1.2.Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor woningaanpassingen afgewezen, omdat voor het volledig geschikt maken van de huidige woning diverse woningaanpassingen noodzakelijk zijn en eiseres op het moment van de verhuizing in 2007 al bekend was met de huidige beperkingen en zij daarmee rekening had moeten houden bij de keuze van de woning.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Samengevat stelt verweerder dat eiseres in 2007 is verhuisd van een voor haar geschikte woning, naar een niet geschikte woning. Om deze reden zijn in het verleden aanvragen voor woningaanpassingen, op grond van de voorzienbaarheid daarvan, afgewezen. De gevraagde opklapbare douchestoel is bovendien een algemeen gebruikelijke voorziening, terwijl de noodzaak tot het verwijderen van de douchedrempel aan eiseres is te verwijten.
3. Eiseres stelt in beroep - samengevat - dat verweerders argumentatie niet ingaat op de belangenafweging die moet worden gemaakt in het kader van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de doelstelling van de Wmo 2015. Gelet op de eerder wel toegekende voorzieningen moet eiseres kunnen vertrouwen op de continuïteit van overheidshandelen en dienen haar de gevraagde maatwerkvoorzieningen te worden toegekend.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5. In verweerders rapportage van 1 juni 2016 is vermeld dat alleen een losse douchestoel voor eiseres een adequate voorziening zou kunnen zijn, maar dat eventuele vervanging van de reeds aanwezige douchestoel als algemeen gebruikelijk aangemerkt moet worden. Wat eiseres aanvoert bevat geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van verweerders standpunt over het algemeen gebruikelijke karakter van een losse douchestoel. Verweerder kan daarom worden gevolgd in de afwijzing van de aanvraag om deze voorziening op grond van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015 (de Verordening).
6. Verweerder heeft voorts op goede gronden geweigerd om de douchedrempel in de woning van eiseres te verwijderen. De noodzaak van deze voorziening is het gevolg van de verhuizing van eiseres naar een niet geschikte woning. In 2001 is door een reumatoloog vastgesteld dat eiseres lijdt aan fibromyalgie, waardoor zij voet- en knieklachten heeft. Gelet hierop is niet aannemelijk dat eiseres bij haar verhuizing in 2007 niet heeft kunnen voorzien dat er problemen zouden ontstaan in deze woning als gevolg van haar reeds bestaande fysieke beperkingen. Verweerder kan daarom worden gevolgd in de afwijzing van de aanvraag om deze voorziening op grond van het bepaalde in artikel 10, tweede lid, van de Verordening.
7. Wat eiseres met een beroep op de hardheidsclausule in de Verordening aanvoert over de afweging van belangen, heeft verweerder niet tot de beoordeling hoeven nopen dat toepassing van de Verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, op grond waarvan de gevraagde voorzieningen in afwijking van de Verordening niettemin toegekend zouden moeten worden.
8. Voor zover eiseres een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, kan dit niet slagen. De beslissingen waarbij eerder aan eiseres voorzieningen zijn verstrekt waren gebaseerd op de feiten en omstandigheden en de wet- en regelgeving zoals die destijds aan de orde waren, terwijl overigens verweerder niet gehouden is om een eventueel in het verleden gemaakte onjuiste afweging in de toekomst te herhalen.
9. Gelet op het hiervoor overwogene is het beroep van eiseres ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.