen het been van die [naam slachtoffer] .;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.2.
Nadere motivering
De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft niet meer bewezen verklaard dan hij heeft bekend, maar overweegt in het licht van de verklaring van de verdachte met betrekking tot de bewezenverklaring als volgt.
Ook volgens de verdachte waren de medeverdachten en hij met een groep van zes jongens, toen zij de aangever zagen lopen. De verdachte wilde het petje van de aangever hebben en deed een poging de aangever van zijn pet te beroven. Toen dat niet lukte en de aangever wegrende, is een medeverdachte achter de aangever aangerend. Deze medeverdachte heeft hem zijn pet ontnomen. Daarbij heeft hij de aangever een trap gegeven. De verdachte heeft verklaard dat hij heeft waargenomen dat de medeverdachte de pet van aangever heeft afgepakt. Vervolgens heeft hij de pet van de medeverdachte gekregen. Een derde medeverdachte nam vervolgens de telefoon van de aangever weg. Een en ander heeft zich afgespeeld terwijl de groep waarvan de verdachte deel uitmaakte, met de aangever is meegelopen. Voor de verdachte moet duidelijk geweest zijn dat de diefstal van de pet voor de aangever in verband stond met de diefstal die de verdachte eerst zelf had gepoogd te begaan en de trap die hij van een medeverdachte kreeg. Ook moet duidelijk zijn geweest dat de daarop volgende beroving van zijn telefoon ook werd voorafgegaan door het geweld dat vanuit de groep richting de aangever werd gebruikt. Er was voorts onmiskenbaar sprake van een getalsmatig overwicht. Pas nadat de telefoon aan de aangever was ontnomen, heeft de verdachte de groep verlaten. Beide handelingen, zowel het stelen van de pet als van de telefoon, zijn dus vergezeld of voorafgegaan door een geweldshandeling, te weten het trappen tegen het been van de aangever, welk geweld onmiskenbaar was voor de verdachte. Maar ook het getalsmatig overwicht en de eerste poging tot beroving van de verdachte hebben bijgedragen aan de bewezenverklaring van de nauwe en bewuste samenwerking, die voor in vereniging plegen noodzakelijk is.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij een minderjarige jongen slachtoffer was. De verdachte en de medeverdachten hebben geweld gebruikt jegens aangever en gebruik gemaakt van hun getalsmatige overwicht.
Met hun handelen hebben de verdachte en de medeverdachten op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit en het gevoel van veiligheid van de aangever. Dergelijke straatroven zijn echter niet alleen beangstigend voor slachtoffers; ook bij andere burgers brengt zo’n incident gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, zeker wanneer berovingen worden gepleegd op de openbare weg. De verdachte heeft hier geen rekening mee gehouden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Verdachte was ten tijde van het gepleegde feit 17 jaar.
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 april 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De Raad adviseert aan de verdachte een leerstraf Tools4U (regulier) op te leggen in combinatie met een (deels) voorwaardelijke werkstraf. Als bijzondere voorwaarden adviseert de Raad een meldplicht, het volgen van onderwijs/dagbesteding en het zich houden aan de afspraken met school en stage, een contactverbod met de medeverdachten een avondklok, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond dient daarbij opdracht te worden gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Raad komt tot dit advies nu gebleken is dat een belangrijk probleem is dat de verdachte geen weerstand heeft kunnen bieden aan de negatieve beïnvloeding door antisociale leeftijdsgenoten. Deze beïnvloedbaarheid van de verdachte is en blijft een aandachtspunt, met name omdat hij ook zelf aangeeft moeite te hebben om ‘nee’ te zeggen. De voorgestelde leerstraf moet hem hiermee helpen. De ouders van de verdachte zijn zeer betrokken. Desalniettemin acht de Raad reclasseringsbegeleiding aangewezen om de ontwikkelingen te blijven volgen en om zo nodig interventies te kunnen plegen om een zorgelijke ontwikkeling te kunnen afwenden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: te noemen de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 april 2018.
Dit rapport houdt het volgende in.
De jeugdreclassering onderschrijft het strafadvies van de Raad, te weten de leerstraf Tools4U en voortzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering.
Ter terechtzitting heeft de jeugdreclassering aanvullend hierop meegegeven dat de samenwerking tussen de jeugdreclassering en de verdachte, alsook zijn ouders, goed verloopt. De ouders van de verdachte zijn zeer betrokken en goed in staat de verdachte te sturen, begeleiden en begrenzen waar dat nodig is. Gelet op die omstandigheid, heeft de jeugdreclassering duidelijke twijfels of het opleggen van reclasseringsbegeleiding meerwaarde heeft. Dit geldt ook voor het opleggen van een avondklok. De jeugdreclassering acht de verdachte en de ouders ook zonder gedwongen kader in staat om zich aan de gemaakte afspraken te houden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
7.4.1.
Straffen
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen. Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen werkstraf, heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal daarnaast rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het feit dat hij zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en het feit dat hij in positieve zin medewerking heeft verleend aan de begeleiding van de jeugdreclassering.
Hoewel de jeugdreclassering ter terechtzitting heeft medegedeeld te twijfelen over de meerwaarde van begeleiding door de jeugdreclassering, nu de ouders van de verdachte goed in staat zijn de verdachte te sturen en begeleiden, acht de rechtbank gelet op de situatie van de verdachte, alsook op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, begeleiding door de reclassering nog altijd aangewezen. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen werkstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte een avondklok of meldplicht op te leggen.
De rechtbank zal daarnaast een taakstraf, bestaande uit de leerstraf Tools4U (regulier) opleggen, nu uit de adviezen volgt dat de verdachte daar profijt van zal hebben.
7.4.2.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , wonende te Schiedam, ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.148,-- aan materiële schade en een bedrag van € 226,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van
€ 220,--, zijnde de gevorderde kosten ten aanzien van de Gucci-pet, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu de vordering niet is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging betoogt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de vordering niet is onderbouwd en de weggenomen telefoon na inbeslagname vermoedelijk aan de benadeelde partij is geretourneerd.
8.3.
Beoordeling
Naar de rechtbank begrijpt, betreft het gevorderde schadebedrag in zijn geheel materiële schade, nu de schadeposten genoemd onder ‘immateriële schade’ eveneens als materiële schade te kwalificeren zijn. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het bewezenverklaarde feit ziet enkel op de diefstal van de Gucci-pet en de telefoon. De verdachte wordt niet veroordeeld voor de bij de benadeelde partij weggenomen Gucci-tas en het Casio horloge. De benadeelde partij zal daarom ten aanzien van de Gucci-tas en het Casio horloge in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu ten aanzien van die gevorderde schade niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.
Voorts constateert de rechtbank dat de vordering ten aanzien van de overig gevorderde schade, ter zake de Gucci-pet, de telefoon en de vervangende abonnementskosten, in het geheel niet met aanschaf- of vervangingsnota’s is onderbouwd. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat de benadeelde partij de gevorderde schade daadwerkelijk heeft geleden.
In dit stadium van het geding de zaak aanhouden, teneinde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen nadere onderbouwing aan te reiken van de vordering, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, te meer daar de rechtbank alsdan in deze samenstelling geen uitspraak meer kan doen in deze zaak, gelet op de ook aanhangige zaak tegen een medeverdachte. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf groot
30 (dertig) uur, subsidiair
15 (vijftien) dagenvervangende jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
26 (zesentwintig) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
13 (dertien) dagen;
stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] 2001 te [geboorteplaats medeverdachte 1] ), [naam medeverdachte 2] (geboren [geboortedatum medeverdachte 2] 2000 te [geboorteplaats medeverdachte 2] en de aangever [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001 te [geboorteplaats slachtoffer] ), zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen en zich zal inzetten tot het hebben en behouden van zinvolle dagbesteding;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
20 (twintig) uur,waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject Tools4U (regulier) van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende
jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M. van Kuilenburg en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 mei 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 11 juni 2017 te Schiedam
op/aan de openbare weg, het [plaats delict 1] en/of het [plaats delict 2] , in elk geval
op/aan een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pet
(merk Gucci) en/of een mobiele telefoon (merk/type Samsung/Galaxy S7 edge)
en/of een tas (merk Gucci) en/of een horloge (merk Casio), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- tonen/voorhouden en/of richten van een pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, aan/op die [naam slachtoffer] , en/of
- ( daarbij) aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden "Wil je dat ik shoot?",
alhans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- ( met kracht) schoppen/trappen op/tegen het been van die [naam slachtoffer] , en/of
- die [naam slachtoffer] op/tegen de grond duwen, en/of
- ( vervolgens) plaatsen/houden van een pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( daarbij) aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden "Geef je tasje of wil je
dat ik schiet?" en/of "Ik wil die horloge" en/of "Je blijft hier tien minuten
zitten en als je aangifte gaat doen schiet ik je door je hoofd, althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking";
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht