In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek gedetineerd in de PI Zwaag. De officier van justitie, mr. A. Ekiz, had vrijspraak gevorderd voor het primair en subsidiair ten laste gelegde, maar wel bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde, met een gevangenisstraf van 17 dagen. De rechtbank heeft het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen geacht, maar heeft wel vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld door met kracht aan haar haren te trekken en een glas in haar gezicht te gooien. De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken en de verklaringen van de aangeefster en getuigen gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren, ondanks dat deze op detailniveau varieerden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.