ECLI:NL:RBROT:2018:3882

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
10/750093-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel uit winstbejag met 17 vreemdelingen in vrachtwagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensensmokkel uit winstbejag. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, werd betrapt op 3 maart 2016 toen hij met zijn vrachtwagen, waarin 17 Afghaanse vreemdelingen verborgen zaten, op het punt stond om aan boord te gaan van een ferry naar Groot-Brittannië. De Koninklijke Marechaussee ontdekte de vreemdelingen tijdens een controle in Hoek van Holland. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen en dat hij door anderen was ingeluisd. De rechtbank oordeelde echter dat deze verklaring ongeloofwaardig was, gezien de omstandigheden waaronder de vreemdelingen in zijn vrachtwagen waren aangetroffen en de ongebruikelijke wijze van zaken doen die de verdachte had gehanteerd. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen vrachtauto en een geldbedrag van € 2.144,23. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte als chauffeur in het smokkelproces, waarbij hij uit winstbejag handelde en bijdroeg aan het in stand houden van een illegaal circuit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750093-16
Datum uitspraak: 17 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( Duitsland ) op [geboortedatum verdachte] ,
woonachtig op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , Duitsland
gemachtigd raadsvrouw mr. M.M. Vié, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 27 september 2017, 17 april 2018,
18 april 2018 en 8 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 27 september 2017 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest, alsmede een geldboete van € 2.144,23 en
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen vrachtauto (merk: Iveco).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde bij gebrek aan overtuigend wettig bewijs. Zij stelt zich op het standpunt dat de verdachte niet wist dat de 17 vluchtelingen zich in zijn vrachtwagen bevonden en dat hij er door anderen is ingeluisd.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op donderdag 3 maart 2016 in de avond kregen medewerkers van de Koninklijke Marechaussee, die in Hoek van Holland bezig waren met de uitreiscontrole van vrachtwagens die aan boord gaan van de Stena Line ferry naar Harwich in Groot-Brittannië, de melding dat de verdachte zojuist contant had betaald voor zijn reis naar Harwich en dat hij geen reservering had gemaakt om mee te gaan met de boot.
Omstreeks 20.26 uur controleerde personeel van de Koninklijke Marechaussee de laadruimte van de vrachtauto van de verdachte, die op het punt stond om aan boord van de ferry te gaan. Bij het binnengaan van de laadruimte werden 17 vreemdelingen aangetroffen in een ruimte achter een lading van piepschuim isolatieplaten. De vrachtauto bleek voor de helft beladen.
De vreemdelingen hadden de Afghaanse nationaliteit en (degenen die gehoord zijn door de Koninklijke Marechaussee) hebben verklaard dat zij aan hun reisagent geld hebben betaald om naar Groot-Brittannië te kunnen reizen, dat zij door hun reisagent naar de vrachtauto zijn gebracht en van hem moesten instappen, dat zij meerdere uren in de vrachtwagen hebben gezeten voordat zij werden aangehouden en dat zij niet allen op dezelfde plaats in de vrachtauto zijn gestapt.
Uit een analyse van de onder de verdachte in beslaggenomen vrachtbrief door de Koninklijke Marechaussee blijkt dat op de vrachtbrief als plaats en datum van in ontvangstneming goederen staat vermeld het adres [naam adres] te Roosendaal.
Uit onderzoek van het navigatiesysteem van de verdachte, blijkt dat buiten twee Nederlandse adressen in Hoek van Holland, het adres [naam adres] te Roosendaal is ingevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank wijst de omstandigheid dat een vrachtwagenchauffeur vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft in beginsel op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur. Onder deze omstandigheden mag van de chauffeur worden verlangd dat hij inzicht geeft in zijn reisbeweging, handelingen en de gang van zaken rond zijn transport.
De verdachte heeft hierover in zijn verhoren door de Koninklijke Marechaussee het navolgende verklaard.
De verdachte biedt vanuit zijn bedrijf transportdiensten aan. Een aantal dagen voor zijn aanhouding is hij benaderd door een persoon vermoedelijk genaamd [naam medeverdachte 1] , die hem verzocht een rit naar Groot-Brittannié uit te voeren voor een zakenpartner wiens medewerker van Nederland naar Groot-Brittannië verhuisd moest worden. De rit moest op 3 maart 2016 plaatsvinden en hij kreeg van [naam medeverdachte 1] per SMS-bericht het adres in Nederland verstrekt alsook een telefoonnummer van de contactpersoon genaamd [naam medeverdachte 2] . Van de achternaam van deze contactpersoon is de verdachte echter niet zeker. Het adres heeft de verdachte in zijn navigatiesysteem ingevoerd.
Op 3 maart 2016 eenmaal aangekomen bij het opgegeven adres, heeft de verdachte contact opgenomen met de contactpersoon [naam medeverdachte 2] . De verdachte moest vervolgens deze contactpersoon volgen naar een industrieterrein op ongeveer 20 minuten rijden. Daar is hij naar binnengegaan in een loods. Hij weet hiervan niet het adres. Aldaar werd de verdachte meegedeeld dat het verhuistransport niet doorging, maar dat hij isolatiemateriaal naar Engeland moest brengen. De verdachte is hiermee akkoord gegaan onder de voorwaarde dat hij de juiste papieren verstrekt zou krijgen voor dit transport.
De juiste papieren zijn toen handgeschreven opgemaakt en in de tussentijd heeft de verdachte samen met een persoon genaamd [naam] die in de loods aanwezig was, de pallets met isolatiemateriaal in zijn vrachtwagen geladen, waarbij ook met instemming van [naam medeverdachte 2] isolatieplaten zijn afgezaagd om deze er goed in te krijgen. Hij heeft zijn vrachtauto vervolgens afgesloten, maar heeft de laadklep niet vergrendeld in de cabine, waardoor de laadklep vanaf de buitenzijde van de vrachtauto te openen was. Hierna is de verdachte pizza gaan eten met [naam medeverdachte 2] en “een persoon genaamd [naam medeverdachte 3] ofzo”, van wie hij vermoedde dat dat de baas was. Tijdens het eten heeft hij € 900,- ontvangen van [naam medeverdachte 2] als voorschot voor zijn werkzaamheden en voor de rest zou de verdachte nog een rekening opmaken. Na het eten is hij naar de ferry gereden. Daar is hij aangehouden met de vreemdelingen in zijn vrachtauto. De verdachte is ervan overtuigd dat de vreemdelingen in zijn wagen moeten zijn gegaan toen hij pizza aan het eten was.
De rechtbank constateert op grond van de bovenvermelde vaststaande feiten en omstandigheden en de verklaring(en) van de verdachte dat het hier ging om een op het oog zakelijk transport, maar met een zeer ongebruikelijke manier van zaken doen. Zo was de verdachte niet bekend met het laadadres, was het laadadres dat op de vrachtbrief is vermeld niet het adres waar de lading daadwerkelijk is geladen, is ter plekke bij het inladen in de handelswaar gezaagd en zijn bovendien van tevoren geen duidelijke afspraken gemaakt over de prijs die het transport van de isolatieplaten de verdachte zou opleveren en over de betalingscondities, terwijl de verdachte niet eens zeker was van de na(a)m(en) van de opdrachtgever(s) en hoe hij hem/hen kon bereiken voor de uiteindelijke betaling voor de opdracht. De verdachte is dus in zee gegaan met een onbekende contractspartij met wie hij niet eerder zaken had gedaan en waarbij hij slechts een (ontoereikend) voorschot op de te maken onkosten voor de reis had gehad.
De verklaring van de verdachte dat hij niets wist van de vreemdelingen in zijn vrachtwagen en dat hij er in is geluisd door anderen, acht de rechtbank gelet op deze geschetste zeer ongebruikelijke wijze van zaken doen ongeloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte inhoudt dat hij vanuit (de omgeving van) Roosendaal is gereisd om de vreemdelingen naar Groot-Brittannië te brengen. Gelet op de omstandigheden waaronder de 17 vreemdelingen in zijn vrachtauto zijn aangetroffen en de zeer ongebruikelijk wijze van zaken doen, kan het niet anders dan dat de verdachte wist dat in zijn vrachtauto vreemdelingen verborgen zaten. Een andere verklaring voor het feit dat de verdachte de vrachtwagen heeft bestuurd waarin 17 vreemdelingen waren verborgen is niet aannemelijk geworden.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Het ten laste gelegde is wettig en overtuigen bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 maart 2016 in Nederland
,tezamen en in vereniging met anderen,
in de uitoefening van enig ambt of beroep, te weten zijn beroep van (vrachtwagen)chauffeur, 17 (zeventien), personen met de Afghaanse nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie of
die bovengenoemde personen daartoe gelegenheid hebben verschaft terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer van zijn mededaders,
- bovengenoemde personen in een vrachtwagen vervoerd door Nederland, en
- een ticket aangeschaft voor de ferry (Stena Line) naar Groot-Brittannië,
en(aldus) het verblijf in en het transport en de doorreis door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie van die bovengenoemde personen gefaciliteerd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de voortgezette handeling van
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft als beroepschauffeur 17 personen met de Afghaanse nationaliteit, die achter pallets met isolatieplaten verborgen zaten in zijn vrachtauto, door Nederland gesmokkeld met bestemming Groot-Brittannië. Hierbij heeft hij nauw en bewust samengewerkt met anderen, die onder meer gezorgd hebben voor de deklading en het beladen daarvan, het begeleiden van de vreemdelingen naar de vrachtauto van de verdachte en het opstellen van de vrachtbrief. Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit. Hoewel niet is gebleken dat de verdachte de organisator was van de mensensmokkel, is hij als chauffeur wel te beschouwen als een onmisbare schakel in het smokkelproces. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het illegale circuit. De verdachte heeft dit uit winstbejag gedaan om zelf financieel voordeel te behalen. Hij is voorbijgegaan aan het ontwrichtende karakter van mensensmokkel en de risico’s die de vreemdelingen liepen tijdens het vervoer. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 augustus 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal vreemdelingen dat is gesmokkeld, de strafverzwarende elementen van medeplegen, het plegen in de uitoefening van het beroep van vrachtwagenchauffeur, de omstandigheid dat is gehandeld uit winstbejag en op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de duur van het voorarrest achterwege te laten aangezien de verdachte een gezin en een bedrijf heeft. De rechtbank ziet hiervoor echter geen aanleiding, gelet op de aard en ernst van het feit. De persoonlijke omstandigheden zijn niet van dien aard dat van een gevangenisstraf van na te melden duur zou moeten worden afgeweken.
De verdediging heeft zich voorts beroepen op een schending van de redelijke termijn, die strafvermindering rechtvaardigt.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 4 maart 2016 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak echter sprake van bijzondere omstandigheden aangezien de termijnoverschrijding mede te wijten is aan de onderzoekswensen van de verdachte. De rechtbank is gelet op die omstandigheid van oordeel dat een periode van twee jaar en tweeënhalve maand als redelijke termijn dient te worden beschouwd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
De door de officier van justitie geëiste geldboete (naast een gevangenisstraf van aanzienlijke duur), is ongebruikelijk bij een feit als het onderhavige en naar het oordeel van de rechtbank niet passend en geboden naast de al op te leggen gevangenisstraf. In het feit dat er (conservatoir) beslag is gelegd op het bij de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van
€ 2.144,23 ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van hetgeen gebruikelijk is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Iveko vrachtauto van de verdachte verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit het beslag op te heffen en de vrachtauto en het geldbedrag van € 2.144,23 aan de verdachte terug te geven, omdat de verdachte door middel van deze vrachtauto in zijn levensonderhoud voorziet en hij in Duitsland nog een aanhangwagen heeft staan die slechts gekoppeld kan worden aan deze wagen en hij bovendien over het geldbedrag een duidelijke verklaring heeft afgelegd.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen vrachtauto zal worden verbeurd verklaard.
Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan. De door de verdediging aangevoerde omstandigheden acht de rechtbank niet van dien aard dat van verbeurdverklaring moet worden afgeweken.
Het in beslag genomen geldbedrag zal eveneens verbeurd worden verklaard. Het geldbedrag behoort aan de verdachte toe en het is aannemelijk dat het geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit is verkregen. In de smokkelwereld gaan immers grote bedragen om en chauffeurs - de schakels die de meeste risico’s lopen - krijgen daar doorgaans goed voor betaald. Dat de verdachte het bedrag met enkele opdrachten van zijn verhuisbedrijf heeft verdiend, zoals door hem verklaard, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Niet valt immers in te zien waarom je met zoveel zakelijk verdiend geld steeds contant op zak blijft lopen en de verdachte heeft daarvoor ook geen verklaring gegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 56, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezen verklaarde feit:
Geld euro, waarde 2.144,23;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezen verklaarde feit:
1
STK Vrachtauto Wesoq649, IVECO, kleur: wit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
mr. K. Bakker en mr. S.N. Abdoelkadir, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 maart 2016 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland
,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
in de uitoefening van enig ambt of beroep, te weten zijn beroep van (vrachtwagen)chauffeur,
17 ( zeventien), althans één of meer (meerderjarige en/of minderjarige)
perso(o)n(en) met de Afghaanse nationaliteit, althans van buitenlandse
afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland
en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000
te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die bovengenoemde personen (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of
ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of
dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer van zijn mededaders, althans alleen,
- bovengenoemde personen in een vrachtwagen vervoerd door Nederland, en/of
- een ticket aangeschaft voor de ferry (Stena Line) naar Groot-Brittannië,
(aldus) het verblijf in en/of het transport en de doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie van die bovengenoemde pers(o)n(en) georganiseerd en/of
gecoördineerd en/of gefaciliteerd.