ECLI:NL:RBROT:2018:3886

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
C/10/490197 / HA ZA 15-1220
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koop van paard voor fokkerij na veterinaire klinische goedkeuring; non-conformiteit of dwaling; onrechtmatige daad dierenarts; IPR; Weens Koopverdrag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil over de koop van een paard door LG Sporthorses van De Koning Sport Horses. Na de levering van het paard werden cataracten geconstateerd, wat leidde tot vragen over de non-conformiteit van het paard en mogelijke dwaling. LG Sporthorses vorderde compensatie en ontbinding van de koopovereenkomst, terwijl De Koning Sport Horses en de betrokken dierenarts zich verweerden. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van LG Sporthorses niet konden worden toegewezen. De rechtbank concludeerde dat het paard, ondanks de cataracten, voldeed aan de verwachtingen die op basis van de koopovereenkomst mochten worden gesteld. De rechtbank overwoog dat de beoordeling van de geschiktheid van het paard voor fokkerij aan de hand van Nederlandse maatstaven diende te gebeuren. De rechtbank oordeelde verder dat de dierenarts niet onrechtmatig had gehandeld, omdat de cataracten geen relevante invloed hadden op de geschiktheid van het paard. Uiteindelijk werden alle vorderingen van LG Sporthorses afgewezen, en werd LG Sporthorses veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 23 mei 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/490197 / HA ZA 15-1220 van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
THOROUGHBRED BUSINESS CONSULTING LIMITED,
tevens handelend onder de naam
LG SPORTHORSES,
gevestigd te Cheshire, Verenigd Koninkrijk,
eiseres,
advocaat mr. M. van Weeren te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE KONING SPORT HORSES B.V.,
gevestigd te Heerjansdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.P.A. Hoogstad te Tilburg,
2.
[gedaagde in 15-1220, 18-351 eiser in 18-352],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.H. Blok te Veenendaal,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/547746 / HA ZA 18-352 (voorheen C/10/499708 / HA ZA 16-382) van
[gedaagde in 15-1220, 18-351 eiser in 18-352],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.H. Blok te Veenendaal,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE KONING SPORT HORSES B.V.,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. J.P.A. Hoogstad te Tilburg,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/547740 / HA ZA 18-351 (voorheen C/10/499807 / HA ZA 16-392) van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE KONING SPORT HORSES B.V.,
gevestigd te Heerjansdam,
eiseres,
advocaat mr. J.P.A. Hoogstad te Tilburg,
tegen
[gedaagde in 15-1220, 18-351 eiser in 18-352],
wonende te Honselersdijk,
gedaagde,
advocaat mr. A.H. Blok te Veenendaal.
Partijen zullen hierna LG Sporthorses, De Koning Sport Horses en de dierenarts genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 oktober 2017,
  • de akte uitlaten n.a.v. tussenvonnis van De Koning Sport Horses,
  • de akte na tussenvonnis tevens akte overlegging producties van de dierenarts.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaken

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 april 2017,
  • het tussenvonnis van 25 oktober 2017.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Het verdere geschil in de hoofdzaak

Na wijziging van haar eis vordert LG Sporthorses – samengevat –
primair:
een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden bij brief van 2 juli 2015,
een verklaring voor recht dat De Koning Sport Horses (hoofdelijk) gehouden is tot schadevergoeding jegens LG Sporthorses,
een verklaring voor recht dat de dierenarts (hoofdelijk) gehouden is tot schadevergoeding jegens LG Sporthorses,
De Koning Sport Horses en de dierenarts hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de schade aan LG Sporthorses, te vermeerderen met de wettelijke rente,

subsidiair:

de overeenkomst te ontbinden, te vernietigen en/of te wijzigen ter opheffing van het nadeel c.q. schade die LG Sporthorses heeft ondervonden,
met (hoofdelijke) veroordeling van De Koning Sport Horses en de dierenarts tot betaling aan LG Sporthorses van het door de rechtbank vast te stellen bedrag aan geleden schade, althans op te heffen nadeel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening,
meer subsidiair:
De Koning Sport Horses en de dierenarts, althans alleen De Koning Sport Horses, althans alleen de dierenarts, te veroordelen om LG Sporthorses zodanig te compenseren op de voet van artikel 6:230 lid 2 BW dat het nadeel dat zij bij instandhouding van de overeenkomst lijdt door middel van wijziging van de overeenkomst wordt opgeheven, althans een zodanige uitspraak te doen ter vergoeding van de schade en/of opheffing van het nadeel van LG Sporthorses als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, dit zoveel mogelijk in de lijn met de in dit petitum genoemde vorderingen,
nog meer subsidiair:
de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden voor het bedrag dat LG Sporthorses aan schade heeft geleden en voor dat bedrag de koopsom te verminderen en De Koning Sport Horses en de dierenarts te veroordelen tot vergoeding van het aldus vastgestelde bedrag,
in alle gevallen:
De Koning Sport Horses en de dierenarts, althans alleen De Koning Sport Horses, althans alleen de dierenarts, te veroordelen tot betaling aan LG Sporthorses van de kosten van onderhavige procedure, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen veertien dagen na de dag, waarop het vonnis is gewezen aan LG Sporthorses zijn voldaan, daarover vanaf de veertiende dag wettelijke rente verschuldigd is.

4.De verdere beoordeling in de hoofdzaak

Het toepasselijk recht ten aanzien van de koopovereenkomst

4.1.
In het tussenvonnis van 5 april 2017 is in rechtsoverweging 6.5 overwogen:
Het geschil tussen partijen gaat over de vraag of het paard voldoet aan hetgeen LG Sporthorses daarvan op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Bij de beoordeling daarvan zijn onder meer de artikelen 25 en volgende van het Weens Koopverdrag van toepassing. LG Sporthorses heeft haar vorderingen evenwel gegrond op bepalingen in het Nederlands Burgerlijk Wetboek en De Koning Sporthorses is bij het voeren van verweer ook van die bepalingen uitgegaan. De rechtbank ziet daarin aanleiding om partijen – LG Sporthorses als eerste – in de gelegenheid te stellen hun stellingen aan te passen aan de bepalingen in het Weens Koopverdrag, dan wel om te kennen te geven of zij de toepasselijkheid van het verdrag willen uitsluiten (artikel 6 van het Verdrag).”
Hierop heeft LG Sporthorses geconcludeerd tot uitsluiting van het Weens Koopverdrag en heeft De Koning Sport Horses geconcludeerd tot toepassing van dit verdrag.
4.2.
Naar vaste rechtspraak leidt de rechtskeuze voor het recht van een verdragsluitende staat in beginsel tot toepassing van het Weens Koopverdrag. Dat De Koning Sport Horses en LG Sporthorses, zoals laatstgenoemde stelt, een stilzwijgende rechtskeuze voor het Nederlands recht hebben gedaan leidt daarom in beginsel tot toepassing van het Weens Koopverdrag. Dit is slechts anders indien deze partijen de toepassing daarvan uitdrukkelijk hebben uitgesloten of er sterke aanwijzingen zijn die duiden op een stilzwijgende uitsluiting van het Weens Koopverdrag door deze partijen.
4.3.
Een uitdrukkelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag door De Koning Sport Horses is niet aan de orde.
4.4.
De omstandigheid dat De Koning Sport Horses tot aan het vonnis van 5 april 2017 bij het voeren van haar verweer is uitgegaan van de bepalingen in het Nederlands Burgerlijk Wetboek waarop LG Sporthorses haar vorderingen heeft gegrond, vormt geen sterke aanwijzing dat De Koning Sport Horses de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag beoogde uit te sluiten. Immers, daaruit volgt niet zonder meer dat De Koning Sport Horses de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag heeft onderkend en zich voor haar verweer tot bepalingen in het Nederlands Burgerlijk Wetboek wilde beperken. Dit is niet anders indien in aanmerking wordt genomen dat De Koning Sport Horses rechtskundige bijstand heeft. Bijkomende feiten en omstandigheden waaruit redelijkerwijs een bij De Koning Sport Horses bestaande wil om de toepassing van het Weens Koopverdrag uit te sluiten wel zou kunnen worden afgeleid, heeft LG Sporthorses niet gesteld. LG Sporthorses kan daarom niet worden gevolgd in haar stelling dat De Koning Sport Horses stilzwijgend de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag heeft uitgesloten of afstand heeft gedaan van toepassing daarvan.
4.5.
Op grond van het vorenstaande staat het De Koning Sport Horses vrij om thans niet in te stemmen met uitsluiting van de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag en haar verweer aan dit verdrag aan te passen. Het beroep van LG Sporthorses op de goede procesorde en het stadium waarin de procedure zich thans bevindt maakt dat niet anders. Immers, bij het tussenvonnis van 5 april 2017 zijn LG Sporthorses en De Koning Sport Horses uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld hun stellingen aan het Weens Koopverdrag aan te passen. Daarin ligt besloten dat de procedure zich naar het oordeel van de rechtbank niet in een stadium bevindt dat een aanpassing van het verweer van De Koning Sport Horses aan het Weens Koopverdrag in strijd met de goede procesorde zou komen.
4.6.
Dit alles betekent dat op de koopovereenkomst het Nederlands recht met inbegrip van het Weens Koopverdrag zal worden toegepast.
Beantwoordt het paard aan de koopovereenkomst?
4.7.
LG Sporthorses legt aan haar vorderingen jegens De Koning Sport Horses ten grondslag dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt omdat het paard is geleverd met cataracten. De Koning Sport Horses betwist primair dat het paard ten tijde van de levering met enig gebrek behept was en subsidiair dat de bij het paard aangetroffen cataracten meebrengen dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt.
4.8.
Tussen LG Sporthorses en De Koning Sport Horses is niet in geschil dat bij het sluiten van de overeenkomst De Koning Sport Horses bekend was dat LG Sporthorses het paard wilde gebruiken voor de fokkerij. Het gebruik als dekhengst is een bijzonder doel als bedoeld in artikel 35 lid 2 onder b van het Weens Koopverdrag (WKV). Dat De Koning Sport Horses tevens bekend was dat LG Sporthorses het paard wilde gebruiken voor de fokkerij in het Verenigd Koninkrijk brengt niet zonder meer mee dat van De Koning Sport Horses kan worden geëist dat het paard voldoet aan de maatstaven voor geschiktheid voor de fokkerij in het Verenigd Koninkrijk. Immers, uitgangspunt is dat zaken dienen te voldoen aan de eisen die gelden in het land van de verkoper, tenzij de verkoper op de hoogte is, of geacht moet worden op de hoogte te zijn geweest van de geldende eisen in het land van bestemming. Uit het feit dat De Koning Sport Horses een beroepsmatig paardenhandelaar is volgt niet zonder meer dat zij op de hoogte was of geacht moet worden de hoogte behoorde te zijn geweest van de maatstaven voor geschiktheid van paarden voor de fokkerij in het Verenigd Koninkrijk. Bovendien heeft LG Sporthorses, naar zij stelt met het oog op de fokkerij, een klinische goedkeuring van het paard als opschortende voorwaarde voor de totstandkoming van de koopovereenkomst gesteld en is niet in geschil dat LG Sporthorses daaraan, buiten een onderzoek van het sperma, geen aanvullende eisen heeft verbonden. Daaruit volgt dat LG Sporthorses er op heeft vertrouwd dat het paard bij klinische goedkeuring en deugdelijkheid van het sperma, geschikt zou zijn voor de fokkerij in het Verenigd Koninkrijk, zodat De Koning Sport Horses daar redelijkerwijs ook op mocht vertrouwen.
4.9.
Het vorenstaande betekent dat de vraag of het paard ten tijde van de levering geschikt was voor de fokkerij aan de hand van Nederlandse maatstaven dient te worden beoordeeld.
4.10.
Indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat (één of meer van) de in het rapport van dierenarts [persoon 4] beschreven cataracten in de ogen van het paard (zie r.o. 4.9 van het tussenvonnis van 5 april 2017) reeds ten tijde van de levering aanwezig waren, hetgeen De Koning Sport Horses uitdrukkelijk betwist, geldt het volgende.
4.11.
LG Sporthorses stelt dat de cataracten ook naar Nederlandse maatstaven het paard niet geschikt maken voor de fokkerij en baseert dat op artikel 6 lid 3 van het Veterinairreglement KWPN en artikel 1 lid 6 van het Hengstenkeuringsbesluit Rijpaard Discipline Dressuur 2015 (verder: het Hengstenkeuringsbesluit). Deze bepalingen – voor zover hier van belang – luiden:
“Een paard voldoet aan de norm voor klinisch onderzoek indien het paard op beoordeelde onderdelen geen afwijkingen in bouw en functioneren vertoont, zoals bijvoorbeeld aangeboren oogafwijkingen, klein of onderontwikkeld oog […]”(art. 6 lid 3 Veterinairreglement KWPN) en
“Tijdens een keuring worden paarden door de hengstenkeuringscommissie […] beoordeeld op aanwezigheid van uiterlijk waarneembare (erfelijke) gebreken en/of afwijkingen. Voorbeelden van gebreken of afwijkingen zijn: aangeboren oogafwijkingen, klein of onderontwikkeld oog; […]”
(art. 1 lid 6 Hengstenkeuringsbesluit).
De Koning Sport Horses betwist het door LG Sporthorses gestelde en voert daartoe aan dat de cataracten geen negatief effect op de visus van het paard hebben en dat niet vast staat of de cataracten aangeboren of later verkregen zijn, maar dat de cataracten noch bij de keuring van 13 april 2015 noch bij keuringen op 5 september 2012 en 19 augustus 2014 zijn geconstateerd, zodat het zeer aannemelijk is dat de cataracten van een traumatische aard zijn. Verder voert De Koning Sport Horses aan dat enige erfelijkheid van cataracten niet wetenschappelijk is aangetoond.
4.12.
De cataracten van het paard hebben geringe afmetingen (1 mm en 3 mm) en de door LG Sporthorses overgelegde rapportage van de dierenartsen [persoon 2] en [persoon 3] (zie r.o. 4.10 van het tussenvonnis van 5 april 2017) biedt steun voor het standpunt van De Koning Sport Horses dat deze cataracten geen (relevante) invloed hebben op het gezichtsvermogen van het paard hebben. Uit die rapportage en de overige door LG Sporthorses overgelegde rapportages blijkt niet dat de cataracten van het paard aangeboren zijn. Er is geen verdergaande conclusie dan dat het zeer waarschijnlijk is dat de cataracten aanwezig zijn vanaf de geboorte of een gebeurtenis in het vroege leven van het paard. Gelet hierop en op de voormelde gemotiveerde betwisting van De Koning Sport Horses lag het op de weg van LG Sporthorses om te onderbouwen dat de cataracten als afwijkingen in de bouw en het functioneren van het paard, dan wel als aangeboren oogafwijkingen of (erfelijke) gebreken of afwijkingen in de zin van voormelde bepalingen in het Veterinairreglement KWPN en het Hengstenbesluit moeten worden aangemerkt. De door LG Sporthorses overgelegde passage uit het boek “De veterinaire keuring van het paard” over de ogen en oogleden (zie r.o. 4.3 van het tussenvonnis van 5 april 2017) biedt daarover geen uitsluitsel. Evenmin kan het worden afgeleid uit de door LG Sporthorses overgelegde stukken waarvan de relevante delen zijn weergegeven in het tussenvonnis van 5 april 2017 (r.o. 4.7 – 4.11). Hetzelfde geldt voor de overige door LG Sporthorses overgelegde producties die zien op de in het Verenigd Koninkrijk gehanteerde maatstaven. De enige productie die niet louter de in het Verenigd Koninkrijk gehanteerde maatstaven betreft, is de door LG Sporthorses als productie 28 overgelegde verklaring van dr. [persoon 1] . Die verklaring is ter onderbouwing van de waardering van het paard in het geding gebracht maar vermeldt dat paarden met cataracten ook in het vasteland van Europa ongeschikt zijn voor de fokkerij. Een deugdelijke onderbouwing voor die zienswijze ontbreekt echter. Immers, uit die verklaring blijkt niet of en in hoeverre de Duitstalige literatuur uit 1999 en van onbekende datum waarop dr. [persoon 1] zich baseert ten tijde van de levering in het voorjaar van 2015 in Nederland richting gevend was. Bovendien ontbreekt enige informatie over de expertise van dr. [persoon 1] , zodat haar verklaring niet kan worden aangemerkt als een verklaring van een deskundige ter zake de in Nederland geldende maatstaven voor geschiktheid van paarden voor de fokkerij.
4.13.
Op grond van het vorenstaande kan op basis van hetgeen LG Sporthorses in deze procedure heeft gesteld en ter onderbouwing daarvan heeft overgelegd niet worden vastgesteld dat gelet op de bij het paard aanwezige cataracten het paard naar Nederlandse maatstaven niet geschikt is voor de fokkerij.
4.14.
Niet gesteld is dat de cataracten het paard ongeschikt maken voor de doeleinden waarvoor paarden gewoonlijk worden gebruikt, als bedoeld in artikel 35 lid 2 sub a WKV, zodat er in rechte van kan worden uitgegaan dat dit niet het geval is.
4.15.
Op grond van het vorenstaande kan – ook indien komt vast te staan dat (één of meer van) de cataracten van het paard ten tijde van de levering aanwezig waren – niet worden vastgesteld dat het paard niet beantwoordt aan de overeenkomst tussen partijen.
Keuring onrechtmatig?
4.16.
Bij tussenvonnis van 25 oktober 2017 is beslist dat op grond van rechtsgeldige rechtskeuze voor Nederlands recht in de zin van artikel 14 Rome II-Vo Nederlands recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen LG Sporthorses en de dierenarts.
4.17.
Aan de vorderingen jegens de dierenarts heeft LG Sporthorses een onrechtmatige daad van de dierenarts ten grondslag gelegd. LG Sporthorses stelt daartoe dat de dierenarts de veterinaire keuring van het paard op 13 april 2015 niet met de nodige zorgvuldigheid heeft uitgevoerd omdat een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts de cataracten in de ogen van het paard in de gegeven omstandigheden had kunnen of had behoren te constateren. Verder stelt LG Sporthorses dat dit onrechtmatig jegens haar was omdat de dierenarts wist, althans kon weten, dat de koper zou afgaan op de inhoud van het keuringsrapport en dat zij door dit onrechtmatig handelen schade heeft geleden omdat bij vaststelling van cataract tijdens de keuring de koop van het paard door LG Sporthorses geen doorgang had gevonden. De dierenarts betwist dit alles en voert tevens als verweer dat op het keuringsformulier, dat LG Sporthorses voorafgaand aan de koop moet hebben ontvangen, het vorderingsrecht van en de aansprakelijkheid jegens LG Sporthorses als derde is uitgesloten.
4.18.
Onder omstandigheden kan een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis tevens een onrechtmatige daad jegens een derde opleveren. Het bestaan van de verbintenis is bepalend voor de zorgplicht jegens de derde.
4.19.
Tussen partijen is niet in geschil dat De Koning Sport Horses aan de dierenarts opdracht heeft verleend om het paard voor verkoopdoeleinden te keuren, zodat dit tussen partijen vast staat. Hierdoor was voor de dierenarts voorzienbaar dat potentiële kopers op het keuringsrapport zouden afgaan en dat zij schade zouden kunnen leiden indien de keuring niet met de vereiste zorgvuldigheid werd uitgevoerd. Dit leidt tot aansprakelijkheid jegens LG Sporthorses op grond van onrechtmatig handelen van de dierenarts indien een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts in dezelfde omstandigheden als waaronder de klinische keuring op 13 april 2015 is uitgevoerd (één of meer van) de cataracten zou hebben ontdekt en op grond daarvan geen klinische goedkeuring (positief verkoopadvies) zou hebben gegeven. Het laatste dient te komen vast te staan omdat anders, zoals de dierenarts onweersproken heeft aangevoerd, vanwege de opschortende voorwaarde die aan de totstandkoming van de koopovereenkomst tussen De Koning Sport Horses en LG Sporthorses was verbonden het voor de aansprakelijkheid vereiste oorzakelijk verband tussen de fout van de dierenarts en de gestelde schade ontbreekt.
4.20.
Vast staat dat de klinische keuring op 13 april 2015 plaatsvond in Nederland uit hoofde van een overeenkomst tussen Nederlandse partijen (De Koning Sport Horses en de dierenarts). Verder heeft LG Sporthorses de stelling van de dierenarts dat er naast een sperma onderzoek geen specifieke eisen aan de keuring zijn gesteld niet weersproken, zodat dit eveneens tussen hen vast staat. Dit betekent dat de vraag of de dierenarts de klinische keuring met de vereiste zorgvuldigheid heeft uitgevoerd en de klinische goedkeuring (het positief verkoopadvies) kon verlenen dient te worden beantwoord aan de hand van het in Nederland gehanteerde protocol voor de standaard klinische (verkoop)keuring van een paard. Dat er tevens om een sperma onderzoek werd verzocht en het keuringsformulier in het Engels is opgemaakt, maakt dit niet anders. Immers, de inhoud van de op de dierenarts rustende verbintenis wordt bepaald door de aan hem verleende opdracht. Slechts ten overvloede wordt daarom overwogen dat, tegenover de betwisting van de dierenarts, uit die feiten niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij wist dat de keuring plaatsvond in verband met de verkoop van het paard aan een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde koper en dat LG Sporthorses geen bijkomende feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit dat wel zou kunnen worden afgeleid.
4.21.
Als door de dierenarts gesteld en door LG Sporthorses niet weersproken staat tussen hen vast dat een standaard klinische (verkoop)keuring van een paard in Nederland behoort te worden uitgevoerd zoals beschreven in het boek “De veterinaire keuring van het paard”, publicatie 2007. Op het keuringsformulier van de keuring van het paard op 13 april 2015 is ook vermeld dat dit boek bij de keuring is gebruikt.
4.22.
Veronderstellenderwijs er van uitgaande dat (één of meer van) de in het rapport van dierenarts [persoon 4] beschreven cataracten in de ogen van het paard (zie r.o. 4.9 van het tussenvonnis van 5 april 2017) reeds ten tijde van de keuring op 13 april 2015 aanwezig waren en door een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts niet gemist hadden kunnen worden, hetgeen de dierenarts allemaal uitdrukkelijk betwist, geldt het volgende.
4.23.
LG Sporthorses stelt dat op grond van artikel 6 lid 3 van het Veterinairreglement KWPN (zie r.o. 4.11) een paard voldoet aan de norm voor klinisch onderzoek indien het paard geen afwijkingen vertoont. Tevens stelt zij dat cataracten bij een paard een al dan niet aangeboren afwijking opleveren, zodat de constatering van één of meer van de cataracten in de ogen van het paard bij de klinische keuring niet tot een positief advies had kunnen leiden. De dierenarts betwist dat. Hij voert daartoe aan dat het onderzoek in het teken staat van de eisen die worden gesteld aan een normaal functioneren van het paard en dat de onderhavige cataracten geen klinische relevantie hebben omdat zij niet, althans niet in relevante mate leiden tot visusproblemen bij het paard en geen erfelijke aandoening zijn. Daarom zouden de onderhavige cataracten in Nederland niet als afwijkingen maar als normaal worden gezien en zouden zij niet hebben afgedaan aan het uiteindelijke positieve advies bij de klinische keuring, aldus nog steeds de dierenarts.
4.24.
De cataracten van het paard hebben geringe afmetingen (1 mm en 3 mm) en de door LG Sporthorses overgelegde rapportage van de dierenartsen [persoon 2] en [persoon 3] (zie r.o. 4.10 van het tussenvonnis van 5 april 2017) biedt steun voor het standpunt van De Koning Sport Horses dat deze cataracten geen (relevante) invloed hebben op het gezichtsvermogen van het paard. Uit die rapportage en de overige door LG Sporthorses overgelegde rapportages blijkt niet dat de cataracten van het paard aangeboren zijn. Er is geen verdergaande conclusie dan dat het zeer waarschijnlijk is dat de cataracten aanwezig zijn vanaf de geboorte of een gebeurtenis in het vroege leven van het paard. Gelet hierop en voormelde gemotiveerde betwisting lag het op de weg van LG Sporthorses om te onderbouwen dat de cataracten als afwijkingen in de bouw en het functioneren van het paard, dan wel als aangeboren oogafwijkingen of (erfelijke) gebreken of afwijkingen in de zin van artikel 6 lid 3 van het Veterinairreglement KWPN moet worden aangemerkt. De door LG Sporthorses overgelegde passage uit het boek “De veterinaire keuring van het paard” over de ogen en oogleden (zie r.o. 4.3 van het tussenvonnis van 5 april 2017) biedt daarover geen uitsluitsel en nadere onderbouwing ontbreekt ondanks dat dit ter comparitie uitdrukkelijk aan de orde is gekomen. Immers, de overige door LG Sporthorses overgelegde stukken over keuringen van paarden zien uitsluitend op de in Engeland gebruikelijke praktijk met betrekking tot een pre-purchase examination. Daaruit kunnen geen conclusies voor de in Nederland gebruikelijke praktijk worden getrokken, te meer nu door de dierenarts uitdrukkelijk is aangevoerd dat de praktijk in Nederland afwijkt van die in Engeland. Evenmin kan uit de door LG Sporthorses overgelegde stukken worden afgeleid dat de cataracten van het paard een erfelijke aandoening zijn.
4.25.
Op grond van het vorenstaande kan – ook indien komt vast te staan dat (één of meer van) de cataracten in de ogen van het paard ten tijde van de keuring op 13 april 2015 aanwezig waren en door een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts niet gemist hadden kunnen worden – niet worden vastgesteld dat de dierenarts onrechtmatig jegens LG Sporthorses heeft gehandeld.
Tot slot
4.26.
Het vorenstaande leidt er toe dat bij gebrek aan belang niet behoeft te worden ingegaan op de vraag of (één of meer van) de cataracten in de ogen van het paard ten tijde van de keuring, dan wel de levering reeds aanwezig waren en de vraag of een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts die bij een klinische keuring niet had kunnen missen. Het door LG Sporthorses aangeboden getuigenbewijs zal daarom als niet van belang worden gepasseerd. Evenmin bestaat er aanleiding om LG Sporthorses toe te staan deskundigen te doen horen, omdat LG Sporthorses geen verklaringen van deskundigen heeft overgelegd over de vraag of en in hoeverre cataracten naar Nederlandse maatstaven in de weg staan aan geschiktheid van het paard voor de fokkerij en klinische goedkeuring van het paard en LG Sporthorses er evenmin blijk van heeft gegeven over de deskundigen te beschikken die haar stellingen op die punten steunen.
4.27.
Uit de stellingen van LG Sporthorses begrijpt de rechtbank dat de ringworminfectie waarop zij zich beroept geen zelfstandige grondslag voor haar vorderingen vormt, zodat bij gebrek aan belang niet behoeft te worden ingegaan op het debat tussen partijen over de aanwezigheid van die infectie ten tijde van de keuring, dan wel de levering.
4.28.
Verder leidt het vorenstaande tot afwijzing van alle vorderingen. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat het Weens Koopverdrag geen grondslag biedt voor de op dwaling gebaseerde vorderingen jegens De Koning Sport Horses, welke dwaling op grond van het vorenstaande overigens evenmin kan worden vastgesteld.
4.29.
Op het beroep van de dierenarts op de uitsluiting van het vorderingsrecht van en de aansprakelijkheid jegens LG Sporthorses behoeft in het licht van het vorenstaande bij gebrek aan belang niet te worden ingegaan.
4.30.
Artikel 21 Rv. verplicht partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Deze verplichting is door LG Sporthorses geschonden. Immers, naar LG Sporthorses thans stelt heeft zij het paard op 17 augustus 2016 overgedragen aan Whitehill Stud. Ter zake betogen De Koning Sport Horses en de dierenarts overigens dat die transactie al eerder plaats heeft gevonden. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen op 12 oktober 2016 heeft zij op de vraag van de rechtbank hoe het met het paard was daarover geen mededeling gedaan en met haar verklaring dat zij het paard in training heeft genomen en dat hij in verband met de procedure nog niet gecastreerd is. Daarmee heeft LG Sporthorses de indruk gewekt dat het paard nog immer in haar bezit was en er sprake was van oplopende schade.
4.31.
Indien de rechtbank zou zijn toegekomen aan de beoordeling van de schade zou bij de begroting van de schade aan die schending van art. 21 Rv een gevolgtrekking zijn verbonden, te meer nu een onderbouwing van de stelling van LG Sporthorses dat zij geen vergoeding voor het paard heeft ontvangen ontbreekt. Voor andere gevolgtrekkingen ziet de rechtbank echter geen plaats, ook niet ten aanzien van de door de dierenarts aan de orde gestelde proceskosten in het incident. Immers, dat incident is, zoals uit het tussenvonnis van 25 oktober 2017 volgt, prematuur ingesteld en dat dient voor rekening en risico van de dierenarts te blijven.
4.32.
LG Sporthorses zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Koning Sport Horses worden begroot op:
- griffierecht € 1.909,00
- salaris advocaat
€ 3.222,00(3 punten x tarief IV ad € 1.074,00 per punt)
totaal € 5.131,00.
De kosten aan de zijde van de dierenarts worden begroot op:
  • griffierecht € 876,00
  • salaris advocaat
totaal € 4.635,00.
Deze proceskosten zullen overeenkomstig de daartoe strekkende vorderingen van De Koning Sport Horses en de dierenarts worden vermeerderd met wettelijke rente als na te melden.
4.33.
De door de dierenarts gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.34.
De voormelde proceskostenveroordeling in veroordeling in de nakosten zullen overeenkomstig de daartoe strekkende vorderingen van De Koning Sport Horses en de dierenarts uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
in de vrijwaringszaken
4.35.
In de hoofdzaak worden alle tegen partijen gerichte vorderingen van LG Sporthorses afgewezen. Door het voorwaardelijk karakter van de vorderingen in de vrijwaringszaken leidt dat tot afwijzing van deze vorderingen, zonder dat inhoudelijk daarop behoeft te worden ingegaan.
4.36.
Bij gebrek aan inhoudelijke beoordeling van de vorderingen kan geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt. Dit leidt samen met het spiegelbeeldige karakter van de vorderingen in de beide vrijwaringszaken ertoe dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd als na te melden. Door die compensatie van de proceskosten bestaat er geen aanspraak op vergoeding van nakosten.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
wijst de vorderingen af;
veroordeelt LG Sporthorses in de proceskosten, aan de zijde van De Koning Sport Horses tot op heden begroot op € 5.131,00 en aan de zijde van de dierenarts tot op heden begroot op € 4.635,00, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
veroordeelt LG Sporthorses in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van de dierenarts, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat LG Sporthorses niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in de vrijwaringszaken
wijst de vorderingen af;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.
2515/2294