ECLI:NL:RBROT:2018:3739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
10/700251-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak tegen minderjarige verdachte wegens mishandeling

Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van mishandeling. De zaak werd behandeld in een besloten terechtzitting. De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 april 2016 in Rotterdam het slachtoffer meermalen heeft geslagen en vervolgens in het gezicht heeft getrapt. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het trappen tegen het hoofd van het slachtoffer risicovol was, niet kon worden vastgesteld dat dit zwaar lichamelijk letsel zou kunnen veroorzaken. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar werd hij wel schuldig bevonden aan mishandeling.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, die ten tijde van de feiten 17 jaar oud was, geen eerdere veroordelingen had en dat er geen nieuwe strafbare feiten waren gepleegd sinds het delict. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het ten laste gelegde feit, besloot de rechtbank geen straf of maatregel op te leggen. De vordering van de benadeelde partij werd deels afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdediging, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/700251-16
Datum uitspraak: 15 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam minderjarige verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats minderjarige verdachte] op [geboortedatum minderjarige verdachte] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres minderjarige verdachte] , [woonplaats minderjarige verdachte] ,
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 15 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
- schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit, de poging zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, aangezien er onvoldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte het slachtoffer tegen het gezicht heeft geschopt/getrapt.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat de verdachte het slachtoffer meermalen heeft geslagen en vervolgens in het gezicht heeft getrapt terwijl het slachtoffer op de grond lag. Het trappen van iemand tegen het hoofd kan onder omstandigheden de aanmerkelijke kans opleveren op zwaar lichamelijk letsel. In deze zaak kan de rechtbank niet vaststellen dat die aanmerkelijke kans er was, nu onder meer niet duidelijk is of en zo ja, hoe vaak en hoe hard de verdachte het hoofd van het slachtoffer geraakt heeft en evenmin met welk schoeisel is getrapt. Het trappen van de verdachte tegen het hoofd van het slachtoffer is weliswaar zeer risicovol geweest, maar niet kan worden vastgesteld dat dit van zodanige aard was dat het slachtoffer daaraan zwaar lichamelijk letsel zou kunnen overhouden. Wel acht de rechtbank gezien het voorgaande het subsidiair ten laste gelegde feit, de mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
4.1.4.
Conclusie
De verdachte wordt van het onder 1 primair ten last gelegde vrijgesproken. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair.
hij op 28 april 2016 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door: die [naam slachtoffer] in het gezicht te trappen en/of te schoppen ;
2.
hij op 28 april 2016 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door:
- die [naam slachtoffer] (meermalen) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de nek te slaan en/of te stompen en
- het in de houdgreep nemen van die [naam slachtoffer] en/of bij de nek vastpakken van die [naam slachtoffer] en
- die [naam slachtoffer] tegen de benen te schoppen en/of te trappen en
- een of meer knietjes tegen de benen van die [naam slachtoffer] te geven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de voortgezette handeling van

1.subsidiair.

mishandeling

en
2.
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Toepassing artikel 9a Wetboek van strafrecht

7.1.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte was ten tijde van de gepleegde feiten 17 jaar. Hij heeft tijdens een gevecht het slachtoffer mishandeld door hem tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de nek te slaan/stompen, hem bij de nek vast te pakken en hem tegen de benen te schoppen/trappen en hem knietjes te geven. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer in het gezicht geschopt/getrapt. Dit zijn ernstige feiten. Het laakbare handelen van de verdachte geeft blijk van gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien is een grove inbreuk op de rechtsorde gemaakt doordat het feit op de openbare weg bij een speelplek is begaan. Door dergelijke feiten worden in de samenleving – ook onder jongeren – levende gevoelens van angst en onveiligheid gevoed en versterkt, met alle gevolgen van dien.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages /en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdreclassering & Jeugdbescherming (hierna: WSSjbjr) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 februari 2018. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang, het volgende in.
De verdachte heeft na het delict waarvan hij wordt verdacht geen nieuwe strafbare feiten gepleegd en er zijn ook vanuit de politie geen nieuwe signalen van overlast gekomen. De verdachte scoort op de risicotaxatie een gemiddeld recidiverisico. Om de verdachte en zijn moeder te helpen is het belangrijk zaken goed en duidelijk uit te leggen. Helaas heeft ook een duidelijke uitleg niet het gewenste resultaat. Vanwege onduidelijkheid over de strafzitting en het feit dat er geen sprake is van een actieve begeleiding is het toezicht in januari negatief terug gemeld. Het verzoek is indien door de rechtbank toezicht wordt opgelegd om de bijzondere voorwaarden duidelijk in het vonnis op te nemen.
Geadviseerd wordt om de verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie So Cool. Naast een voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- deelneemt aan het traject Urban Skillsz;
- behandeling volgt die wordt geboden door ASVZ;
- begeleiding accepteert van een jongerencoach.
Ter terechtzitting heeft de jeugdreclasseerder [naam jeugdreclasseerder] namens de WSSjbjr dit rapport nog toegelicht en verklaard dat vanuit de verdachte en zijn ouders heel veel wantrouwen bestaat richting hulpverlening en mede daardoor geen constructieve samenwerking tot stand kan komen.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Geen straf of maatregel
De rechtbank overweegt dat oplegging van een straf geen redelijk doel meer dient, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het tijdsverloop sinds het ten laste gelegde feit en het feit dat de verdachte, die geen justitiële documentatie heeft, ook nadien geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Daarom acht de rechtbank het conform de eis van de officier van justitie en zoals door de raadsman is bepleit, raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] als wettelijke vertegenwoordiger van [naam slachtoffer] , wonende te Hoogvliet, ter zake van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 426,24 aan materiële schade en een bedrag van € 1.110,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van € 50,-- immateriële schade en voor het overige tot het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij wegens onvoldoende onderbouwing van de vordering.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het gevorderde eigen risico van € 385,-- zal de vordering worden afgewezen, nu er bij een minderjarige geen sprake is van een eigen risico bij de ziektekosten.
Voor het overige deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op zowel de materiële schade als de immateriële schade, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden afgewezen en de benadeelde partij deels niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte hoeft de verzochte € 385,-- niet te betalen aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de overige gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van het bedrag van € 385,-- aan eigen risico;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.P. van der Stroom en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kandemir-Akkal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 april 2016 te Rotterdam, ter uitvoering van het voornemen om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft getrapt en/of geschopt (waardoor die [naam slachtoffer] bewusteloos is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
(art 302 lid 1, 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 april 2016 te Rotterdam, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door: die [naam slachtoffer] in het gezicht te trappen en/of te schoppen (waardoor die [naam slachtoffer] bewusteloos is geraakt);
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 28 april 2016 te Rotterdam, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door:
- die [naam slachtoffer] (meermalen) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de nek te slaan en/of te stompen en/of
- het in de houdgreep nemen van die [naam slachtoffer] en/of bij de nek vastpakken van die [naam slachtoffer] (waardoor die [naam slachtoffer] moeilijk lucht kon krijgen en/of adem kon halen) en/of
- die [naam slachtoffer] tegen de/een be(e)n(en) te schoppen en/of te trappen en/of
- een of meer knietjes in de maag en/of tegen de benen van die [naam slachtoffer] te geven;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)