ECLI:NL:RBROT:2018:3689

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
10/960110-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van 527 kilo cocaïne en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 527 kilo cocaïne in Nederland en witwassen. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de coördinatie van de invoer van cocaïne vanuit Colombia via Ecuador naar Nederland. Dit werd aangetoond door tapgesprekken en observaties die door de politie waren uitgevoerd. De verdachte had een actieve rol in het proces, waarbij hij cruciale informatie deelde over de aankomst van de cocaïne en betrokkenen mobiliseerde om de lading te ontvangen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op de invoer van de cocaïne, gezien de inhoud van de gesprekken en de instructies die hij gaf. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van witwassen, waarbij hij grote contante bedragen en waardevolle horloges in zijn bezit had, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank concludeerde dat het niet anders kon zijn dan dat deze bedragen en goederen afkomstig waren uit misdrijf.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank legde ook verbeurdverklaring op van de in beslag genomen goederen, waaronder een BlackBerry telefoon en een geldbedrag van € 40.000,-. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel en witwassen op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960110-17
Datum uitspraak: 21 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. M.D. Winter, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 21 februari en 7 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.S. van Unnik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de op de beslaglijst d.d. 20 februari 2018 vermelde voorwerpen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Ten aanzien van feit 1
4.1.1.
Feiten
Op grond van het dossier en de behandeling van de zaak ter terechtzitting kunnen de navolgende feiten, voor zover hier van belang, als vaststaand worden aangemerkt.
“ [schuilnaam medeverdachte] ”
Op 15 februari 2017 heeft het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum informatie ontvangen van de Amerikaanse opsporingsautoriteiten dat de gebruiker van het IMEI- nummer [nummer 1] met de naam “ [schuilnaam medeverdachte] ” de invoer coördineert van honderden kilo’s cocaïne vanuit Colombia, via Ecuador, in Nederland.
Tapgesprekken
Naar aanleiding hiervan werd een strafrechtelijk onderzoek gestart, genaamd Havel. Er is een tap geplaatst op het hiervoor genoemde IMEI-nummer. Omdat uit de tapgesprekken bleek dat [schuilnaam medeverdachte] veel contact had met een persoon met de ping naam “ [voormalige schuilnaam verdachte] ”, later: “ [schuilnaam verdachte] ”, (hierna “ [schuilnaam verdachte] ”), welke naam behoort bij het IMEI-nummer [nummer 2] , is ook op dit nummer een tap geplaatst. [schuilnaam medeverdachte] en [schuilnaam verdachte] hebben in de periode van 27 februari tot en met 9 mei 2017 diverse (chat)gesprekken met elkaar en anderen gevoerd, waarin onder meer werd gesproken over de “ [naam schip] ”, dat alles geregeld is, “de aankomst van de bus”, en “ [containernummer] ”. Ook zijn er foto’s door [schuilnaam medeverdachte] en [schuilnaam verdachte] ontvangen en verstuurd naar anderen van een container met op de linker deur de letters “ [naam container] ” en op de rechterdeur “ [containernummer] ” en van een geopende container met daarin stapels dozen en bovenop de dozen zwarte zakken. Verder wordt in de gesprekken opdracht gegeven aan diverse personen om rond 9 mei 2017 “klaar te staan”.
[naam schip]
Op 9 mei 2017 is het schip [naam schip] de haven van Antwerpen binnengevaren. In het ruim van de [naam schip] bevond zich een container met het nummer [containernummer] . De container was op 22 april 2017 in de haven van Guayaquil (Ecuador) op de [naam schip] geladen. Op 10 mei 2017 heeft de Belgische douane naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van de Nederlandse autoriteiten deze container gecontroleerd. In de container, bovenop een lading dozen met bananen, werden acht zwarte zakken aangetroffen met daarin 450 pakketten cocaïne. De cocaïne had een totaalgewicht van 527 kilo.
Observaties
Om de identiteit van [schuilnaam medeverdachte] en [schuilnaam verdachte] te achterhalen heeft de politie vanaf de start van het onderzoek meerdere malen een observatie uitgevoerd, op de momenten dat [schuilnaam medeverdachte] en [schuilnaam verdachte] via een ping-bericht ergens een afspraak hadden gemaakt. Mede op basis van de waarnemingen die daarbij zijn gedaan ontstond het vermoeden dat de verdachte [schuilnaam verdachte] was en de medeverdachte [schuilnaam medeverdachte] .
Op 10 mei 2017 heeft het observatieteam waargenomen dat [naam medeverdachte] om 08.21 uur op Schiphol arriveerde. Om 13.30 uur werd gezien dat de verdachte en [naam medeverdachte] in Rotterdam in een Mercedes Benz stapten. Omstreeks 13.37 uur heeft de politie de Mercedes op de oprit van de A16 laten stoppen. Naast de verdachte en [naam medeverdachte] zaten in de Mercedes twee personen, genaamd [naam 1] en [naam 2] . [naam medeverdachte] had een BlackBerry telefoon bij zich met het IMEI-nummer [nummer 1] . In de Mercedes werd een BlackBerry telefoon met het IMEI-nummer [nummer 2] aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij gebruik maakte van die telefoon en de bijbehorende ping-naam [schuilnaam verdachte] , die later is gewijzigd in [schuilnaam verdachte] . Ook heeft hij verklaard dat [naam medeverdachte] de ping naam [schuilnaam medeverdachte] gebruikt. In de telefoon van de verdachte werd een foto van een vervoersbescheid aangetroffen, waarop stond vermeld “ [naam vervoersbescheid] ”, “Luik Natie Antwerpen” en “ [naam schip] ”.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde medeplegen van de invoer van cocaïne in Nederland. Voor medeplegen zijn de handelingen van de verdachte van onvoldoende gewicht.
Aangevoerd is verder dat de verdachte geen opzet had op de invoer van cocaïne. De verdachte wist namelijk niet dat er cocaïne in de container zat.
Voorts is aangevoerd dat de rechtbank op grond van bestendige jurisprudentie handelingen die de verdachte en zijn medeverdachten hebben verricht vanaf het moment dat de cocaïne door de politie in beslag is genomen, op 10 mei 2017, niet tot het bewijs mag bezigen.
Ten aanzien van de handelingen die de verdachte vóór 10 mei 2017 heeft verricht kan hij niet als medepleger worden aangemerkt. Noch uit de door hem gevoerde ping-gesprekken, noch uit foto’s die hij heeft doorgestuurd, blijkt dat hij een wezenlijke bijdrage aan het tenlastegelegde heeft geleverd.
4.1.3.
Beoordeling
Opzet
Uit de inhoud van de (chat)gesprekken, zoals opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage, kan worden geconcludeerd dat de verdachte van meet af aan willens en wetens bezig is geweest met de invoer van de lading cocaïne. Op 27 februari 2017 heeft de verdachte aan [naam medeverdachte] bericht: “en dat van Antwerpen, geef daar groen licht voor”. Het is niet aannemelijk dat de verdachte een dergelijke instructie geeft zonder te weten waar het over gaat. Verder heeft de verdachte op 9 mei 2017 aan [naam 3] bericht: “450 en op de buitenkant staat [naam container] ”. In de container, waarop op de linker deur [naam container] stond, zijn precies 450 pakketten met cocaïne aangetroffen. Daarbij komt dat de verdachte op 9 mei 2017 meerdere chatgesprekken met [naam medeverdachte] heeft gevoerd over de aankomst van de [naam schip] in Antwerpen en tijdens één van die gesprekken heeft gezegd dat ze er die maand warmpjes bij zouden zitten en hij niet kon wachten tot hij “de sletjes in hun handen zag”. Hierop heeft [naam medeverdachte] geantwoord dat hij hoopt “dat de prijs nog meer stijgt”. Reeds uit deze gesprekken volgt dat de verdachte precies wist wat voor (illegale) goederen zich in de container met het nummer [containernummer] op de [naam schip] bevonden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet had op de invoer van cocaïne. Het verweer wordt verworpen.
Medeplegen
Uit de onderschepte gesprekken blijkt voorts dat de verdachte een actieve en coördinerende rol heeft gespeeld bij de invoer van de cocaïne. Nadat hij “groen licht” had gegeven, heeft de verdachte cruciale informatie over het vervoer van de cocaïne ontvangen, zoals de naam van het schip en foto’s met daarop de container, de inhoud van de container en de verpakking van de cocaïne, en deze informatie aan andere betrokkenen doorgegeven. Ook hebben de verdachte en [naam medeverdachte] elkaar en anderen op de hoogte gehouden van de aankomst van de [naam schip] in Antwerpen en anderen gemobiliseerd om omstreeks 9 mei 2017, de aankomstdatum, klaar te staan, omdat er dan zou worden gewerkt. Blijkbaar hielden de verdachten zich bezig met het uit de container (laten) halen van de cocaïne.
De rechtbank concludeert op grond daarvan dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [naam medeverdachte] en anderen ten behoeve van de invoer van de cocaïne en dat hij hieraan een zodanige significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd dat hij als medepleger moet worden aangemerkt.
Zoals uit het vorenstaande en de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt, heeft de rechtbank de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde niet gestoeld op handelingen die de verdachte en/of zijn medeverdachten hebben verricht op 10 mei 2017, zodat het verweer dat zich daar tegen keert geen verdere bespreking behoeft.
4.1.4.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan de invoer van 527 kilo cocaïne in Nederland.
Ten aanzien van feit 2
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde witwassen. Aangevoerd is dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de bij de verdachte aangetroffen goederen van misdrijf afkomstig zijn. Het bedrag van € 40.000,- behoort toe aan de vriendin van de verdachte, [naam vriendin verdachte] , en zij heeft ook de huurpenningen voor de woning aan het [adres delict] te Diemen betaald. Zij heeft het geld verdiend met haar werk in de prostitutie.
De aangetroffen horloges heeft de verdachte over een periode van meerdere jaren aangeschaft.
4.2.2.
Feiten
Op grond van het dossier en de behandeling van de zaak ter terechtzitting kunnen de navolgende feiten, voor zover hier van belang, als vaststaand worden aangemerkt.
Tijdens de doorzoeking op 10 mei 2017 van de woning waar de verdachte en [naam vriendin verdachte] verbleven, op het adres [adres delict] te Diemen, is onder het bed van de grote slaapkamer een schoenendoos gevonden. In de schoenendoos zat een stapel geldbiljetten gewikkeld in doorzichtig folie. Het bleek een bedrag van € 40.000 te zijn, onder meer bestaand uit 43 biljetten van € 500,-. Verder zijn drie waardevolle horloges aangetroffen en kwitanties waarop duizenden euro’s staan vermeld. De verdachte heeft verklaard dat hij een bedrag van € 7.250 heeft aanbetaald voor een nieuw Cartier horloge en dat de kwitanties met daarop de bedragen van € 3.600,- en € 1.200,- aanbetalingen zijn geweest voor de huur van een ander appartement waar hij wilde gaan wonen.
De verdachte en [naam vriendin verdachte] hebben vanaf oktober 2016 tot en met mei 2017 maandelijks in contanten € 1.700,- aan huur betaald voor de woning aan het [adres delict] te Diemen. Ook heeft de verdachte vanaf 1 november 2015 maandelijks een bedrag van € 1.700,- contant betaald voor de woning aan het [adres] te Amsterdam. Dit betrof de woning waar de medeverdachte [naam medeverdachte] verbleef als hij in Nederland was.
4.2.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen bewijs bevindt op grond waarvan een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen het bij de verdachte aangetroffen geld en de genoemde uitgaven en een bepaald misdrijf. Dat een voorwerp (zoals geld) uit enig misdrijf afkomstig is, kan krachtens bestendige jurisprudentie niettemin bewezen worden indien het niet anders kan zijn dan dat dit voorwerp uit misdrijf afkomstig is.
Daarbij dient in de eerste plaats te worden vastgesteld dat op grond van de feiten en omstandigheden zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien deze omstandigheid zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Uit bovenvermelde feiten blijkt dat de verdachte grote contante bedragen uitgeeft. Alleen al zijn maandelijkse uitgaven aan allerlei huurpenningen zijn fors. Daartegenover staat dat de verdachte geen legale inkomsten in Nederland heeft. Hij heeft zelf verklaard dat hij met “klusjes” ongeveer € 2.500,- per maand verdient en [naam vriendin verdachte] maandelijks tussen de
€ 1.200,- en € 1.500,- met haar schoonheidssalon. In dit verband stelt de rechtbank voorop dat deze verklaringen niet met stukken worden onderbouwd en voorts stelt de rechtbank op basis van het vorenstaande vast dat deze inkomsten van de verdachte en [naam vriendin verdachte] ontoereikend zijn voor de genoemde uitgaven. Dat geldt temeer nu nog een deel van die inkomsten zal moeten worden aangewend voor overige vaste lasten en een huishouden met een kind.
Verder vond het aantreffen van het geldbedrag van € 40.000,- plaats onder omstandigheden die, in samenhang bezien, als zogenoemde typologieën van - en daarmee kenmerkend voor - witwassen zijn aan te merken. De verdachte en [naam vriendin verdachte] bewaarden een groot contant geldbedrag, onder meer bestaande uit 43 biljetten van € 500,- onder hun bed.
Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld, vaak bestaand uit € 500,- biljetten. Het thuis bewaren van een dergelijk groot bedrag in contanten is ongebruikelijk, onder meer vanwege het veiligheidsrisico. Een criminele herkomst van het geld maakt het kennelijk aanvaardbaar dat risico te lopen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat zonder meer een vermoeden van witwassen jegens de verdachte gerechtvaardigd is. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen.
Over het geldbedrag van € 40.000,- en de huurpenningen voor de woning aan het [adres delict] te Diemen heeft de verdachte verklaard dat [naam vriendin verdachte] dat geld heeft verdiend met haar werk in de prostitutie. [naam vriendin verdachte] heeft dat zelf ook verklaard. Het openbaar ministerie heeft onderzoek laten doen naar de juistheid van de verklaring van de verdachte. Dit onderzoek heeft echter geen enkele aanwijzing opgeleverd dat [naam vriendin verdachte] dit geldbedrag met prostitutiewerkzaamheden heeft verdiend.
De verdachte heeft verklaard dat hij de huurpenningen voor de woning aan het [adres] te Amsterdam heeft betaald, maar niet uit eigen zak. Hij ontving het huurbedrag van [naam medeverdachte] en op verzoek van [naam medeverdachte] betaalde de verdachte de huur aan de verhuurder. De verdachte heeft deze verklaring pas in een laat stadium, tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn zaak op de terechtzitting, afgelegd en verder niet onderbouwd. Ook bevat het dossier geen enkele aanwijzing die zijn verklaring ondersteunt. De rechtbank acht deze verklaring daarom niet aannemelijk. De verklaring van verdachte kan dan ook geen tegenwicht bieden tegen voormeld vermoeden van witwassen.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 40.000,-, de betaalde huurpenningen, de aanbetalingen voor de huur en een horloge en de in de woning aangetroffen horloges - middellijk of onmiddellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank acht ter zake van de huurpenningen aan het [adres delict] te Diemen het witwassen van een bedrag van € 13.600,- wettig en overtuigend bewezen (in plaats van het tenlastegelegde bedrag van € 15.300), bestaand uit 7 x € 1.700,- aan betaalde huur over de maanden oktober 2016 tot en met april 2017 en een bedrag aan borg van € 1.700,-. In het tenlastegelegde bedrag is ook huur voor de maand mei 2017 verwerkt, maar uit het dossier blijkt dat dit bedrag is verrekend met de betaalde borg.
4.2.4.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, in de periode van 20 februari 2017 tot 10 mei 2017, op de Westerschelde en de Noordzee, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
527 kilogram cocaïne (bruto gewicht), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij, in de periode van 1 november 2015 tot en met 10 mei 2017, te Diemen en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte en zijn mededader van voorwerpen te weten:
- een groot contant geldbedrag van 40.000,- euro,
- twee horloges beide van het merk Cartier
- een horloge van het merk Rolex,
- een contant geldbedrag van in totaal 30.600 euro aan huurpenningen (woning [adres] te Amsterdam)
- een contant geldbedrag van in totaal
13.6euro aan huurpenningen en commissie (woning [adres delict] te Diemen),
- enig goed ter waarde van 3.600 euro
- enig goed ter waarde van 1.200 euro
- enig goed ter waarde van (in totaal) 7.250 euro
voorhanden gehad en/of omgezet, terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat deze geldbedragen en voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;

2.

medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van 527 kilo
cocaïne in Nederland. De cocaïne werd vanuit Ecuador verscheept via de Westerschelde
met als eindbestemming de haven van Antwerpen. De verdachte heeft hierin een coördinerende rol gehad.
Hij heeft contact onderhouden met diverse betrokkenen, informatie ontvangen over het
schip, de container en de verpakking waarin de cocaïne werd gesmokkeld en deze
informatie aan anderen doorgegeven. Ook heeft hij diverse personen gemobiliseerd om klaar
te staan zodra de container zou worden gelost. Dit alles kennelijk met het doel om de cocaïne uit de container te (laten) halen.
Harddrugs vormen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid en bevorderen de toename van vermogen- en geweldsdelicten. Het is bekend dat gebruikers van harddrugs veelal strafbare feiten plegen om aan geld te komen voor de aanschaf daarvan. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat dit soort misdrijven veel geld oplevert voor alle personen die betrokken zijn bij de organisatie van de invoer tot aan de uiteindelijke verkoop aan de gebruiker. De verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk uitsluitend laten leiden door zijn streven naar geldelijk gewin en heeft niet nagedacht over de verstrekkende gevolgen voor de samenleving.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen tast de integriteit van het financieel en economisch verkeer aan en ondermijnt de legale economie. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet hierop komt de rechtbank tot een iets lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen BlackBerry telefoon (nummer 6 op de beslaglijst) behoort aan de verdachte toe. Het onder 1 bewezen verklaarde feit is met behulp van dit voorwerp begaan. Daarom zal de BlackBerry telefoon verbeurd worden verklaard.
Gebleken is dat het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 40.000,- (nummer 1 op de beslaglijst) uit enig misdrijf afkomstig is, terwijl dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het bij dit vonnis onder 2 bewezenverklaarde feit - witwassen - is begaan. Het geldbedrag van € 40.000,- zal daarom worden verbeurd verklaard.
Onder de verdachte zijn 6 horloges in beslag genomen, vermeld onder de nummers 3 tot en met 5 op de beslaglijst. De horloges behoren aan de verdachte toe. Echter, slechts van de drie op de tenlastelegging vermelde horloges is vastgesteld dat zij afkomstig zijn uit enig misdrijf. Deze drie horloges betreffen voorwerpen met betrekking tot welke het bij dit vonnis onder 2 bewezenverklaarde feit - witwassen - is begaan. De drie op de tenlastelegging vermelde horloges zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Ten aanzien van de overige drie inbeslaggenomen horloges zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
8.2.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld aan wie het inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.080,- (nummer 2 op de beslaglijst) toebehoort en of dit geld verband houdt met enig strafbaar feit. Daarom zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 33b, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
-de mobiele telefoon BlackBerry;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2:
-het geldbedrag van € 40.000,-
-de drie in de bewezenverklaring genoemde horloges;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de overige drie horloges;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het geldbedrag van € 1.080,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. A. Verweij en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 20 februari 2017 tot en met 10 mei 2017,
op de Westerschelde en/of de Noordzee, althans de Nederlandse wateren en/of te
Rotterdam, en/of te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht,
(ongeveer) 527 kilogram cocaïne (bruto gewicht), althans een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne, zijnde een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 november 2015 tot en met 10 mei 2017,
te Diemen en/of te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van
(een) voorwerp(en) te weten:
- een (groot contant) geldbedrag van 40.000,- euro,
althans enig(e) (contant(e)) geldbedrag(en);
- twee, althans een horloge(s)(beide) van het merk Cartier
- een horloge van het merk Rolex,
althans een of meerdere horloge(s);
- een (contant) geldbedrag van in totaal 30.600 euro aan huurpenningen (woning [adres] te Amsterdam)
- een (contant) geldbedrag van in totaal 15.300 euro aan huurpenningen en/of commissie (woning [adres delict] te Diemen),
althans een (contant) geldbedrag aan huurpenningen en/of commissie;
- enig goed ter waarde van 3.600 euro (par. 2.6);
- enig goed ter waarde van 1.200 euro (par. 2.6);
- enig goed ter waarde van (in totaal) 7.250 euro (par. 2.4),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of voorwerp(en is/was en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) dit/deze geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dit/deze geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat/deze geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.