ECLI:NL:RBROT:2018:3782

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
15 mei 2018
Zaaknummer
10/652054-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel binnendringen van iemand beneden de leeftijd van 12 jaar en ontucht plegen met iemand beneden de leeftijd van 16 jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksueel binnendringen van een minderjarige en ontucht met een minderjarige. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. S. Urcun, werd beschuldigd van handelingen met betrekking tot een slachtoffer dat op het moment van de tenlastelegging onder de 12 jaar was. De officier van justitie, mr. E.M. Loppé, eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling.

Tijdens de zitting op 15 maart 2018 werd het slachtoffer, [naam slachtoffer], gehoord. Haar verklaring over het vermeende misbruik werd als gedetailleerd en consistent beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank wees op het gebrek aan ondersteunend bewijs, zoals medische verklaringen die geen letsel of littekens bevestigden, en de verklaringen van getuigen die niet direct over het misbruik getuigen.

De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende steun vonden in andere bewijsstukken en dat de verdachte daarom niet kon worden veroordeeld voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. P. van Dijken als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/652054-16
Datum uitspraak: 29 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden die zijn vermeld in het reclasseringsrapport van 27 juni 2017 (een meldplicht en een ambulante behandeling bij Het Dok, De Waag of een soortgelijke instelling).

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen. Het slachtoffer [naam slachtoffer] is zorgvuldig gehoord en dit verhoor is exact uitgewerkt. Zij heeft hierin heel gedetailleerd en consistent verklaard over seksueel misbruik (verkrachtingen) door de verdachte. Deze verklaring is daarom voldoende betrouwbaar. Er is ook steunbewijs voor deze verklaring, namelijk de verklaring van de aangeefster [naam moeder slachtoffer] (de moeder van het slachtoffer), de dagboekaantekeningen van het slachtoffer gedateerd 2 mei 2015 en de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] over seksueel getinte opmerkingen van de verdachte over het slachtoffer.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte bij [naam slachtoffer] handelingen heeft verricht die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam dan wel dat hij bij haar ontuchtige handelingen heeft verricht.
De enige verklaring waarop dit mogelijk zou kunnen worden gebaseerd is de verklaring die [naam slachtoffer] daarover in juni 2015, op 10-jarige leeftijd, heeft afgelegd tijdens het studioverhoor. Dit verhoor heeft op zorgvuldige wijze plaatsgevonden en zij heeft daarin gedetailleerd en ook vrij consistent verklaard over enkele situaties waarin het seksueel misbruik zou hebben plaatsvonden. Het bewijs kan echter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Nu de verdachte het tenlastegelegde ontkent is het dus nodig dat haar verklaring voldoende steun vindt in de overige stukken in het dossier. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Zo vindt de verklaring van [naam slachtoffer] dat de verdachte zijn penis in haar vagina heeft gebracht geen ondersteuning in de medische verklaring van de forensisch arts. Uit deze medische verklaring blijkt dat zij tweemaal (in mei en in juni 2015) in het ziekenhuis is onderzocht door een kinderarts en dat daarbij is geconstateerd dat er geen sprake is van letsel of littekens in of aan haar vagina. Bij het tweede onderzoek is geconstateerd dat het maagdenvlies er normaal uitzag.
De verklaringen van de aangeefster [naam moeder slachtoffer] (moeder) en de zus van [naam slachtoffer] over het misbruik zijn uitsluitend gebaseerd op wat [naam slachtoffer] hierover zelf op 15 mei 2015 en later aan hen heeft verteld en kunnen daarom niet bijdragen aan het bewijs. Er zijn wel andere punten waarover [naam moeder slachtoffer] uit eigen wetenschap heeft verklaard. Zij heeft bevestigd dat [naam slachtoffer] een aantal keren met haar mee is geweest als zij naar de verdachte (haar toenmalige partner) ging en dat de verdachte ook bij haar thuis kwam als [naam slachtoffer] er was. Ook heeft zij bevestigd dat [naam slachtoffer] wel eens alleen met de verdachte is geweest als zij boodschappen ging doen, al is dit volgens haar steeds maar heel kort geweest. Dit kan echter niet bijdragen aan het bewijs omtrent het misbruik. Dit geldt ook voor de verklaring van [naam moeder slachtoffer] dat [naam slachtoffer] , nadat zij in de zomer van 2014 een week bij de verdachte waren geweest, niet meer mee wilde naar de verdachte. Uit het dossier valt niet op te maken waarom [naam slachtoffer] dit weigerde.
De aantekening in het dagboek van [naam slachtoffer] gedateerd 2 mei 2015 dat zij is verkracht door haar stiefvader kan niet dienen als steunbewijs voor haar verklaring, omdat dit door haarzelf is opgeschreven en dus afkomstig is uit dezelfde bron.
De getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] hebben niets verklaard over het misbruik dat zou hebben plaatsgevonden, maar alleen over seksueel getinte opmerkingen die de verdachte over [naam slachtoffer] zou hebben gemaakt. Bovendien heeft [naam getuige 2] uitsluitend verklaard over wat hij van anderen had gehoord en wordt hetgeen [naam getuige 1] heeft verklaard uitdrukkelijk betwist door de moeder van [naam slachtoffer] . Ook deze verklaringen kunnen daarom niet bijdragen aan het bewijs.
4.3.
Conclusie
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. van Dijken, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 15 mei 2015 te
Rotterdammet iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [naam slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005), handelingen heeft gepleegd die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- naar beneden doen van de broek en onderbroek van die [naam slachtoffer] ,
en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer]
, en/of
- betasten van de borsten van die [naam slachtoffer] ;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 15 mei 2015 te
Rotterdam
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005), buiten echt ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, namelijk het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- betasten en/of strelen van de vagina van die [naam slachtoffer] , en/of
- met zijn, verdachtes, penis wrijven over de mond van die [naam slachtoffer]
, en/of
- betasten van de borsten van die [naam slachtoffer] ;