ECLI:NL:RBROT:2018:3687

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
10/660626-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handeling met een minderjarige in Rotterdam

Op 22 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 9-jarig meisje. De verdachte, die enigszins verstandelijk beperkt is, heeft in een winkel in Rotterdam op 25 november 2017 het meisje in de billen geknepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen volledig inzicht had in de ernst van zijn daden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 41 dagen geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 dagen op, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten reclasseringstoezicht en verplichting tot behandeling door een gespecialiseerde instelling voor verstandelijk beperkten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder soortgelijke veroordelingen en de rechtbank achtte het noodzakelijk dat hij behandeling ondergaat om te leren omgaan met zijn seksuele impulsen. De rechtbank concludeerde dat de kans op recidive 'enigszins hoog' is, gezien de psychologische rapportages die zijn opgesteld. De verdachte moet zich houden aan de voorwaarden die zijn opgelegd, en de rechtbank heeft de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/660626-17
Datum uitspraak: 22 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. F. van Schaik, advocaat te Berkel en Rodenrijs.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 41 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij Reclassering Nederland, zich te gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland en indien nodig behandeling en/of begeleiding bij de Algemene Stichting Voor Zorg- en dienstverlening (hierna: ASVZ) of een soortgelijke instelling.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 november 2017 te Rotterdam
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2008), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het onverhoeds knijpen in de billen van die [naam slachtoffer]
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte zag in een winkel een (destijds) 9 jarig meisje in een korte broek staan en heeft in een opwelling in haar billen geknepen.
De verdachte heeft, zoals hij zelf heeft verklaard, zich laten leiden door zijn lustgevoelens. Hij heeft de bevrediging van zijn eigen gevoelens vooropgesteld ten koste van dit 9 jarige meisje. De ervaring leert dat ontucht met kinderen kan leiden tot grote psychische schade, waaronder verstoring van de seksuele ontwikkeling van de slachtoffers. De wetgever heeft daarom het plegen van seksuele handelingen met kinderen jonger dan zestien jaren strafbaar gesteld.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is mede rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de (relatief) geringe ernst van de ontuchtige handeling.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte twee keer eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, te weten in 2000 ter zake van aanranding van de eerbaarheid van een meerderjarig persoon en in 2004 ter zake van een pedoseksueel delict. Hoewel dit geen recente feiten betreffen, acht de rechtbank op grond hiervan een delictpatroon aanwezig op het gebied van zedendelicten, zodat de rechtbank hiermee rekening houdt bij de op te leggen straf.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater D.J. Vinkers heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
19 december 2017.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
26 februari 2018.
De rapportages wijzen het volgende uit. De verdachte heeft een lichte tot matige verstandelijke beperking. Door deze beperking is hij niet in staat om op een normale manier sociale interactie aan te gaan. Hij heeft de behoefte aan seksueel contact, maar het lukt hem niet om een relatie met een vrouw op te bouwen op een normale, sociaal geaccepteerde manier. Hij geeft daarom maar toe aan zijn impulsieve behoefte zonder na te denken over de gevolgen voor hemzelf of voor de ander. Volgens de psychiater is het niet helemaal duidelijk geworden of de verdachte specifieke pedofiele neigingen heeft. Hoewel de verdachte erkent dat het fout is geweest dat hij de billen van het meisje heeft vastgepakt, ontbreekt het hem aan inzicht waarom het fout is. Dit onbegrip wordt verder duidelijk aan de hand van het aanbieden van geld door de verdachte aan haar moeder. De verdachte begrijpt niet goed waarom het verkeerd zou zijn omdat hij geen slechte intenties zou hebben. Gelet hierop wordt door de psychiater en de reclassering de kans op recidive van seksueel overschrijdend gedrag ‘enigszins hoog’ ingeschat. De psychiater concludeert dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies over.
7.4.
Conclusies
Gezien de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen op het gebied van zeden van de verdachte, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Omdat gebleken is dat de verdachte niet lijkt te beseffen waarom het gepleegde feit verkeerd is, acht de rechtbank het met name van belang dat hij behandeling en begeleiding ondergaat ter voorkoming van recidive. De verdachte dient daarbij te leren om op een sociaal geaccepteerde manier met seksualiteit en zijn gevoelens om te gaan. De rechtbank ziet hierin aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Vanwege de aard van de problematiek en de ingeschatte duur van de behandeling en begeleiding zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaren opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 14d en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en zich houden aan de aanwijzingen van die reclasseringsinstelling;
2. de veroordeelde zal zich onder behandeling/begeleiding stellen van ASVZ of een soortgelijke instelling voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd of zolang de reclassering in overleg met die instelling noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 12 dagen, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Dam, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 november 2017 te Rotterdam
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2008), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het onverhoeds vastpakken en/of knijpen in de bil(len) van die [naam slachtoffer]
.