ECLI:NL:RBROT:2018:3862

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
10/044752-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring valsheid in geschrift en toepassing artikel 9a Sr in strafzaak tegen verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De verdachte had op 19 augustus 2010 en 7 september 2010 documenten ondertekend namens een ander, terwijl deze persoon geen toestemming had gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de weigering van de aangever om te ondertekenen, maar desondanks de handtekeningen heeft geplaatst. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde op advies van een notaris, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet afdoet aan de eigen verantwoordelijkheid van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift, maar legde geen straf op, omdat het handelen van de verdachte niet tot onomkeerbare schade had geleid. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/044752-13
Datum uitspraak: 28 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.J.V. Pols heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten 1 en 2
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betwist dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte de bewuste handtekeningen niet valselijk heeft gezet. Hij heeft immers op geen enkele manier gepretendeerd dat het de handtekening van de aangever [naam slachtoffer] was. De verdachte heeft namelijk zijn eigen handtekening en bedrijfsstempel gezet en er in beide gevallen aan toegevoegd dat hij namens [naam slachtoffer] tekende. Volgens de verdediging is dit geen valsheid in de strafrechtelijke zin, aangezien hij daadwerkelijk namens [naam slachtoffer] heeft getekend, hetgeen hij ook mocht doen, gelet op de koop-/aannemingsovereenkomst, de bijbehorende algemene voorwaarden en een advies van de notaris ter zake.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft erkend dat hij op 19 augustus 2010 een overeenkomst tot vestiging van een recht van opstal en op 7 september 2010 een overeenkomst met een waterbedrijf heeft ondertekend. Hij heeft deze stukken op de voor de grondeigenaren bestemde plaats telkens ondertekend met zijn eigen handtekening en bedrijfsstempel en daarbij geschreven (bij de overeenkomst op 19 augustus 2010) “namens [naam slachtoffer] en [naam echtgenote slachtoffer] ” en (bij de overeenkomst van 7 september 2010) “namens [naam slachtoffer] ”.
had eerder echter uitdrukkelijk verklaard niet akkoord te gaan met de hem in concept voorgelegde overeenkomst tot vestiging van een recht van opstal, vanwege een aansprakelijkheidsbeding dat opgenomen was in de in die overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden van het waterbedrijf [naam waterbedrijf] . Dat [naam slachtoffer] niet wilde ondertekenen was bij de verdachte bekend, zoals de verdachte ter terechtzitting ook heeft toegegeven. Dat [naam slachtoffer] op basis van de koop-/aannemingsovereenkomst en de hierbij behorende algemene voorwaarden wel al had ingestemd met de vestiging van een recht van opstal rechtvaardigt het handelen van verdachte niet. Die instemming van [naam slachtoffer] zag immers op de vestiging van een recht van opstal in algemene zin. Daar had [naam slachtoffer] op zichzelf ook geen bezwaar tegen. Het bezwaar van [naam slachtoffer] was gericht tegen het bijbehorende aansprakelijkheidsbeding. Uit de koop-/aannemingsovereenkomst en de algemene voorwaarden blijkt niet dat [naam slachtoffer] zich had verbonden om elk aansprakelijkheidsbeding te aanvaarden. [naam slachtoffer] heeft zijn bezwaar nog eens herhaald tijdens een bijeenkomst op
10 augustus 2010 waarbij de verdachte ook aanwezig was. De verdachte wist dus dat hij handelde in strijd met de wil van [naam slachtoffer] door namens [naam slachtoffer] de genoemde overeenkomsten te tekenen.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is hiermee sprake van een valsheid in geschrift. Namens iemand tekenen impliceert immers dat degene namens wie getekend wordt, akkoord is gegaan met de inhoud van hetgeen wordt ondertekend. Zo’n ondertekend stuk dient ook als bewijs van die instemming.
Door deze stukken te ondertekenen zoals hij heeft gedaan heeft de verdachte willens en wetens bewijzen laten opmaken waarmee in strijd met de waarheid, dus valselijk, de schijn wordt gewekt dat [naam slachtoffer] had ingestemd met de vestiging van een zakelijk recht van opstal onder de bijbehorende voorwaarden, waaronder het genoemde aansprakelijkheidsbeding.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 19 augustus 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland een overeenkomst tot vestiging van een zakelijk recht van opstal zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk, immers in strijd met de waarheid, namens [naam slachtoffer] en de echtgenote van die [naam slachtoffer] een handtekening van zichzelf geplaatst, (terwijl die [naam slachtoffer] hem, verdachte, hiervoor geen toestemming/opdracht had gegeven), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op 7 september 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland algemene voorwaarden zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk, immers in strijd met de waarheid, namens [naam slachtoffer] een handtekening van zichzelf geplaatst, (terwijl die [naam slachtoffer] hem, verdachte, hiervoor geen toestemming/opdracht had gegeven), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.valsheid in geschrift

2.valsheid in geschrift

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft (subsidiair) betoogd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege de afwezigheid van alle schuld. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte bij het ondertekenen is afgegaan op het advies van de notaris, aan wie zodanig gezag valt toe te kennen, dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van dat advies mocht vertrouwen.
6.2.
Beoordeling
Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van de bewezenverklaarde feiten, is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat de verdachte bekend was met de weigering van [naam slachtoffer] om te ondertekenen. De verdachte heeft desondanks niet afgezien van het ondertekenen, maar is advies gaan vragen of hij buiten de wil van [naam slachtoffer] om toch mocht ondertekenen. Het advies van de notaris – zo dat al is gegeven op de wijze zoals de verdachte heeft gesteld – doet aan de eigen wetenschap van de verdachte over de weigering van [naam slachtoffer] en de eigen verantwoordelijkheid van de verdachte in dit kader niet af. Van een onbewustheid, laat staan een verontschuldigbare, is daarom geen sprake. Gelet hierop kan de verdachte zich niet zonder meer beroepen op het advies van de notaris dat hij toch mocht ondertekenen. Het beroep op afwezigheid van alle schuld kan daarom niet slagen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Oplegging straf of maatregel

7.1.
Algemene overweging
De rechtbank heeft acht geslagen op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft namens iemand anders twee documenten ondertekend waardoor in strijd met de waarheid de indruk werd gewekt dat die ander akkoord was gegaan met de vestiging van een recht van opstal met de bijbehorende voorwaarden van een waterbedrijf. De verdachte heeft hiermee niet alleen tegen die wil van die ander gehandeld en diens vertrouwen beschaamd, maar ook het algemene vertrouwen dat men in het maatschappelijke verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moet kunnen stellen, ondermijnd. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Aangever heeft verklaard dat hij als gevolg van het handelen van verdachte geen financiële schade heeft geleden, maar dat is niet aan het handelen van verdachte te danken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 maart 2017 op naam van verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit zou daarop in beginsel met een straf dienen te worden gereageerd. Gelet echter op de tijd die inmiddels is verstreken en de omstandigheid dat het handelen van de verdachte niet tot onomkeerbare schade heeft geleid, dient oplegging van een sanctie naar het oordeel van de rechtbank thans geen redelijk doel meer. De rechtbank zal de verdachte om die reden schuldig verklaren, maar geen straf of maatregel opleggen.

8.Toepasselijk wettelijk voorschrift

Gelet is op artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 augustus 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland een overeenkomst tot vestiging van een zakelijk recht van opstal zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk, immers in strijd met de waarheid, namens [naam slachtoffer] en/of de echtgenote van die [naam slachtoffer] een handtekening van zichzelf geplaatst, (terwijl die [naam slachtoffer] hem, verdachte, hiervoor geen toestemming/opdracht had gegeven), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op of omstreeks 7 september 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland algemene voorwaarden zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk, immers in strijd met de waarheid, namens [naam slachtoffer] en/of de echtgenote van die [naam slachtoffer] een handtekening van zichzelf geplaatst, (terwijl die [naam slachtoffer] hem, verdachte, hiervoor geen toestemming/opdracht had gegeven), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.