Op 14 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 24 januari 2018 in Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk stoelen in een trein van de Nederlandse Spoorwegen onbruikbaar heeft gemaakt. De verdachte, die ten tijde van de zitting gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.M.J. Nuijten. De officier van justitie, mr. T.H. Slieker, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van één week, evenals de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte.
De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte schuldig is aan vernieling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de stoelen in de trein had besmeurd met bier en urine, waardoor deze tijdelijk onbruikbaar werden. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank vond de bewijsvoering overtuigend. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van één week op en wees de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toe, voor een periode van 60 dagen. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een gevangenisstraf rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.M.H. Geerars als voorzitter.