Op 26 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een machtiging op eigen verzoek, zoals bedoeld in artikel 32 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam heeft het verzoek ingediend met betrekking tot de betrokkene, die op dat moment verbleef in Antes GGZ te Rotterdam. De procedure is gestart met een verzoekschrift van de officier, dat op 11 april 2018 is ingekomen. Tijdens de zitting op 26 april 2018 waren de betrokkene, zijn advocaat mr. H. Bijlsma, en twee psychologen van Antes GGZ aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de geneeskundige verklaring en het behandelplan niet door dezelfde psychiater zijn opgesteld, wat in strijd is met artikel 33 lid 4 en 5 van de Wet Bopz. Desondanks oordeelt de rechtbank dat dit formele gebrek niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek of afwijzing. De rechtbank overweegt dat de betrokkene een goede relatie heeft met de psychiater die het behandelplan heeft opgesteld en dat er geen tegenstrijdigheden zijn in de documenten. De betrokkene lijdt aan ernstige alcoholafhankelijkheid en een posttraumatische stressstoornis, en er bestaat een reëel gevaar voor suïcidaliteit en zelfverwaarlozing.
De rechtbank wijst het verzoek toe voor de minimale termijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in artikel 34 lid 1 van de Wet Bopz, en verleent de machtiging om de betrokkene op eigen verzoek in een psychiatrisch ziekenhuis op te nemen. De beschikking is gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in bijzijn van de griffier J.D. Verburg.