ECLI:NL:RBROT:2018:3739
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Jeugdstrafzaak tegen minderjarige verdachte wegens mishandeling
Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van mishandeling. De zaak werd behandeld in een besloten terechtzitting. De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 april 2016 in Rotterdam het slachtoffer meermalen heeft geslagen en vervolgens in het gezicht heeft getrapt. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het trappen tegen het hoofd van het slachtoffer risicovol was, niet kon worden vastgesteld dat dit zwaar lichamelijk letsel zou kunnen veroorzaken. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar werd hij wel schuldig bevonden aan mishandeling.
De rechtbank overwoog dat de verdachte, die ten tijde van de feiten 17 jaar oud was, geen eerdere veroordelingen had en dat er geen nieuwe strafbare feiten waren gepleegd sinds het delict. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het ten laste gelegde feit, besloot de rechtbank geen straf of maatregel op te leggen. De vordering van de benadeelde partij werd deels afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdediging, die op nihil werden begroot.