ECLI:NL:RBROT:2018:3845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
C/10/522395 / HA ZA 17-247
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een nalatenschap en de rol van de executeur

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2018 uitspraak gedaan over de verdeling van de nalatenschap van erflater, die op 27 september 2011 is overleden. Eiseres, een van de erfgenamen, heeft de rechtbank verzocht om de verdeling van de nalatenschap vast te stellen, omdat zij van mening is dat de executeur, gedaagde sub 3, tekort is geschoten in zijn taken. De rechtbank heeft vastgesteld dat erflater bij testament van 28 april 2000 zijn kinderen als erfgenamen heeft benoemd en dat gedaagde sub 3 als executeur is aangesteld. Eiseres heeft aangevoerd dat de executeur zijn taken onbehoorlijk heeft vervuld en dat erflater voor zijn overlijden niet in staat was om zijn wil goed te bepalen. Gedaagde sub 3 heeft deze stellingen betwist en gesteld dat hij zijn taken naar behoren heeft uitgevoerd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de rol van de executeur en de kosten die door hem ten laste van de nalatenschap zijn gebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de executeurskosten die zijn opgenomen in de boedelbeschrijving, die door een door de kantonrechter aangewezen notaris is opgemaakt, niet onredelijk zijn. De rechtbank heeft de primaire vordering van eiseres afgewezen, maar heeft de wijze van verdeling van de nalatenschap vastgesteld, onder voorbehoud van de beslissing van de kantonrechter over het loon van de executeur. De rechtbank heeft de notaris gelast om de nalatenschap te verdelen overeenkomstig de concept-akte van verdeling van 1 december 2015.

In reconventie heeft gedaagde sub 3 ook een vordering ingediend, maar deze is afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal verder worden behandeld door de kantonrechter voor de beslissing over het loon van de executeur.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK [woonplaats]

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/522395 / HA ZA 17-247
Vonnis van 25 april 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.G.G. de Bruin,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2], in persoon en in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.H.J. Joosten,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats] , gemeente Nissewaard,
7.
[gedaagde 7],
wonende te [woonplaats] ,
8.
[gedaagde 8],
woonplaats gekozen hebbende te [woonplaats] ,
9.
[gedaagde 9],
wonende te [woonplaats] ,
10.
[gedaagde 10],
wonende te [woonplaats] ,
11.
[gedaagde 11],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden 1 en 3 tot en met 11 zijn niet verschenen.
Eiseres zal hierna [eiseres] genoemd worden, gedaagde sub 2 [gedaagde 2] en gedaagden sub 1 en 3 tot en met 11 [gedaagden] .

1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding(en) met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie;
  • de brief waarbij de datum van de comparitie is bepaald van 18 juli 2017;
  • het proces-verbaal van comparitie van 5 december 2017 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[erflater] is op 27 september 2011 overleden. Erflater was weduwnaar van mevrouw [persoon 1] .
2.2.
Eiseres en gedaagden sub 1 tot en met sub 6 zijn de kinderen van erflater. Gedaagden sub 7 tot en met sub 11 zijn kinderen van de vóóroverleden dochter [persoon 2] van erflater.
2.3.
Uit de verklaring van erfrecht van 28 april 2000 (productie 1 [eiseres] ) blijkt dat erflater eiseres en gedaagden als zijn erfgenamen heeft achtergelaten.
2.4.
Erflater heeft bij testament van 28 april 2000 laatstelijk over zijn nalatenschap beschikt (productie 2 [eiseres] ). Dit testament bevat, voor zover van belang, de navolgende bepalingen:
“(…)
te herroepen alle vroeger door hem gemaakte uiterste wilsbeschikkingen;
(…)
Onder bezwaar van voorgeschreven legaten te benoemen tot zijn enige en algehele erfgenamen zijner gehele nalatenschap, zijn acht kinderen
(…)
ieder voor een gelijk aandeel;
met dien verstande dat bij vóóroverlijden van de genoemde erfgenamen diens afstammelingen in hun plaats zullen treden bij wijze van wettige plaatsvervulling.
(…)
te benoemen tot uitvoerder zijner uiterste wilsbeschikkingen, beredderaar van zijn boedel en bestuurder zijner begrafenis met alle rechten welke aan die betrekkingen kunnen worden verbonden, speciaal het recht van in bezitneming van zijn nalatenschap de heer [gedaagde 2] voornoemd.”
2.5.
[gedaagde 3] heeft zijn benoeming tot executeur aanvaard.
2.6.
Op 2 juli 2014 heeft de kantonrechter van deze rechtbank onder zaaknummer 2783321-14 een beschikking gegeven (productie 7 [eiseres] ). De beschikking luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Het verzoek en de beoordeling daarvan
(…)
Partijen hebben verklaard dat zij willen dat een notaris wordt benoemd en dat het de kantonrechter vrijstaat om een notaris te kiezen. Er zal dan ook recht worden gedaan zoals hierna vermeld.
Na de zitting heeft de kantonrechter telefonisch contact opgenomen met [notaris] , werkzaam bij Den Hartog Heuff Notarissen te Arnhem, die zich bereid heeft verklaard om de benoeming te aanvaarden.
(…)
De beslissing
De kantonrechter
beveelt een boedelbeschrijving van de nalatenschap van [erflater] , geboren op 25 juni 1928, overleden 27 september 2011;
bepaalt dat verweerder [de rechtbank: [gedaagde 3] ] daaraan zijn medewerking dient te verlenen door de afgifte van alle door de notaris gevraagde en benodigde gegevens;
wijst mr. P.F. Heuff, kantoorhoudende te Arnhem, Velperweg 84 (Postbus 848, 6800 AV), aan tot het opmaken van deze boedelbeschrijving;”
2.7.
Op 12 november 2014 is door [notaris] (hierna: de notaris) een boedelbeschrijving opgemaakt (productie 8 [eiseres] ).
2.8.
In de periode van 12 mei 2015 tot en met 15 augustus 2016 is tussen [eiseres] en de notaris per brief gecorrespondeerd over de (on)juistheid van de boedelbeschrijving en de concept-akte van verdeling (producties 9 tot en met 12 [eiseres] ).
2.9.
Bij brief van 4 juni 2015 heeft mr. Joosten namens [gedaagde 3] de rechtbank bericht dat de vragen [de rechtbank begrijpt: van [eiseres] ] zijn beantwoord, dat een boedelbeschrijving is opgemaakt en dat de procedure met zaaknummer 2783321-14 op de rol kan worden doorgehaald (productie 7 [gedaagde 3] ).
2.10.
Op 1 december 2015 heeft de notaris een concept-akte van verdeling opgesteld. [eiseres] heeft niet ingestemd met de inhoud van deze concept-akte (productie 14 [eiseres] ). De verdeling van de nalatenschap heeft tot op heden niet plaatsgevonden.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - uitvoerbaar bij voorraad
primair dat de rechtbank de verdeling van de nalatenschap vaststelt,
subsidiair de wijze van verdeling vast te stellen,
met veroordeling van [gedaagde 3] in de kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde 3] als executeur tekort is geschoten en/of dat hij zijn taken als executeur onbehoorlijk heeft vervuld. Voorts stelt [eiseres] dat erflater voor zijn overlijden zijn wil minder goed kon bepalen.
3.3.
[gedaagde 3] betwist de stellingen van [eiseres] en voert daartoe het volgende aan. De kosten die ten laste van de nalatenschap zijn gebracht betreffen executeurskosten, waarvan de juistheid onder ede bij de notaris is bevestigd. Daarnaast was erflater tot aan zijn sterfdatum bekwaam en bevoegd om naar eigen inzicht over zijn vermogen te beschikken.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde 3] vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad
primair dat de rechtbank de verdeling van de nalatenschap vaststelt conform het voorstel van 1 december 2015, opgesteld door notaris Heuff,
subsidiair notaris Heuff te belasten met de verdeling van de nalatenschap,
met compensatie van de proceskosten.
4.2.
[gedaagde 3] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de verdeling van de nalatenschap overeenkomstig de door de notaris opgestelde boedelbeschrijving moet plaatsvinden. De juistheid van hetgeen in de boedelbeschrijving is opgenomen is door [gedaagde 3] onder ede bij de notaris bevestigd.
4.3.
[eiseres] betwist de juistheid van hetgeen in de boedelbeschrijving is opgenomen.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De grondslag van de vordering van [eiseres] is artikel 3:185 BW, maar feitelijk stelt zij aan de orde de vraag [gedaagde 3] in zijn hoedanigheid van executeur is tekortgeschoten en/of dat hij zijn taken onbehoorlijk heeft vervuld (artikel 4:144 lid 1 BW).
5.2.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde 3] en [gedaagde 3] tijdens het leven van erflater de beschikking hadden over een bedrag in contanten van erflater en dat [gedaagde 3] gemachtigd was voor de door erflater in Nederland aangehouden rekening. Volgens [gedaagde 3] ontstond daardoor een zgn. “rekening-courantverhouding” met erflater, met welke rekening-courantverhouding hij – uitsluitend in opdracht van en na overleg met erflater – (beschikkings)handelingen kon verrichten. [eiseres] stelt echter dat het al een tijd niet goed ging met erflater in de periode voor zijn overlijden, dat erflater zijn wil minder goed kon bepalen en dat hij zich daarom onvoldoende rekenschap heeft gegeven van bedoelde rekening-courantverhouding.
De rechtbank begrijpt dat [eiseres] hiermee een beroep doet op artikel 3:34 lid 1 BW. In artikel 3:34 lid 1 BW staat dat indien iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord, iets heeft verklaard, een met de verklaring overeenstemmende wil dan wordt geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Een verklaring wordt vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijk gestoorde nadelig was, tenzij het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling redelijkerwijze niet was te voorzien.
In lid 2 staat dat een zodanig ontbreken van de wil een rechtshandeling vernietigbaar maakt.
5.3.
Volgens [gedaagde 3] was erflater tot aan zijn sterfdatum bekwaam en bevoegd om naar eigen inzicht over zijn vermogen te beschikken. Overwogen wordt dat [eiseres] niet heeft gesteld dat de rechtshandeling(en) van erflater tijdens zijn leven voor hemzelf nadelig zijn geweest. Dit betekent dat van het wettelijke vermoeden als bedoeld in artikel 3:34 lid 1, tweede zin, BW geen sprake is. Derhalve dient getoetst te worden of sprake is van de in lid 1 bedoelde situatie. [eiseres] heeft haar stelling onderbouwd met de mededeling ter comparitie dat zij een e-mail heeft van een zorginstelling die haar visie op dit punt bevestigt. Echter onduidelijk is gebleven vanaf wanneer de geestvermogens van erflater volgens [eiseres] blijvend of tijdelijk gestoord waren. Daar komt nog bij dat [eiseres] ter comparitie heeft bevestigd dat zij haar stelling niet kan onderbouwen met een verklaring van een arts die erflater op dit punt heeft onderzocht. Derhalve is niet komen vast te staan dat erflater zijn wil niet meer goed kon bepalen. Er is geen vernietigbare rekening-courantverhouding tussen erflater en [gedaagde 3] .
5.4.
Voorts stelt [eiseres] dat een deel van de kosten die door [gedaagde 3] ten laste van de nalatenschap zijn gebracht onredelijk zijn. Volgens [eiseres] behoren de kosten van huur van auto’s en appartementen niet ten laste van de nalatenschap te worden gebracht omdat de erfgenamen allemaal een baan hebben en deze kosten zelf kunnen betalen. [gedaagde 3] voert hiertegen aan dat de kosten die zijn opgevoerd na het overlijden van erflater daadwerkelijk gemaakte kosten zijn die nodig waren om de nalatenschap te kunnen afwikkelen.
5.5.
Schulden van de nalatenschap zijn onder meer de kosten van executele, met inbegrip van het loon van de executeur (artikel 7 lid 1 sub c BW). De norm die in de processtukken van [eiseres] doorklinkt, dat kosten niet ten laste van de nalatenschap gebracht moeten worden als de executeur deze kosten zelf kan betalen, is niet de norm waaraan door de rechtbank getoetst moet worden. Bij executeurskosten moet het gaan om kosten die de executeur in redelijkheid heeft gemaakt of doen maken, gelet op de hem door de wet of erflater toegedachte taak. Daarbij is niet van belang of een executeur de executeurskosten al dan niet zelf zou kunnen dragen.
5.6.
De executeurskosten zijn vastgesteld in een boedelbeschrijving die door de door de kantonrechter aangewezen notaris (zie 2.6.) is opgemaakt. Deze boedelbeschrijving is opgemaakt nadat [eiseres] een procedure bij de kantonrechter aanhangig heeft gemaakt en de kantonrechter bij beschikking van 2 juli 2014 de notaris heeft aangewezen een boedelbeschrijving op te maken. [gedaagde 3] is verplicht tot het doen van juiste opgave aan de notaris. Hij heeft in zijn hoedanigheid als executeur de juistheid van hetgeen in de boedelbeschrijving is opgenomen, waaronder de executeurskosten, onder ede bevestigd bij de notaris. Nadat (aanvullende) vragen van [eiseres] over de boedelbeschrijving tijdens een mondelinge behandeling en een bezoek van [eiseres] aan de notaris beantwoord zijn, is de procedure bij de kantonrechter op verzoek van partijen doorgehaald op de rol. Kennelijk waren beide partijen het eens over de boedelbeschrijving. [eiseres] heeft desondanks, nadat de notaris een concept-akte van verdeling had opgesteld, opnieuw bezwaar gemaakt tegen dezelfde executeurskosten. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om te stellen en te onderbouwen dat zij haar eerdere instemming met de in de boedelbeschrijving opgenomen executeurskosten heeft ingetrokken. Dat heeft zij nagelaten. Dus worden de executeurskosten die [gedaagde 3] ten laste van de nalatenschap heeft gebracht niet onredelijk geacht en staat hetgeen in de boedelbeschrijving daarover is opgenomen vast.
5.7.
De stelling van [eiseres] dat [gedaagde 3] aan gedaagde sub 4 een voorschotbedrag van € 35.700,00 in plaats van € 25.700,00 heeft voldaan, doet aan dit oordeel niet af. Uit de door [gedaagde 3] overgelegde stukken blijkt immers dat gedaagde sub 4 vijf keer een voorschot van [gedaagde 3] heeft ontvangen, met een totaalbedrag van € 25.700,00 (producties 11 tot en met 15 [gedaagde 3] ).
5.8.
Tenslotte stelt [eiseres] dat [gedaagde 3] als executeur niet transparant, niet voortvarend en niet zorgvuldig heeft gehandeld, waardoor hem naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen loon toekomt voor de afwikkeling van de nalatenschap, althans dat hem een (aanzienlijk) lager loon toekomt dan het bedrag dat in het verdelingsvoorstel is opgenomen. De rechtbank begrijpt dat gevorderd wordt de beloning van [gedaagde 3] als executeur anders te regelen dan bij de uiterste wil door erflater is aangegeven. Op grond van artikel 4:144 lid 3 jo. artikel 4:159 lid 3 BW is uitsluitend de kantonrechter bevoegd te beslissen over het loon van de executeur anders dan erflater bij zijn uiterste wil heeft aangegeven. Dit onderdeel van de procedure zal onder verwijzing naar de kantonrechter, worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure.
5.9.
Nu het niet op de weg van de rechtbank ligt om te onderzoeken wat al dan niet tot de boedel behoort, ligt de primaire vordering van [eiseres] reeds daarom voor afwijzing gereed. Daar hierboven is overwogen dat de boedelbeschrijving vaststaat, zal de rechtbank de wijze van verdeling vast moeten stellen, met dien verstande dat over het loon van de executeur nog door de kantonrechter moet worden beslist. Omdat de notaris reeds een concept-akte van verdeling heeft opgesteld, zal de notaris gelast worden de nalatenschap te verdelen overeenkomstig die concept-akte van verdeling van 1 december 2015, onder voorbehoud van de beslissing van de kantonrechter over het loon van de executeur. De subsidiaire vordering in conventie zal daarom in die zin worden toegewezen.
5.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Nu toewijzing van de subsidiaire vordering in conventie, onder voorbehoud van de beslissing van de kantonrechter over het executeursloon, tevens leidt tot toewijzing van de primaire vordering in reconventie, behoeven de vorderingen in reconventie geen verdere bespreking. De subsidiaire vordering in reconventie zal worden afgewezen.
6.2.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt

7.De beslissing

De rechtbank
in conventie en reconventie
7.1.
gelast [notaris] , kantoorhoudende te Arnhem, de nalatenschap te verdelen overeenkomstig de concept-akte van verdeling van 1 december 2015, onder voorbehoud van de beslissing van de kantonrechter over het loon van de executeur,
7.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in conventie
7.4.
verwijst de zaak ten aanzien van het verzochte loon van de executeur, in de stand waarin deze zich bevindt naar de sector Kanton, op de rol van
16 mei 2018 om 10.00 uur,
7.5.
beveelt dat de zaak zal worden voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure,
in reconventie
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en getekend en in het openbaar uitgesproken door mr. W.J. van den Bergh op 25 april 2018. 2027 / 2294