Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren.
4.Waardering van het bewijs
had eerder echter uitdrukkelijk verklaard niet akkoord te gaan met de hem in concept voorgelegde overeenkomst tot vestiging van een recht van opstal, vanwege een aansprakelijkheidsbeding dat opgenomen was in de in die overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden van het waterbedrijf [naam waterbedrijf] . Dat [naam slachtoffer] niet wilde ondertekenen was bij de verdachte bekend, zoals de verdachte ter terechtzitting ook heeft toegegeven. Dat [naam slachtoffer] op basis van de koop-/aannemingsovereenkomst en de hierbij behorende algemene voorwaarden wel al had ingestemd met de vestiging van een recht van opstal rechtvaardigt het handelen van verdachte niet. Die instemming van [naam slachtoffer] zag immers op de vestiging van een recht van opstal in algemene zin. Daar had [naam slachtoffer] op zichzelf ook geen bezwaar tegen. Het bezwaar van [naam slachtoffer] was gericht tegen het specifieke aansprakelijkheidsbeding. Uit de koop-/aannemingsovereenkomst en de algemene voorwaarden blijkt niet dat [naam slachtoffer] zich had verbonden om elk aansprakelijkheidsbeding te aanvaarden. [naam slachtoffer] heeft zijn bezwaar nog eens herhaald tijdens een bijeenkomst op
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Oplegging straf of maatregel
Aangever heeft verklaard dat hij als gevolg van het handelen van verdachte geen financiële schade heeft geleden, maar dat is niet aan het handelen van verdachte te danken.