ECLI:NL:RBROT:2018:3868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
10/661262-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring belaging en binnendringen in woning van ex-partner. Vrijspraak van diefstal.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging en het wederrechtelijk binnendringen in de woning van zijn ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende twee periodes schuldig heeft gemaakt aan belaging, waarbij hij stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De verdachte heeft zich in de periodes van maart tot en met juni 2016 en van september tot en met 16 oktober 2016 schuldig gemaakt aan deze feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de diefstal van twee paspoorten niet bewezen kon worden, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 61 dagen geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 91 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn samenwerking met de reclassering en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting, om de verdachte te helpen bij het voorkomen van herhaling van strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661262-16
Datum uitspraak: 28 februari 2018
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. W.J. Oomkes, advocaat te Vlaardingen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 61 dagen met aftrek van voorarrest en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting en een contactverbod met uitzondering van de contacten die met instemming van de reclassering plaatsvinden in het kader van de omgangsregeling en een mediationtraject.

4.Waardering van het bewijs

Feit 4

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de diefstal van de twee paspoorten bewezen kan worden, omdat de verklaring van de verdachte dat hij deze met toestemming bij zich droeg, niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen en in strijd is met de verklaring van de aangeefster. Die verklaring vindt volgens de officier van justitie steun in de uiterlijke verschijningsvorm van de wijze waarop de verdachte de paspoorten bij zich droeg en ook in de verklaring van de verdachte ter plaatse, dat hij geen toestemming had gekregen om die paspoorten van zijn ex-vrouw en hun zoontje onder zich te hebben.
4.1.2.
Beoordeling
Op basis van uitsluitend de verklaring van de aangeefster kan niet worden aangenomen dat de verdachte de paspoorten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. Dat volgt ook niet uit de hiervoor bedoelde verklaring van de verdachte. Ook overigens is daarvoor geen bewijs gevonden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring van diefstal van de paspoorten te komen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Feiten 1, 3 en 5
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 2
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de belaging heeft de raadsman aangevoerd dat er geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer gedurende de gehele ten laste gelegde periode bewezen kan worden. Tussen 1 juli en 7 september 2016 is er vanuit beide kanten veelvuldig contact geweest tussen de aangeefster en de verdachte, zowel fysiek als telefonisch. Na 27 september 2016 zat de verdachte gedetineerd, waardoor hij geen stelselmatige inbreuk op haar levenssfeer heeft kunnen maken.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat er tussen juli en september 2016, gezien de aard en toon van het contact tussen de verdachte en aangeefster zoals dat uit het dossier naar voren komt, geen sprake was van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat dat na de periode waarin de verdachte gedetineerd zat, wel bewezen kan worden. De verdachte is immers na zijn detentie weer vervallen in zijn oude gedrag.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster in de periodes maart tot en met juni 2016 en september tot en met 16 oktober 2016.
4.4.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 16 oktober 2016 te Rotterdam opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van
Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 20 juli 2016 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam, van kracht voor de periode van 20 juli 2016 tot en met
18 oktober 2016, immers heeft verdachte zich opzettelijk opgehouden rond de
[adres delict] te Rotterdam;
2.
hij
in de periode van
maart 2016 tot en met juni 2016 en in de periode september 2016 tot en met 16 oktober 2016te Rotterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer] , met het oogmerk die [naam slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers is/heeft hij, verdachte, met voormeld oogmerk op verschillende data in
voormelde periode
s(onder meer)
veelvuldig, althans meermalen
- telefonisch contact gezocht met die [naam slachtoffer] en
- ( sms- en/of
WhatsApp- en/of Tango- en/of e-mail-) berichten verstuurd naar
die [naam slachtoffer] en
- die [naam slachtoffer] hinderlijk gevolgd en/of opgewacht en/of zich opgehouden in haar
nabijheid en
- zich opgehouden in de nabijheid van de woning van die [naam slachtoffer] en/of (daarbij)
meermalen met een auto langs die woning gereden en/of meermalen bij die woning
aangebeld en/of meermalen op de deur van die woning gebonkt en/of meermalen
door de brievenbus van die woning geroepen en/of meermalen brieven/tekeningen
door de brievenbus gestopt en/of wederrechtelijk binnengetreden in die woning;
3.
hij op 26 september 2016 te Rotterdam opzettelijk heeft gehandeld
in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste
lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 20 juli 2016 gegeven door de officier van justitie te
Rotterdam, van kracht voor de periode van 20 juli 2016 tot en met 18 oktober
2016, immers heeft verdachte zich opzettelijk opgehouden in de locatie
[adres delict] te Rotterdam;
5.
hij op 26 september 2016 te Rotterdam in een woning gelegen aan de [adres delict] en in gebruik bij [naam slachtoffer] , wederrechtelijk is binnengedrongen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering

2.belaging

3. opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering

5.in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende twee periodes met een totale duur van vijf en een halve maand schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vrouw. De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de aangeefster. Hij heeft daarnaast tweemaal in strijd gehandeld met een gedragsaanwijzing die juist diende te voorkomen dat hij zich begaf in de buurt van de woning van aangeefster en hij heeft zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk door zonder toestemming van aangeefster haar huis binnen te dringen.
Ter terechtzitting en uit een e-mail die de rechtbank van de aangeefster heeft ontvangen, is gebleken dat de verdachte de aangeefster de afgelopen anderhalf jaar met rust heeft gelaten. Ook blijkt uit deze e-mail dat het de wens van de aangeefster is om, in het belang van hun zoontje, een omgangsregeling met de verdachte op te stellen. De rechtbank zal daarmee bij de strafoplegging rekening houden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 augustus 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn geen risicofactoren op het gebied van de leefomstandigheden van de verdachte geconstateerd. Hij heeft zelfstandige huisvesting en daarnaast werk en inkomen. Er is sprake van een ondersteunend sociaal netwerk en er is geen sprake van een problematisch middelengebruik.
De kans op recidive is afgenomen, omdat de verdachte zijn focus op het herstel van de relatie met de aangeefster heeft losgelaten.
De ontvankelijkheid voor begeleiding en behandeling is hoog. De verdachte werkt tot nu toe goed mee in het huidige toezicht en houdt zich aan de gestelde voorwaarden. Hij is op zijn eigen verzoek door Reclassering Nederland aangemeld bij de Waag voor behandeling.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht;
- Behandelverplichting – ambulante behandeling;
- Contactverbod;
- Andere voorwaarden het gedrag betreffende: indien geïndiceerd en/of van toepassing meewerken aan een mediation of soortgelijk traject met als doel het realiseren van een omgangsregeling met zijn zoon.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de verdachte deze stok achter de deur kan gebruiken bij het herstellen van het contact met zijn zoon. Ook het gevraagde contactverbod zal als voorwaarde worden opgelegd, waarbij de reclassering steeds toestemming zal geven voor contact indien dat noodzakelijk is in verband met een mediationtraject of soortgelijk traject met betrekking tot de omgang met de zoon van aangeefster en de verdachte, dan wel voor de uitvoering van een vast te stellen omgangsregeling. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 138, 184a en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
30 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde moet zich binnen 14 dagen na de uitspraak melden bij Reclassering Nederland, locatie Zaandam, op het volgende adres: Vincent van Goghweg 73 te Zaandam. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. de veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan een ambulante behandeling bij De Waag te Zaandam, of een soortgelijke instelling, hetgeen ter beoordeling is aan de reclassering. Hierbij zal de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling worden gegeven;
3. de veroordeelde wordt verboden zonder uitdrukkelijke toestemming van de reclassering contact te leggen met de aangeefster, mevrouw [naam slachtoffer] . Indien contact noodzakelijk is in verband met de omgangsregeling met zijn zoon, zal de reclassering hiervoor (schriftelijk) toestemming geven;
4. de veroordeelde dient, indien geïndiceerd of van toepassing, mee te werken aan een mediationtraject of soortgelijk traject dat als doel dient een omgangsregeling met zijn zoon te realiseren;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mr E.G. Fels en mr. M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 16 oktober 2016 te Rotterdam
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven
krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van
strafvordering,
te weten de gedragsaanwijzing d.d. 20 juli 2016 gegeven door de officier van
justitie te Rotterdam, van kracht voor de periode van 20 juli 2016 tot en met
18 oktober 2016,
immers heeft verdachte zich opzettelijk opgehouden op/in/rond de
[adres delict] te Rotterdam en/of contact gezocht met [naam slachtoffer] ;
2.
hij
in of omstreeks de periode van 15 december 2015 tot en met 16 oktober 2016 te
Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het
oogmerk die [naam slachtoffer] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers is/heeft hij, verdachte, met voormeld oogmerk op verschillende data in
voormelde periode (onder meer)
veelvuldig, althans meermalen
- telefonisch contact gezocht met die [naam slachtoffer] en/of
- ( sms- en/of whatsapp- en/of Tango- en/of e-mail-)berichten verstuurd naar
die [naam slachtoffer] en/of
- zich (op hinderlijke en/of intimiderende wijze) opgedrongen aan de moeder
(te weten [naam moeder slachtoffer] ) en/of vriendinnen van die [naam slachtoffer] en/of
- die [naam slachtoffer] hinderlijk gevolgd en/of opgewacht en/of zich opgehouden in haar
nabijheid en/of
- zich opgehouden in de nabijheid van de woning van die [naam slachtoffer] en/of (daarbij)
meermalen met een auto langs die woning gereden en/of meermalen bij die woning
aangebeld en/of meermalen op de deur van die woning gebonkt en/of meermalen
door de brievenbus van die woning geroepen en/of meermalen brieven/tekeningen
door de brievenbus gestopt en/of wederrechtelijk binnengetreden in die woning;
3.
hij op of omstreeks 26 september 2016 te Rotterdam opzettelijk heeft gehandeld
in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste
lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 20 juli 2016 gegeven door de officier van justitie te
Rotterdam, van kracht voor de periode van 20 juli 2016 tot en met 18 oktober
2016, immers heeft verdachte zich opzettelijk opgehouden in de locatie
[adres delict] te Rotterdam;
4.
hij op of omstreeks 26 september 2016 te Rotterdam met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans één of meer,
paspoort(en), op naam van [naam slachtoffer] en/of [naam zoon verdachte] , in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 26 september 2016 te Rotterdam in een woning/besloten
lokaal/besloten erf, gelegen aan de [adres delict] en in gebruik bij [naam slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen.