ECLI:NL:RBROT:2018:3757

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
C/10/519468 / HA ZA 17-106
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid in internationaal wegvervoer en schadevergoeding bij niet-aflevering van lading

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil in het kader van internationaal wegvervoer. De rechtbank heeft op 28 maart 2018 een eindvonnis uitgesproken na een tussenvonnis van 20 december 2017. De eiseres in conventie, Hegelmann Transport SP Z O.O., en de verweerster in reconventie, C.H. Robinson Europe B.V., zijn betrokken bij een geschil over de betaling van vracht en de aansprakelijkheid voor schade door niet-aflevering van lading. Hegelmann PL vordert betaling van € 24.770,00 aan vracht vermeerderd met wettelijke handelsrente, terwijl CRE aanspraak maakt op schadevergoeding wegens de niet-aflevering van avocado's. De rechtbank oordeelt dat de vordering van Hegelmann PL in beginsel toewijsbaar is, maar dat de rente nog nader moet worden bepaald vanwege het opschortingsrecht van CRE. De rechtbank wijst ook de vorderingen van Hegelmann PL en Hegelmann LT tot verklaringen voor recht af, met uitzondering van de vordering van Hegelmann LT tegen CRE, die wordt toegewezen. De schadevergoeding voor CRE wordt vastgesteld op € 58.080,00, te vermeerderen met rente vanaf de aansprakelijkstelling op 4 december 2015. De rechtbank compenseert de proceskosten, omdat partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/519468 / HA ZA 17-106
Vonnis van 28 maart 2018
in de zaak van
1. de vennootschap naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging
HEGELMANN TRANSPORT SP Z O.O.,
gevestigd te Czestochowa, Polen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
2. de vennootschap naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging
UAB HEGELMANN TRANSPORTE,
gevestigd te Kaunas, Litouwen,
eiseres in conventie,
advocaat mr. R.L. Latten te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
C.H. ROBINSON EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.A.R.C. Padberg te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COOL CONTROL B.V.,
gevestigd te Maasdijk,
gedaagde,
niet verschenen,
3. de vennootschap naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging
HL HALL (INTERNATIONAL) LIMITED,
gevestigd te Tonbridge, Kent, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
niet verschenen,
4. de vennootschap naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging
CULTIVAR S.A.,
gevestigd te Barcelona, Spanje,
gedaagde,
niet verschenen,
5. de vennootschap naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging
M LINE LOGISTIK SP Z O.O.,
gevestigd te Kielce, Polen,
gedaagde,
niet verschenen,
6. de vennootschap naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging
POWSZECHNY ZAKŁAD UBEZPIECZEŃ SPÓŁKA AKCYJNA (PZU SA),
gevestigd te Warschau, Polen,
gedaagde,
advocaat mr. J.B. Houtappel te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar het tussenvonnis van 20 december 2017 (hierna: het tussenvonnis). Nadien is de procedure als volgt verlopen.
1.2.
Hegelmann Transport SP Z O.O. (hierna: Hegelmann PL) en UAB Hegelman Transporte (hierna: Hegelmann LT) hebben een akte genomen.
1.3.
C.H. Robinson Europe B.V. (hierna: CRE) heeft een akte genomen en daarbij één productie (genummerd productie 1) in het geding gebracht.
1.4.
Hegelmann PL en Hegelmann LT hebben een akte genomen.
1.5.
Hegelmann PL en Hegelmann LT enerzijds en CRE anderzijds hebben vonnis gevraagd.

2.De verdere beoordeling

In conventie en in reconventie

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank onder het meer het volgende overwogen en geoordeeld.
Ter beoordeling resteren in conventie de zaken van Hegelmann PL en Hegelmann LT tegen CRE, Cultivar S.A. (hierna: Cultivar) en M Line Logistik SP Z.O.O. (hierna: M-Line) en in reconventie de zaak van CRE tegen Hegelmann PL. Hegelmann PL en Hegelmann LT hebben hun zaken tegen Cool Control B.V. en HL Hall (International) Limited ingetrokken. De zaak van Hegelmann PL en Hegelmann LT tegen Powszechny Zakład Ubezpieczeń Spółka Akcyjna (PZU SA) is door die partijen doorgehaald.
De vordering van Hegelmann PL tegen CRE tot betaling van € 24.770,00 aan vracht vermeerderd met de Nederlandse wettelijke handelsrente is in beginsel toewijsbaar, maar nader dient te worden bepaald of en vanaf welke datum die rente is gaan lopen aangezien CRE vanaf 26 oktober 2015 beroep toekomt op een opschortingsrecht. Daarover dienden partijen zich nader uit te laten.
De vorderingen van Hegelman PL tot verklaringen voor recht dat zij niet aansprakelijk is jegens CRE en Cultivar moeten worden afgewezen evenals die van Hegelmann LT tot een verklaring voor recht dat zij niet aansprakelijk is jegens Cultivar. De vordering van Hegelmann LT tot een verklaring voor recht dat zij niet aansprakelijk is jegens CRE dient te worden toegewezen.
De vordering van CRE tegen Hegelmann PL tot vergoeding van de schade wegens de niet-aflevering ter bestemming van de litigieuze partij avocado’s dient te worden toegewezen, maar de schadeomvang kan nog niet worden begroot. Daarover dienden partijen zich nader uit te laten.
Gezien de aansprakelijkheid van Hegelmann PL ten opzichte van CRE wegens deze niet-aflevering, dient de vordering van Hegelmann LT tegen M-Line om aan haar te betalen al hetgeen waartoe Hegelmann PL jegens CRE gehouden is te betalen, te worden toegewezen. Echter, omdat CRE niet van Hegelmann LT te vorderen heeft, komt de vordering van Hegelmann LT tegen M-Line om aan haar te betalen al hetgeen waartoe zij jegens CRE gehouden is te betalen, niet voor toewijzing in aanmerking.
2.2.
In het tussenvonnis is aan Hegelmann PL de gelegenheid geboden de rentecomponent van haar vordering op CRE nader uiteen te zetten, rekening houdend met het opschortingsrecht van laatstgenoemde, en is aan CRE de gelegenheid geboden de omvang van de schade wegens de niet-aflevering van de partij avocado’s aan te tonen.
In de aktes na tussenvonnis aan de zijde van partijen Hegelmann treedt ook Hegelmann LT op. Omdat uitlating door Hegelmann LT niet meer aan de orde was, gaat de rechtbank voorbij aan uitlatingen voor zover deze namens Hegelmann LT zijn gedaan.
Voorts in conventie; de vordering van Hegelmann PL tegen CRE tot betaling van vracht
2.3.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen, heeft Hegelmann PL jegens CRE aanspraak op vracht tot het beloop van € 24.770,00, te vermeerderen met de Nederlandse wettelijke handelsrente vanaf de data van opeisbaarheid van elk van haar vrachtfacturen tot 26 oktober 2015, de datum waarop CRE beroep toekomt op een opschortingsrecht.
Hegelmann PL heeft bij akte een overzicht van haar vrachtvorderingen met vermelding van de data waarop rente verschuldigd werd in het geding gebracht. Daaruit valt af te leiden dat per 26 oktober 2015 twee facturen, een van € 1.060,00 en een van € 800,00, één respectievelijk drie dagen rentedragend openstonden.
Ingevolge artikel 6:120 lid 2 BW bedroeg de wettelijke handelsrente in oktober 2015 8,05% per jaar.
Derhalve beliep de rente tot 26 oktober 2015 over de vrachtvordering van € 1.060,00 het bedrag van € 0,23 en die over de vrachtvordering van € 800,00 het bedrag van € 0,54. Dat levert een totaalbedrag aan opgelopen rente van € 0,77. Dat bedrag aan rente bleef CRE naast de genoemde en de na 26 oktober 2015 opeisbaar geworden hoofdsommen aan vracht verschuldigd.
Derhalve beloopt de vrachtvordering in totaal € 24.770,77. Tot dat beloop zal de rechtbank CRE tot betaling veroordelen.
Aangezien, zoals in het tussenvonnis is overwogen, CRE beroep toekomt op een opschortingsrecht wegens haar vordering tot vergoeding van de schade door de niet-aflevering van de partij avocado’s, komen de door Hegelmann PL gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet voor toewijzing in aanmerking.
Voorts in reconventie; de vordering van CRE tegen Hegelmann PL tot vergoeding van de schade wegens de niet-aflevering van de partij avocado’s
2.4.
Zoals in het tussenvonnis overwogen, heeft CRE jegens Hegelmann PL aanspraak op vergoeding van de schade wegens de niet-aflevering ter bestemming van de partij avocado’s. Die schadevergoeding dient ingevolgde artikel 23 CMR te worden berekend naar de waarde van de partij avocado’s op de plaats en het tijdstip van de inontvangstneming ten vervoer (de afzendwaarde) in Maasdijk op 23 oktober 2015, volgens de beurskoers of, bij gebreke daarvan, volgens de gangbare marktprijs of, bij gebreke van een en ander, volgens de gebruikelijke waarde van goederen van dezelfde aard en kwaliteit.
Uit de als producties 5 en 9 door CRE in het geding gebrachte vrachtbrief en de factuur van Cultivar aan CRE van 27 oktober 2015 blijkt dat de litigieuze partij avocado’s bestond uit 2.640 kartons avocado’s “Hass 10” en 2.640 kartons “Hass 12”. Kennelijk gaat het om avocado’s van het type “Hass” en de maat 10, respectievelijk 12.
Die factuur van Cultivar betreft veeleer een vordering tot schadevergoeding dan een weergave van de afzendwaarde van de partij avocado’s, niet in de laatste plaats omdat Cultivar die partij niet aan CRE had verkocht. Daarom kan die factuur niet als uitgangspunt dienen bij de bepaling van de afzendwaarde. Enig ander stuk dat de afzendwaarde van de litigieuze partij avocado’s weergeeft ligt niet voor.
Als productie 1 bij haar akte heeft CRE in het geding gebracht een aanbieding (“offer”) van Halls B.V. per 23 oktober 2015 en een per 26 oktober 2015 van diverse soorten avocado’s, onder meer van het type Hass en onder meer van avocado’s met de maten 10 en 12 maar van andere types dan het type Hass. Voor zover die beide aanbiedingen kunnen worden aangemerkt als weer te geven de beurskoers of de gebruikelijke waarde van goederen van dezelfde aard, geven deze stukken dus geen aanwijzing van de waarde van goederen van dezelfde kwaliteit (in de zin van maat) als de litigieuze partij avocado’s. In die aanbiedingen worden avocado’s van het type Hass aangeboden voor een prijs variërend van € 10,50 tot € 20,75, avocado’s met de maat 10 voor een prijs van € 8,00 en avocado’s met de maat 12 eveneens voor een prijs van € 8,00.
Hegelmann PL heeft bij conclusie van antwoord in reconventie gesteld dat op internet waarden van partijen avocado’s inzichtelijk zijn, maar geen uitdraaien van die internet-gegevens in het geding gebracht. Daarom gaat de rechtbank aan die stelling voorbij.
In de factuur van Cultivar aan CRE (productie 9) wordt voor de beide maten 10 en 12 de prijs van € 12,00 per karton aangehouden.
Een en ander overziende begroot de rechtbank de afzendwaarde van de litigieuze partij avocado’s op basis van de prijs van € 11,00 per karton. De uit (2 maal 2.640, dus) 5.280 kartons bestaande partij avocado’s had derhalve een afzendwaarde van € 58.080,00.
Nu gesteld noch gebleken is dat CRE de vracht voor het vervoer van Maasdijk naar Madrid heeft betaald en evenmin dat kosten onderweg zijn ontstaan, beloopt de voor vergoeding in aanmerking komende schade derhalve € 58.080,00.
2.5.
CRE heeft over dat saldo ingevolge artikel 27 CMR aanspraak op rente ten belope van 5% per jaar te rekenen vanaf de datum van haar schriftelijke aansprakelijkstelling aan Hegelmann PL.
Onbetwist is en uit productie 7 van Hegelmann PL blijkt dat CRE eerstgenoemde bij schrijven van 4 december 2015 aansprakelijk heeft gesteld. Over het schadebedrag loopt derhalve sedert 4 december 2015 deze rente.
2.6.
Nu Hegelmann PL en CRE sedert 26 oktober 2015 als wederzijdse schuldeisers en schuldenaren tegenover elkaar staan, zouden de uitstaande vracht en rente van € 24.770,77 en de vordering tot schadevergoeding van € 58.080,00 per die datum verrekend kunnen worden. Echter, geen van partijen heeft beroep gedaan op verrekening.
Derhalve zal de rechtbank Hegelmann PL veroordelen tot betaling aan CRE van € 58.080,00 te vermeerderen met de rente van artikel 27 CMR te berekenen vanaf 4 december 2015, naast de veroordeling van CRE tot betaling aan Hegelmann PL van vracht en rente tot het beloop van € 24.770,77.
Voorts in conventie en in reconventie
2.7.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen, zal de rechtbank M-Line als aansprakelijke vervoerder veroordelen om aan Hegelmann LT te betalen al hetgeen waartoe Hegelmann PL jegens CRE gehouden is te betalen. In feite is dat de genoemde schadevergoeding aan CRE van € 58.080,00 te vermeerderen met de rente van artikel 27 CMR te berekenen vanaf 4 december 2015.
2.8.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren, omdat de partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
3.1.
veroordeelt CRE om aan Hegelmann PL te betalen € 24.770,77 (vierentwintigduizend zevenhonderdzeventig 77/100 euro);
3.2.
verklaart voor recht dat Hegelmann LT niet aansprakelijk is jegens CRE;
3.3.
veroordeelt M-Line om aan Hegelmann LT te betalen al hetgeen waartoe Hegelmann PL jegens CRE gehouden is te betalen;
in reconventie:
3.4.
veroordeelt Hegelmann PL om aan CRE te betalen € 58.080,00 (achtenvijftigduizend tachtig euro) te vermeerderen met de rente bedoeld in artikel 27 CMR te berekenen vanaf 4 december 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
in conventie en reconventie voorts:
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
3.6.
compenseert de proceskosten des dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2018.
1928/1182