ECLI:NL:RBROT:2018:3684

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
10/652029-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes in Rotterdam

Op 9 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 juni 2016 in Rotterdam het slachtoffer met een mes in zijn romp heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat het slachtoffer geen aangifte heeft gedaan, door getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen wettig en overtuigend schuldig is bevonden aan poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft het slachtoffer in het bijzijn van omstanders verwond, wat leidde tot een ziekenhuisopname voor hechtingen. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uren geëist, subsidiair 80 dagen hechtenis. De rechtbank heeft deze eis overgenomen, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een onaanvaardbare inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had gemaakt, maar dat er verzachtende omstandigheden waren, zoals het feit dat de verdachte een eerste overtreding was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis als de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/652029-17
Datum uitspraak: 9 maart 2018
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Dhoen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverweging
Hoewel het slachtoffer geen aangifte heeft willen doen, heeft hij bij de politie wel verklaard dat hij door de verdachte met een mes in de linkerzijde van zijn rug is gestoken, dat in het ziekenhuis vier hechtingen zijn aangebracht, dat alles onder het bloed zat en dat zijn jas en
t-shirt door het steekincident gescheurd zijn. Zijn verklaring wordt ondersteund door de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] , die beiden verklaren dat zij hebben gezien dat de verdachte een mes uit zijn vest pakte en het slachtoffer daarmee stak.
De getuige [naam getuige 3] , die na de steekpartij met het bloedende slachtoffer naar het ziekenhuis is gereden, bevestigt dat de wond van het slachtoffer is gehecht. Voorts verklaart zij dat zij het slachtoffer naar haar huis heeft gebracht, dat zij zijn jas en zijn broek in de was heeft gedaan en dat zijn onderbroek, t-shirt en een handdoek met bloed nog in de wasmand zouden liggen. Tijdens een doorzoeking van haar woning treft de politie in de badkamer deze kledingstukken ook daadwerkelijk aan en neemt de verbalisant tevens een snee waar in zowel de rugzijde van het t-shirt als in de rugzijde van de jas van het slachtoffer.
Hoewel zich in het dossier geen medische informatie over het letsel van het slachtoffer bevindt en de exacte locatie van de steekwond daardoor lastig te bepalen is, stelt de rechtbank op grond van het bovenstaande vast dat de verdachte de aangever met kracht met een mes in zijn romp heeft gestoken. In de romp bevinden zich verschillende vitale organen, die de verdachte gemakkelijk had kunnen raken door het slachtoffer in dat deel van het lichaam te steken. De rechtbank oordeelt dan ook dat de verdachte door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer daarbij zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 juni 2016 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes heeft gestoken in het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op straat, in het bijzijn van diverse omstanders, het slachtoffer met een mes in zijn romp gestoken. Het slachtoffer is vervolgens door familieleden hevig bloedend naar het ziekenhuis gebracht, waar het letsel van het slachtoffer gelukkig relatief beperkt bleek en kon worden volstaan met het hechten van de wond. Door het steken van het slachtoffer in deze plek van het lichaam hadden de gevolgen voor het slachtoffer evenwel nog veel ernstiger kunnen zijn.
Door zijn handelen heeft de verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Daarbij heeft hij geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor het door hem gepleegde feit.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van de verdachte rekening houden.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal daar echter van afzien. Allereerst moet de verdachte worden aangemerkt als een zogenaamde “first-offender”. Daarnaast geldt ook dat aannemelijk is geworden dat de rol van het slachtoffer in het incident niet geheel zonder enige blaam was. Dit brengt de rechtbank ertoe een taakstraf op te leggen, overeenkomstig de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
160 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
80 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. F.W. van Lottum en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 juni 2016 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in de
zij, althans in het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;