ECLI:NL:RBROT:2018:3867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
10/740294-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 mei 2017, waarbij de verdachte in een telefoongesprek met een ex-partner van de aangeefster bedreigende uitlatingen deed. De aangeefster, die een relatie had met de ex-partner van de verdachte, werd op de hoogte gesteld van deze bedreigingen doordat het gesprek was opgenomen en naar haar was gestuurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de kans heeft aanvaard dat de bedreigingen de aangeefster zouden bereiken, ondanks dat zij niet wist dat het gesprek werd opgenomen. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat er geen opzet was, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte als bedreigend konden worden aangemerkt en dat de verdachte de intentie had om de aangeefster bang te maken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bedreiging en een taakstraf van 60 uur opgelegd, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met rapportages van de reclassering en een psycholoog, die de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar achtten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/740294-17
Datum uitspraak: 28 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 72 uur met aftrek van voorarrest en veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling bij Het Dok of een soortgelijke instelling.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging vanwege het ontbreken van opzet. Het telefoongesprek met [naam getuige] , waarin de verdachte uitlatingen deed die op zichzelf als bedreigend voor [naam slachtoffer] (de aangeefster) kunnen worden ervaren, is gevoerd tegen de achtergrond van ingewikkelde onderlinge verhoudingen, en die uitlatingen zijn ingekleurd door een zekere impulsiviteit bij de verdachte, zoals deze ook door de psycholoog is vastgesteld. Het is onvoldoende aannemelijk dat de verdachte opzet op de bedreiging van de aangeefster heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin. Met name blijkt uit de bewijsmiddelen onvoldoende dat de verdachte de bedoeling had dat de bewuste uitlatingen, die niet rechtstreeks tegen aangeefster zijn geuit, de aangeefster zouden bereiken. Zij kon ook niet weten dat het gesprek werd opgenomen.
4.1.2.
Beoordeling
De woorden die de verdachte in het telefoongesprek met [naam getuige] heeft geuit kunnen zonder meer als bedreigend voor [naam slachtoffer] worden aangemerkt. De verdachte heeft ter zitting bovendien verklaard dat het haar intentie was om iemand bang te maken met haar uitlatingen.
De rechtbank verwerpt het standpunt van de verdediging dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het op de hoogte raken van de bedreigingen door de aangeefster. Zij heeft haar uitlatingen gedaan in een telefoongesprek met de ex-partner ( [naam getuige] ) van aangeefster en uit dit telefoongesprek blijkt dat tussen [naam getuige] en aangeefster nog regelmatig contact bestaat. Zo vertelt [naam getuige] in het gesprek dat hij diezelfde dag nog met aangeefster heeft gesproken over een eventuele terugkeer van aangeefster bij het gezin dat zij samen hadden. Mede tegen deze achtergrond, en ook gelet op de ernst van de door de verdachte geuite bedreiging, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die bedreigingen aangeefster ter ore zouden komen.
Het feit dat de verdachte niet wist dat het gesprek werd opgenomen, doet daar niet aan af, omdat de inhoud van het gesprek ook een bedreiging oplevert wanneer [naam getuige] de inhoud daarvan zonder opname aan de aangeefster zou hebben doorgegeven.
De verdachte heeft ter zitting verklaard niet te hebben gezegd dat zij een “krachtige kandidaat” zou hebben. De rechtbank heeft echter geen reden om te nemen dat de weergave van het opgenomen gesprek in het proces-verbaal niet juist is.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de aangeefster [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op 27 mei 2017 te Rotterdam,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door telefonisch -zakelijk weergegeven- tegen [naam getuige] te verklaren dat zij, verdachte, een paar duizend euro gaat opnemen van de bank en [naam slachtoffer] uit de weg zal laten ruimen, en te zeggen:
"ik ga haar ( [naam slachtoffer] ) uit de weg laten ruimen" en
"ik heb een krachtige kandidaat en die wil dat heel graag doen, want ik ben het echt zat" en
"ik ga het niet doen, ik laat het doen" en
"ik moet haar ( [naam slachtoffer] ) uit de weg ruimen",
welk opgenomen telefoongesprek vervolgens door die [naam getuige] aan die [naam slachtoffer] is
toegestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de aangeefster bedreigd door [naam getuige] te bellen en tegen hem meerdere malen te zeggen dat zij de aangeefster uit de weg zou laten ruimen. Deze uitlatingen heeft [naam getuige] opgenomen en de aangeefster is langs die weg van de bedreiging op de hoogte geraakt.
Met deze woorden heeft de verdachte de aangeefster angst willen aanjagen om iets af te dwingen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij iemand bang wilde maken, zodat de relatie met haar ex-man hersteld zou kunnen worden. Om dit voor elkaar te krijgen heeft de verdachte een lang gesprek gevoerd waarin zij verschillende bedreigende uitlatingen heeft gedaan die impliceerden dat aangeefster om het leven gebracht zou worden door een derde persoon met wie zij daarover al contact had. Dit is een zeer ernstige, angstaanjagende bedreiging en dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte sinds 2007 niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De kans op herhaald grensoverschrijdend (strafbaar) gedrag wordt, gezien haar justitieverleden, laag tot matig ingeschat op het moment dat het leven van de verdachte meer stressvol en minder stabiel is.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden bestaande uit een meldplicht en een behandelverplichting voor haar gedrag, denkwijze en houding met als doel haar woede-uitbarstingen beter te kunnen controleren.
Psycholoog drs. O.C. van der Bent heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 17 november 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis die gekenmerkt wordt door krenkbaarheid, een instabiel zelfbeeld en zelfgevoel, impulsiviteit en onverantwoordelijkheid die zich het best laten onderbrengen in antisociale- en borderline problematiek.
Aangeefster is een ex-werkneemster van de verdachte die een relatie is aangegaan met de partner van de verdachte. Enkele weken nadat zij met deze relatie bekend is geworden, wordt ze door haar dochter geconfronteerd met het feit dat haar dochter haar vader mist.
Op dat moment wordt een groot beroep gedaan op haar tekortschietende controlemechanismen en frustratietolerantie. Ze kan haar woede niet meer controleren en zoekt contact met de ex-partner van de aangeefster. Er is een relatie tussen de gediagnosticeerde persoonlijkheidsproblematiek en het ten laste gelegde. De onderzoeker adviseert het ten laste gelegde de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Om de kans op recidive terug te dringen, wordt een ambulante behandeling geadviseerd. Er is sprake van een belast verleden (ontwikkelingstrauma’s gericht op onder andere verwaarlozing en scheidingen). Er wordt geadviseerd de verdachte een dergelijke behandeling op te leggen binnen een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een verplicht reclasseringstoezicht. Deze behandeling zou vorm gegeven kunnen worden bij een forensische polikliniek zoals Het Dok of een gelijkwaardige instelling.
De rechtbank heeft acht geslagen op de beide rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog ten aanzien van de toerekenbaarheid gedragen worden door diens bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Gezien de ernst van het feit en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank ziet naast deze taakstraf geen ruimte voor een voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht, zoals wel geadviseerd door de reclassering en de psycholoog en ook door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c en 285 Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten taakstraf resteert;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mr. E.G. Fels en mr. M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 27 mei 2017 te Dordrecht en/of Rotterdam, althans (elders)
in Nederland,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling, door telefonisch -zakelijk weergegeven- tegen [naam getuige]
te verklaren dat
- zij, verdachte, een paar duizend euro gaat opnemen van de bank en [naam slachtoffer]
uit de weg zal laten ruimen,
en te zeggen:
"ik ga haar ( [naam slachtoffer] ) uit de weg laten ruimen" en/of
"ik heb een krachtige kandidaat en die wil dat heel graag doen, want ik ben het echt zat" en/of
"ik ga het niet doen, ik laat het doen" en/of
"ik moet haar ( [naam slachtoffer] ) uit de weg ruimen",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
welk opgenomen telefoongesprek vervolgens door die [naam getuige] aan die [naam slachtoffer] is
toegestuurd, althans van de inhoud van welk telefoongesprek die [naam slachtoffer]
vervolgens heeft kennis genomen.