ECLI:NL:RBROT:2018:3440

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
6648039 VZ VERZ 18-2265
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 april 2018 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van [verzoeker] tegen [verweerder]. [verzoeker] heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op basis van verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] in privé een lening van € 200.000 heeft verstrekt aan een cliënt, wat in strijd is met de onafhankelijkheidseisen voor belastingadviseurs. Dit handelen heeft geleid tot een ernstig vertrouwensbreuk tussen partijen. Daarnaast heeft de kantonrechter geconstateerd dat er sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie, waarbij [verweerder] niet openstond voor feedback en zijn collega's irriteerde met zijn gedrag. Ondanks dat de kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder], werd de arbeidsovereenkomst ontbonden vanwege de verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft [verweerder] een transitievergoeding toegekend, maar geen billijke vergoeding, en de ontbinding is per 1 juni 2018 ingegaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6648039 VZ VERZ 18-2265
uitspraak: 19 april 2018
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaatsnaam],
verzoeker,
tevens verweerder ter zake van de tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. A.W.M. Roozeboom te Vlaardingen,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaatsnaam],
verweerder,
tevens verzoeker ter zake van de tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. M. Hofman-Kremer (DAS) te Rijswijk.
Partijen worden hierna aangeduid als [verzoeker] en [verweerder].

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met producties, ter griffie ontvangen op 13 februari 2018;
  • het verweerschrift met producties;
  • de brieven zijdens [verweerder] d.d. 15 maart 2018 en 19 maart 2018, met tweemaal een aanvullende productie;
  • de twee faxberichten zijdens [verzoeker] d.d. 21 maart 2018, met aanvullende producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 maart 2018. De heer [R.] voornoemd ([verzoeker]) is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Ook [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en diens collega mr. M. Smit. De gemachtigde van [verzoeker] heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen. Van het overigens ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van de beschikking nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten.
2.1
[verweerder], geboren op [geboortedatum] 1965, is op 1 juni 2011 voor onbepaalde tijd bij [verzoeker] in dienst getreden als belastingadviseur.
2.2
Bij brief van 27 juni 2017 heeft [verzoeker] [verweerder], voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“Betreft:
Gebeurtenissen van afgelopen periode en aanbod mediation en coach
[…]
Onder verwijzing naar ons gesprek van 21 juni 2017 […] het navolgende.
De aanleiding voor het gesprek was dat u uw collega twee weken geleden meerdere malen gestoord hebt, ondanks het feit dat hij heeft aangegeven dat hij niet gestoord wilde worden. De collega heeft aangegeven dat hij zeer druk met iets bezig was. Op het moment dat u voor de zesde keer uw collega stoorde is deze zo geïrriteerd geraakt dat deze een minieme hoeveelheid water, welke zich in een glas op zijn bureau stond, naar u heeft gegooid. U hebt zich vervolgens omgedraaid en bent tegen de deurpost aangelopen en bent naar huis vertrokken. […]
Uw collega heeft donderdag zijn excuses aangeboden voor het gooien van het water. Hij heeft aangegeven dat u hem zeer hebt geïrriteerd door niet zijn verzoek tot niet storen te respecteren.
Ik heb u een schriftelijke waarschuwing en aankondiging verbetertraject overhandigd. U raakte hiervan helemaal in paniek en reageerde hierop zeer emotioneel eerst boos en daarna verdrietig. Ikzelf heb het gesprek met u als bijzonder onprettig en intimiderend ervaren. U was zeer agressief en ik voelde mij door u bedreigd. U probeerde steeds uw collega’s bij het gesprek te betrekken en u liet de deur van de kamer bewust openstaan zodat iedereen het gesprek kan horen.
Ik heb u een aantal voorbeelden gegeven wat u ongewenst gedrag inhoud en dat u met enige regelmaat bijzondere directief overkomt en heftig emotioneel reageert. In 2016 hebben we ook meerdere aanvaringen gehad. Ik benoem nu alleen de incidenten uit 2017. Deze bestaan uit:
 1 februari 2017: Discussie over de updates van programmatuur waarbij uw collega [voornaam] bijzonder geïrriteerd is over de wijze waarop hij wordt benaderd door u. Als interventie heb ik moeten optreden.
 In februari 2017: Het ongevraagd meenemen van privé vakliteratuur van een collega. Deze heeft aangegeven u alleen nog maar zakelijk te willen spreken
 23 maart 2017: Het vaktechnisch overleg onder uw leiding is mislukt door het niet inbrengen van praktische onderwerpen maar zeer specifieke/bijzondere situaties te bespreken, welke niet relevant zijn voor onze praktijk.
 10 april 2017: Overleg over pensioen in eigen beheer, u heeft aangegeven hier geen verantwoording voort willen nemen. Voorts hebt u aangegeven geen besprekingen met cliënten te willen voeren, u wenst alleen de actuariële berekeningen te maken. Ook hierover bent u aangesproken. U bent fiscalist en dient dus de werkzaamheden die passend zijn bij deze functie uit te voeren.
 12 mei 2017: U hebt aangegeven alleen de uren te willen registreren die u het waard vindt in tegenstelling tot het beleid op dit kantoor waarbij de werkelijk gemaakte uren moeten worden geregistreerd. Niet declarabele uren worden uit declaraties gefilterd. U hebt aangegeven dat u weigert hieraan te voldoen.
 12 mei 2017 bespreking over besteding van een aantal uren bij een cliënt. U reageert zeer emotioneel. U bent aangesproken op uw gedrag.
 23 mei 2017 wegens afwezigheid van collega’s wordt een vraag van een cliënt aan u voorgelegd. U reageert zeer agressief richting het secretariaat. U bent hierop aangesproken.
U ontkende alle genoemde voorbeelden. U gaf aan dat u de gesprekken met uw collega’s op uw telefoon opneemt. U waarschuwt uw collega’s vooraf niet.
Ik heb uitgelegd dat uw collega’s zeer verschillend reageren op uw onwenselijke gedrag. Een deel van de collega’s wordt boos en andere collega’s ontwijkt u. Het gevolg is dat er binnen dit kantoor door geen gebruik meer wordt gemaakt van uw fiscale kennis.
Op kantoor heeft vrijwel iedereen last van uw gedrag. U haalt hiermee de werkvreugde bij iedereen weg en op deze wijze berokkent u schade aan het kantoor.
Daarnaast heb ik u aangegeven dat de door u gehanteerde kantoortijden het contact met uw collega’s niet bevorderen. De kantoortijden zijn: aanvang tussen 8:00 uur en 9:00 uur ’s ochtends. U komt meerdere malen per week rond 10:00 uur of 11:00 uur binnen. Ik acht dit onwenselijk en wil dat u, net als iedereen, in het vervolg tussen 8:00 en 9:00 uur start.
Ook heb ik u aangegeven dat de urenverantwoording niet correct is. Op de desbetreffende 13 juni staan 13,25 gewerkte uren vermeld inclusief 2:00 uur ziekte. Uitgaande van een starttijd van 10:00 uur ’s ochtends is dit onmogelijk. Ik trek uw gedeclareerde uren dan ook in twijfel.
De bezwaren jegens u zijn dan ook concreet samengevat:
1. Uw werkhouding
2. Uw functioneren naar collega’s toe
3. Uw zeer omslachtige wijze van werken
4. Het niet juist registreren van de uren
Na twee uren uiten van emotionele reacties was u uiteindelijk bereid tot een dialoog onder de voorwaarde dat ik mijn waarschuwingsbrief mede inhoudende het verbeter-traject zou worden ingetrokken. Ik ben hiermee akkoord gegaan omdat u anders niet wilde praten. Ik achtte een gesprek essentieel.
Nadien hebben wij een redelijk gesprek gevoerd. Ik heb u voorgesteld om individuele gesprekken met collega’s te gaan voeren waarbij de ergernissen en ervaringen wellicht meer kunnen worden geuit. Het leek mij goed dat ik bij deze gesprekken aanwezig ben om op deze wijze de emoties te temperen. dan wel dat er een mediator aan te pas komt.
[…] Maar ik ben van mening dat uw gedrag jegens uw collega’s, niet acceptabel is. Zoals besproken adviseer ik u nogmaals om het aanbod van mediation met uw collega’s te accepteren. Ook adviseer ik u om zich te laten coachen voor wat betreft uw houding jegens uw collega’s.
[…]
Uit uw e-mail kan ik opmaken dat uw relatie met [voornaam] echt verbetert dient te worden. Uw collega [voornaam] heeft al de eerste handreiking aan gedaan om zowel schriftelijk als mondeling zijn excuses aan u aan te bieden. Ik raad dan ook van harte mediation aan.
Op maandag 26 juni geeft u aan dat u zich “slecht” voelt en dat u zich niet kunt concentreren als gevolg van het gesprek van 21 juni 2017. U bent van mening dat u mij dat aan moet rekenen. Voorts wenst u geen contact meer met collega’s. Ik heb u verzocht om aan te geven wat u wil gaan doen om uw relatie met uw collega’s te verbeteren. U wenst alleen maar in discussie te gaan over hetgeen 13 juni is voorgevallen. En u wenst de discussie van 21 juni 2017 weer te herhalen.
Gegeven deze toelichting van u wil ik u dan nogmaals vragen om in te stemmen met mediation en de begeleiding van een coach. Graag verneem ik binnen drie dagen na heden van u.”
2.3
[verweerder] heeft op voormelde brief, voor zover thans van belang, op 31 augustus 2017 als volgt gereageerd:
“De urgentie van dit gebeuren ontgaat mij volledig, de standpunten in de brief zijn nimmer met mij besproken en bevatten suggestieve aannames. De intentie en stijl van de brief is in één woord
weerzinwekkend.
Mijn vragen zijn na het lezen van deze brief simpel.
1. Waarom je een hardwerkende werknemer, als ik, die zeer vele klanten zelfstandig binnenhaalt en tevens alle klanten weet te behouden, goede competenties heeft, gestructureerd werkt, hart voor de organisatie heeft en nooit een lelijk woord zegt over of tegen collega’s en die zeer goede klantencontacten onderhoudt, dit wordt aangedaan.
[…]
Hoe kan het zo zijn dat een collega […] én public tegenover het voltallige personeel en in jou bijzijn zegt “ik zaag je stoelpoten onder je vandaan” en mij diverse keren in mijn eigen kamer tegen mijn lichaam aanduwt omdat hij bij mijn PC wilt en dreigende, agressieve taal uitspreekt hier willens en wetens mee weg komt. Sterker nog wordt aangemoedigd door telkens het voor hem op te nemen. Zo kan ik nog wel even doorgaan hoe ik word gepest door meerdere collega’s, maar dat zal ik vanwege mijn constructieve houding nu achterwege laten.
In jou brief beschrijf je een brute gebeurtenis van diezelfde collega wat in de aanleiding al niet klopt. Ik ben zeker niet zes keer in contact getreden. […] Deze collega slaat eveneens dreigende taal uit naar klanten waardoor ze mij rechtstreeks contacten en dus hem vermijden, gooit belangrijke documenten in de prullenbak of op de grond en heeft woede aanvallen. […] Tevens wil hij geen nieuwe loonklanten meer behandelen en is hij al maanden achter met zijn urenverantwoordingen, waardoor een inschatting van zijn werk niet is te maken.
[…] donderdag 15 juni, wilde ik je spreken over de brute houding van [voornaam], echter je had zoals de laatste maanden steeds het geval was geen tijd voor mij. Terwijl je wel tijd maakte voor langdurige grappen en grollen naar anderen […].
[…]
Vaktechnisch overleg: als je me kwetst dan doe je dit hiermee wel. Ik kom altijd met recente fiscale wijzigingen en zaken die uit onze praktijk komen. Ik verstrek de informatie per
e-mail en maak dit bespreekbaar in het vaktechnisch overleg. Voorheen gebeurde dit nauwelijks en werd alleen op summiere wijze de fiscale wijzigen opgedreund. Gezien de kwalitatieve kennis, hier op kantoor, te wensen overlaat steek ik mijn aandacht hierin. Je weet zelf dat ik word overladen met diverse vragen van collega’s, klanten en door jou en weet die zorgvuldig op te lossen. […]
Als je hieraan de kwalificatie “mislukt” geeft, wat voor kwalificatie geef je dan aan het direct daarna gehouden accountancyoverleg onder jouw leiding, waarin vele collega’s wegliepen en waarin ik ondersteunend optrad […]. Ik vond dat niet goed voorbereid. Maar ik zie het als collegiaal elkaar bijstaan en zo heb ik mij ook gedragen. […]
Pensioen in eigen beheer: aangezien ik
zelfstandigwel zo’n 50 nieuwe klanten heb verworven dit jaar en inderdaad overal verstand van heb, kan ik me nog niet in tweeën delen. […]
Samenvattend: ik word hierover aangesproken, terwijl wij allen akkoord zijn gegaan met de invulling van dit proces. Zonder enige communicatie vooraf naar mij, verleg je jou eigen tekortkomingen naar mij. Eigenlijk geldt dit voor de hele brief, er bestaat géén ene zelf-reflectie bij jou in deze situaties. Ook het verhaal met [voornaam] heb ik vastgelegd, om enkel en alleen mij te kunnen verdedigen tegen de ongefundeerde verwijten die jij maakt naar mij als persoon. Zo zijn er vele zaken waarin ik je zelfs bijstaat als ervaringsdeskundige in moeilijke casussen. Om alles in goede orde voor de klanten en het kantoor an sich te laten verlopen, ben ik weer bereid geweest dit op te pakken, terwijl anderen er gewoonweg een zooitje van maken. Hoe sociaal kan iemand zijn, die ondanks alles, toch weer het kantoorbelang voorop stelt.
[…]
Urenregistratie: Ik ben zeer productief ten op zichten van anderen […]. […], zoals jij weet heb ik bijna iedere dag overgewerkt door de jaren heen, en nu kom je met een zo’n kul argument. Derhalve zijn er wel collega’s met zoveel vrije dagen of die met onbekende reden niet aanwezig zijn op kantoor en wat niet in de kantooragenda wordt bijgehouden. Van een collega vernam ik ook dat het schrijven van overuren bij sommige mensen een probleem schijnt te zijn. Ik zie collega’s de laatste 1,5 jaar vaak thuiswerken zonder ingelogd te zijn en tevens niet vermelden in de agenda waar ze zijn. Het sociale teamverband ontbreekt hierdoor, en klanten gaan klagen ook over de grove houding van de collega’s. Je weet hiervan. Ook zie ik dat er hele lange middagpauzes worden genomen. Dat moet jou toch ook niet zijn ontgaan. Collega’s zijn weken dan wel maanden achter met het invullen van hun weekuren. Het is wel heel frustrerend dat jij mij dan aanspreekt op zo iets summiers. […]
De omslachtige wijze van werken: ik behandel vele klanten. […] Ik ben gelouterd en bezit de ervaring om zaken perfect en kwalitatief op
dejuiste wijze op te lossen, dat weet jij en iedereen op kantoor. […]
De huidige situatie:
Ik probeer het beste ervan te maken. We zijn nu inmiddels twee maanden verder en ik heb met iedereen contact indien noodzakelijk en gewenst. […] [voornaam] ik wil mij laten coachen en heb alle goeds voor met dit kantoor, dat heb ik in loop der jaren wel bewezen, maar waarom kom je iedere keer met zaken die totaal niet ten goede komen voor de organisatie. […] [voornaam] ik zie graag dat je deze onbezonnen acties stopt omdat ze niet totaal niet zijn gefundeerd. […]
Tot slot:
Zoals ik al eerder aangaf vind ik de brief provocerend, onjuist en dat ik in een verkeerd daglicht komt te staan. […] Een mediation (een geschillen kwestie) is gezien mijn verhaal dan ook niet het juiste middel. […] Je biedt mij een coaching traject aan, mijn vraag is hierbij voor wie? Ik ondervind namelijk
schadedie mij wordt aangericht door gedrags-problemen van anderen. […] Ik vraag me af wie coacht wie in dit verhaal. Met mijn houding/gedrag naar anderen is niks mis mee. […]
Het gros van mijn klanten zien mij als de personificatie van het kantoor, ik weet sociaal en vakkundig met mensen om te gaan. […] Ik blijf vertrouwen houden dat alles ten goede wordt gekeerd. Ik ben kwalitatief, communicatief en op sociaal vlak sterk. Ik zal dan ook, als het aan mij ligt, mijn sociale contacten op en buiten kantoor blijven behouden. Anders gezegd: “
aan mij zal het niet liggen”.”
2.4
Bij brief van 22 december 2017 heeft [verzoeker] [verweerder], voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“Betreft:
Gebeurtenissen van afgelopen week
[…]
Op 27 juni 2017 heb ik je een brief gestuurd. Ik constateerde toen bezwaren tegen je werk-houding, je functioneren naar collega’s toe, omslachtige wijze van werken en het niet juist registreren van uren. Ik heb je toen een mediator aangeboden om de werkrelatie tussen jou en je collega’s te verbeteren. Je hebt van dit aanbod geen gebruik gemaakt. Je stelde dat je zelf in staat was om de noodzakelijke verbeteringen te realiseren.
In de afgelopen weken ben je weer teruggevallen in het oude patroon. Absolute uitspatting was afgelopen dinsdag, toen je met het halve kantoor ruzie hebt gezocht vanwege het feit dat iemand anders een aangifte van je heeft overgenomen omdat je had aangegeven geen tijd te hebben.
Deze openlijke uitspatting vond plaats onder ogen van de toetsers van het NBA, die bezig waren met een kwaliteitstoetsing, waar het voortbestaan van mijn kantoor van afhangt. Ik neem je dit bijzonder kwalijk.
Ik wil hierover het volgende zeggen:
Je hebt diverse keren aangegeven dat je het te druk hebt. Diverse keren heb ik je verzocht om een planning te maken, […]. Ondanks mijn herhaalde verzoeken en jouw herhaalde toezeggingen heb ik tot op heden geen enkele planning gezien. Een planning is voor kantoor ook belangrijk om inzicht te krijgen in de voortgang van de werkzaamheden, mede vanwege de uitstelregeling. Verzoeken van [voornaam] hiertoe, die de uitstelregeling bewaakt, sla je ook in de wind. Toen de planning ter sprake kwam op het moment dat ik bij [voornaam] stond en [voornaam] met je meedacht over oplossingen, werd [voornaam] door jou afgeblaft dat zij zich niet met jou moest bemoeien.
[…]
De tijd die je hebt gereserveerd, en in het algemeen besteedt aan een aangifte, vind ik veel te ruim. […] Ik heb van jou nooit duidelijk gekregen waar dit verschil in zit. Wel constateer ik bij diverse aangiften die je hebt gemaakt dat allerlei details worden ingevuld die niet worden verzonden […]. Kortom, ik trek je gedeclareerde uren nog steeds in twijfel en concludeer inefficiënt werkgedrag.
[…]
Op dinsdag 19 december hebben [voornaam] en ik, in onderling overleg, op aangeven van de informatie van [voornaam] dat je geen tijd had, besloten om de aangifte van je over te nemen, zodat het dossier [naam klant] kon worden afgesloten. Dit was van essentieel belang voor de toetsing, omdat was toegezegd dat een ruim aantal afgeronde dossiers aanwezig waren. Ik heb je toegelicht hoe ik tot de keuze kwam en je begreep dit. Vervolgens hoor ik je ruzie maken met het halve kantoor over dit onderwerp. Dit vind ik volstrekt onacceptabel, onprofessioneel en oncollegiaal gedrag. Wat het nog erger maakt is dat dit onder ogen en oren van de kwaliteitstoetsers plaats vond. Dit had mijn titel en daarmee het voortbestaan van kantoor kunnen kosten!
[…] Vervolgens gaat nu op kantoor het gerucht rond dat je de gesprekken met je collega’s (en met mij) heimelijk hebt opgenomen om tegen ons te gebruiken. Daarmee heb je doel-bewust de vertrouwensband met je collega’s ernstig geschaad.
Ten aanzien van de kwaliteitstoetsing ben ik afgelopen jaar, samen met [voornaam] en [voornaam] volop bezig geweest om de kwaliteit van de werkzaamheden op het noodzakelijke niveau te brengen. Ik heb van jou alleen maar tegenwerking ervaren: het is nu eind december. Dit jaar heb je geen enkel werkprogramma afgerond, slechts aan één werkprogramma heb je een paar eerste algemene vragen beantwoord. Omdat ik geen jaarrekeningen meer onderteken zonder afgerond werkprogramma, hebben daardoor alle klanten voor wie je jaarrekeningen maakt slechts concept-jaarrekeningen ontvangen. Je werkt niet mee aan verzoeken van [voornaam] en mij omtrent planning. Ik concludeer dat je je niet conformeert aan de kantoorregels op deze punten en mijn inspanningen om te voldoen aan de kwaliteitseisen moedwillig frustreert.
Kortom, ik concludeer dat je geen enkele moeite doet om jezelf te verbeteren op de aangegeven punten. De relatie met je collega’s is verslechterd. Werk wordt om jou heen georganiseerd omdat je niet benaderbaar bent. Mensen vermijden jou omdat grote kans is dat ze worden afgeblaft. Deze houding past absoluut niet in mijn kantoor en dient per direct en definitief te verbeteren.
Jij krijgt van mij de gelegenheid om jouw functioneren te verbeteren. Concreet gaat het daarbij om de volgende verbeterpunten:
 verbeteren tijdsbesteding;
 verbeteren kwaliteit;
 verbeteren van de werkhouding.
 verbeteren van jouw relatie met de collega’s
[…]
Het doel van het verbetertraject is om jouw functioneren op het niveau te brengen dat van een ervaren belastingadviseur mag worden verwacht. Ook de samenwerking met jouw collega’s moet worden verbeterd. […] Voor wat betreft jouw sociale functioneren op dit kantoor bied ik je nogmaals een coach aan om dit verbetertraject in te gaan. Daarnaast lijkt mij mediation met het hele team ook noodzakelijk.
[…] Direct na jouw vakantie zal het verbetertraject aanvangen.”
2.5
Bij brief van 16 januari 2018 heeft [verzoeker] [verweerder], voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“Betreft:
Bevindingen van deze week
Beste [voornaam],
In aanvulling op mijn eerdere brief van 21 december 2017 ben ik afgelopen week geconfronteerd met het navolgende:
Onafhankelijkheid
Bij toeval constateerde ik op de concept-jaarrekening 2016 van [naam klant] dat jij in 2016 in privé een lening van € 200.000,-- hebt verstrekt aan deze cliënt.
Deze jaarrekening was blijkbaar in februari 2017 al in concept gereed en nooit aan mij voorgelegd om definitief af te ronden. Ik heb het sterke vermoeden dat dit is gebeurd om dit persoonlijk financieel belang buiten mijn zicht te houden.
[…] Jouw handelen is een bedreiging van de objectiviteit van de accountant. Met jouw handelen heb je naleving van de fundamentele beginselen in gevaar gebracht. Je had mij in kennis moeten stellen van deze bedreiging, dat heb je nagelaten.
[…]
Ik ben erg geschokt dat ik dit bij toeval heb ontdekt en niet direct van jou heb vernomen. Dit raakt de kern van het accountantsberoep: vertrouwen. Mijn vertrouwen in jou is hierdoor ernstig geschaad.
[…]
Jouw handelen kwalificeer ik als zeer ernstig verwijtbaar. […] Eind december heb ik een verbetertraject aangeboden. Echter bovengenoemde constateringen zijn van dien aard dat ik van oordeel ben dat de arbeidsrelatie dient te eindigen. Er is geen enkel vertrouwen meer.”
2.6
Artikel 12 van de arbeidsovereenkomst tussen partijen bepaalt het volgende:
“Werknemer heeft kennis genomen van het kwaliteitshandboek en verklaart zich te houden aan de daarin opgenomen regels inzake onafhankelijkheid en integriteit.”
2.7
Artikel 2 van het kwaliteitshandboek van [verzoeker] bepaalt, voor zover thans van belang, het volgende:

2. De fundamentele beginselen
[…]
Hieronder worden de vijf fundamentele beginselene genoemd. […] Omdat onze accountants bij de uitvoering van hun werkzaamheden moeten steunen op de medewerkers van ons kantoor dienen ook al onze medewerkers naar deze fundamentele beginselen te handelen. Daarom zijn ze in dit handboek hierna integraal vermeld. De kantoorleiding verwacht van alle medewerkers dat zij zich onthouden van alles wat een schending betekent van die beginselen.
[…]
De accountant neemt de volgende fundamentele beginselen in acht
a.
Integriteit
[…]
b.
Objectiviteit
[…]
c.
Vakbekwaamheid en zorgvuldigheid
[…]
d.
Vertrouwelijkheid
[…]
e.
Professionaliteit
[…]
2.4
De verantwoordelijkheid van alle medewerkers
Alle medewerkers hebben de verantwoordelijkheid om omstandigheden of relaties te signaleren die de naleving van de fundamentele beginselen in gevaar kun brengen. Zij moeten die ter kennis brengen van de accountant. […]
2.5
Voorbeelden van bedreigingen van de fundamentele beginselen
[…]
2.5.2
Voorbeelden van situaties die leiden tot een bedreiging als gevolg van eigen belang
1. het aanhouden van een financieel belang in een cliënt of het gezamenlijk met een cliënt aanhouden van een financieel belang;
[…]
3. het aanhouden van een te nauwe zakelijke relatie met een cliënt;”
2.8
Het Reglement Beroepsuitoefening Register Belastingadviseurs (hierna: het beroeps-uitoefeningsreglement) bepaalt in artikel 2, voor zover thans van belang, het volgende:

Onafhankelijkheid
Artikel 2
Lid 1
Een lid moet vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar kunnen komen. […]
Lid 2
Het is een lid niet geoorloofd werkzaamheden te verrichten die onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid van een belastingadviseur.”

3.Het verzoek, de grondslag daarvan en het verweer

3.1
[verzoeker] heeft verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de arbeidsovereenkomst tussen partijen met inachtneming van artikel 7:671b lid 8 onder b BW dadelijk of op korte termijn te ontbinden, primair op basis van omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW (verwijtbaar handelen of nalaten) en subsidiair op basis van omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g en d BW (verstoorde arbeidsrelatie en ongeschiktheid), welke zowel primair als subsidiair van dien aard zijn dat voortduring van de arbeids-overeenkomst met [verweerder] in redelijkheid niet van [verzoeker] kan worden gevergd;
II. overeenkomstig artikel 7:673 lid 7 sub c BW aan [verweerder] geen transitievergoeding toe te kennen;
III. voor zover toch een transitievergoeding wordt toegekend, de kosten genoemd onder randnummer 68 (de kantonrechter begrijpt 70) van het verzoekschrift met deze transitievergoeding te verrekenen;
IV. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan het verzoek heeft [verzoeker] naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
(ernstig) verwijtbaar handelen
3.2.1
Tijdens de vakantie van [verweerder] in december 2017 is [verzoeker] ermee geconfronteerd dat [verweerder] in privé een lening van € 200.000,00 heeft verstrekt aan een cliënt van [verzoeker], te weten [naam klant]. [verweerder] heeft dit nooit aan [verzoeker] gemeld. Het is een belastingadviseur niet toegestaan om leningen aan klanten te verstrekken, omdat daarmee de onafhankelijkheid in het geding komt. Dit volgt uit artikel 2 van het kwaliteitshandboek van [verzoeker] en artikel 2.2 van het beroepsuitoefeningsreglement. Het feit dat [verweerder] niet transparant is en een financieel belang heeft bij een klant van [verzoeker], acht [verzoeker] ernstig verwijtbaar. Als de NBA (Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants) op de hoogte raakt van deze kwestie, kan dat consequenties hebben voor het voortbestaan van [verzoeker]. Het handelen in strijd met alle regels omtrent de onafhankelijkheid raakt zozeer de kern van het vertrouwen dat [verzoeker] in haar medewerkers moet hebben, dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren.
verstoorde arbeidsverhouding/ongeschiktheid
3.2.2
Het vertrouwen van [verzoeker] in [verweerder] is vanwege de aan [naam klant] verstrekte lening onherstelbaar beschadigd. Daarnaast is sprake van ongeoorloofd, oncollegiaal gedrag. Er is sprake van een oplopend conflict waardoor samenwerking met het gehele team ernstig verstoord is geraakt. [verweerder] dringt zijn mening op aan collega’s, die daar niet van gediend zijn. [verweerder] is niet bereid om op sociaal vlak te investeren in de samenwerking met zijn collega’s. Er ontstaat voorts bij herhaling discussie tussen [verzoeker] en [verweerder] over het aantal uren dat [verweerder] registreert en declareert. [verweerder] is meermaals op zijn gedrag aangesproken. Als [verzoeker] [verweerder] ergens op aanspreekt, ontaardt [verweerder] in woede/emotie en is hij niet meer normaal aanspreekbaar. [verweerder] vindt zichzelf prima functioneren. [verweerder] meent dat hem geen enkele blaam treft en dat de fout bij [verzoeker] en zijn veertien collega’s ligt. Aan [verweerder] is meermaals een coach en mediator aangeboden. Hier wenst [verweerder] geen gebruik van te maken.
3.2.3
Als [verweerder] door [verzoeker] op zijn gedrag wordt aangesproken, geeft hij verder aan dat hij door zijn collega’s wordt gepest en buitengesloten. [verzoeker] bestrijdt dit. Wel is het zo dat [verweerder] zijn collega’s irriteert en dat zij zich geschoffeerd voelen door de botte en dominante wijze waarop [verweerder] hen benadert. Daardoor kunnen deze collega’s soms bot en gefrustreerd reageren. Door collega’s wordt aangegeven dat zij [verweerder] alleen nog maar zakelijk willen spreken of helemaal niet meer met hem willen samenwerken.
transitievergoeding
3.2.4
Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder], is [verzoeker] van mening dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding. [verzoeker] doet, voor het geval toch een transitievergoeding wordt toegekend, een beroep op verrekening met de kosten die zij voor de cursussen van [verweerder] heeft voldaan.
3.3
[verweerder] heeft verweer gevoerd en verzocht de ontbinding af te wijzen. Op het verweer van [verweerder] wordt onder de beoordeling ingegaan.

4.Het tegenverzoek, de grondslag daarvan en het verweer

4.1
[verweerder] heeft verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, aan [verweerder] een transitie-vergoeding toe te kennen van € 16.176,93 bruto en een billijke vergoeding van € 50.000,00 bruto;
II. indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, bij het bepalen van de eind-datum rekening te houden met de voor [verweerder] geldende opzegtermijn van twee maanden zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van de beschikking;
III. [verzoeker] te veroordelen tot betaling van te weinig genoten salaris over de maanden januari en februari 2018 ad € 1.113,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging vanaf het tijdstip van opeisbaarheid, onder verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie, en vervolgens het juiste bedrag te betalen tot aan de datum dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
IV. [verzoeker] te veroordelen tot betaling van het vaste bruto winstaandeel over de maanden januari en februari 2018 ad € 901,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging vanaf het tijdstip van opeisbaarheid, onder verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie, en vervolgens het juiste bedrag te betalen tot aan de datum dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
V. [verzoeker] te veroordelen tot terugbetaling van de ten onrechte ingehouden telefoonkostenvergoeding ad € 267,42 netto;
VI. te bepalen dat in de correctie van het bruto maandsalaris over de maanden januari en februari 2018 dient te worden meegenomen een bedrag van € 1.012,92 bruto aan onterecht ingehouden loonheffing wegens privégebruik van de auto;
VII. tekort gedane pensioenvoorziening ten opzichte van de oude werkgever vanaf 2015 tot en met 2017 ad € 3.117,84 bruto;
VIII. [verzoeker] te veroordelen tot het inschakelen van een onafhankelijk bureau dat de pensioenregeling van [verweerder] gaat uitzoeken, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verzoeker] hiermee in gebreke blijft;
IX. [verzoeker] te veroordelen tot het financieel nakomen van de verplichting jegens [verweerder] tot inhouding en vergoeding en afdracht van het pensioen, wegens te kort gedaan aan pensioen- en bijspaarregeling en de afdracht hiervan, alsmede te kort gedaan werkgeverspensioenrechten volgens arbeidsvoorwaarden, het bedrag nader te bepalen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verzoeker] hiermee in gebreke blijft;
X. [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
4.2
Aan de verzoeken heeft [verweerder] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
4.2.1
[verweerder] maakt naast de transitievergoeding aanspraak op een billijke vergoeding omdat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten.
4.2.2
Per 1 januari 2018 is aan iedereen een salarisverhoging toegekend van 2% over het basisloon, dat voor [verweerder] in 2017 € 5.741,67 bruto per maand bedroeg. Deze toezegging is gedaan tijdens de jaarvergadering op 9 januari 2018. In de maanden januari en februari 2018 is door [verzoeker] echter uitgegaan van een basisloon van € 5.300,00 bruto.
4.2.3
Op de winstuitkering over het jaar 2017 heeft [verzoeker] ten onrechte een telefoon-vergoeding in mindering gebracht van € 278,42 netto.
4.2.4
[verzoeker] heeft in januari en februari 2018 ten onrechte loon ingehouden wegens privé gebruik van de leaseauto. [verweerder] mag de auto voor 500 kilometer per jaar privé gebruiken. [verweerder] heeft dit aantal kilometers in 2017 noch in 2018 overschreden.
4.2.5
Voor [verweerder] zou volgens het tussen partijen geldende supplement op de arbeids-voorwaarden een afwijkende pensioenregeling worden afgesloten. Hiervoor zijn twee polissen opgemaakt bij Zwitserleven. Eén daarvan betreft een bijspaarregeling, waarvoor [verzoeker] steeds maandelijks € 449,52 heeft ingehouden op het salaris van [verweerder]. Het is [verweerder] gebleken dat [verzoeker] dit bedrag al die jaren niet heeft afgedragen aan de pensioen-verzekeraar. Beide polissen blijken al vele jaren niet meer actief te zijn en er is zelfs een conversie gepleegd. [verzoeker] heeft de pensioenregeling eenzijdig veranderd zonder enige mededeling of kennisgeving naar [verweerder] toe. In 2014 kreeg [verweerder] bovendien nog een bruto pensioenvergoeding van € 224,76 per maand uitbetaald. Dit is ineens € 150,00 geworden. Ook wordt door [verzoeker] met ingang van januari 2018 helemaal geen pensioen meer vergoed, ingehouden en afgedragen. De pensioenverzekeraar heeft in november 2017 gemeld dat een en ander niet met terugwerkende kracht kan worden gecorrigeerd. De enige manier is het compenseren middels een bruto-koopsom waarin alle elementen worden meegenomen. [verweerder] stelt voor dat deze berekening moet worden gedaan door een erkende pensioenspecialist en stelt daartoe Gommer & Partners voor. [verzoeker] dient uiteraard te voldoen aan de inhouding en afdrachten die uit het onderzoek naar voren komen.
4.3
[verzoeker] heeft verweer gevoerd. Op het verweer van [verzoeker] wordt onder de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

opzegverbod
5.1
[verweerder] is thans arbeidsongeschikt en nu zijn ziekte nog geen twee jaar heeft geduurd, is sprake van het opzegverbod ex artikel 7:670 lid 1 onderdeel a BW. Desondanks kan het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden ingewilligd als het verzoek geen verband houdt met de ziekte van [verweerder] (artikel 7:671b lid 6 aanhef en onder a BW). [verweerder] heeft een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat hij (al) sinds 24 augustus 2017 bij de praktijkondersteuner van zijn huisarts onder behandeling is wegens psychische klachten, die in relatie staan tot de werksituatie. Gesteld noch gebleken is echter dat [verzoeker] daarvan voorafgaand aan de indiening van het verweerschrift op de hoogte was. Bovendien geldt dat de ziekmelding d.d. 23 januari 2018 plaatsvond na ontvangst van de hiervoor onder 2.5 vermelde brief van [verzoeker], waarin zij haar voornemen tot beëindiging van de arbeids-overeenkomst aan [verweerder] kenbaar maakt. [verzoeker] stelt voorts, anders dan [verweerder], dat [verweerder] nooit (eerder) heeft gevraagd om contact met de arboarts en dit blijkt ook nergens uit. Aldus is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek tot ontbinding van de arbeids-overeenkomst geen verband houdt met de ziekmelding van [verweerder], zodat het opzegverbod tijdens ziekte niet aan het verzoek van [verzoeker] in de weg staat.
ontslaggronden
5.2
De kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst tussen partijen op verzoek van [verzoeker] ontbinden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] in een andere passende functie binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:671b lid 1 en 2 jo. 7:669 lid 1 BW). In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. [verzoeker] stelt dat de redelijke grond voor ontbinding primair is gelegen in verwijtbaar handelen van [verweerder] in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Subsidiair is volgens [verzoeker] sprake van een verstoorde arbeidsverhouding alsmede van disfunctioneren in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub g respectievelijk sub d BW.
verwijtbaar handelen
5.3
Vaststaat dat [verweerder] in privé een lening van € 200.000,00 heeft verstrekt aan [naam klant], een klant van [verzoeker]. [verweerder] betwist echter dat hij hiermee verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter overweegt in dit kader als volgt.
5.4
Het aanhouden van een financieel belang in een cliënt wordt door het kwaliteits-handboek van [verzoeker] expliciet benoemd als een bedreiging van de fundamentele beginselen die door een accountant en diens medewerkers moeten worden nageleefd. [verweerder] heeft zich bij aanvang van zijn dienstverband uitdrukkelijk akkoord verklaard met het kwaliteits-handboek (zie hiervoor onder 2.6), zodat zijn stelling dat hij hieraan niet gebonden is, wordt gepasseerd. Middels artikel 2.4 van het kwaliteitshandboek wordt van de medewerkers van [verzoeker], waaronder [verweerder], verwacht dat zij mogelijke bedreigingen van de fundamentele beginselen signaleren en ter kennis brengen van de accountant. Uit het kwaliteitshandboek volgt dan ook dat [verweerder] de lening aan [naam klant] (in ieder geval) met [verzoeker] had moeten bespreken.
5.5
[verweerder] heeft aangevoerd dat hij duidelijk aan [verzoeker] heeft aangegeven interesse te hebben in de investeringsmogelijkheid bij [naam klant] en dat hij aan [verzoeker] heeft gevraagd of hij daarvan gebruik kon maken. Dit wordt door [verzoeker] uitdrukkelijk betwist. De kantonrechter constateert dat in de stukken niets is terug te vinden over deze kwestie. Volgens [verweerder] heeft een en ander dan ook mondeling plaatsgevonden. Dit betekent dat er, gelet op de betwisting door [verzoeker], thans niet van kan worden uitgegaan dat [verweerder] de lening aan [naam klant] met [verzoeker] heeft besproken. De kantonrechter volgt [verzoeker] echter niet in haar standpunt dat [verweerder] de betreffende lening vermoedelijk met opzet voor [verzoeker] heeft achtergehouden. Zo is door [verweerder] onbetwist aangevoerd dat de lening is ondergebracht bij de huisnotaris van [verzoeker]. Ook is door [verzoeker] niet betwist dat de jaarrekening van [naam klant], waaruit de lening is gebleken, op enig moment toch - ter accordering - onder ogen zou zijn gekomen van de heer [R.]. [verweerder] heeft in dit kader gemotiveerd aangevoerd dat er andere oorzaken waren voor de vertraging in de afronding van het concept. Onder deze omstandigheden acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat [verweerder] de lening bewust buiten het zicht van [verzoeker] heeft gehouden.
5.6
[verzoeker] heeft ter zitting nog gewezen op artikel 10 van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, inhoudende - kort gezegd - een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van [verzoeker]. De kantonrechter ziet, anders dan [verzoeker], niet in hoe dit artikel van toepassing zou zijn op de door [verweerder] aan [naam klant] verstrekte lening. Het uit dit artikel voortvloeiende verbod op het hebben van financiële interesse in werkzaamheden en/of zaken vergelijkbaar met die van [verzoeker], geldt naar de kantonrechter begrijpt niet ten aanzien van [naam klant]. Gesteld noch gebleken is immers dat de werkzaamheden/zaken van [naam klant] vergelijkbaar zijn met die van [verzoeker].
5.7
Het voorgaande maakt niet dat [verweerder] ter zake van de lening niets kan worden verweten. Mede gelet op de inhoud van het beroepsuitoefeningsreglement dat op [verweerder] van toepassing is (zie hiervoor onder 2.8), had [verweerder] moeten begrijpen dat het hebben van een financieel belang in een cliënt, ook al is dat feitelijk een investering met voldoende zekerheden, op gespannen voet staat met de - ook zonder toepassing van het kwaliteits-handboek - in acht te nemen onafhankelijkheid. Naar het oordeel van de kantonrechter is het handelen van [verweerder] echter niet zodanig verwijtbaar, dat van [verzoeker] op die grond in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW. De kantonrechter neemt daarbij mede het volgende in overweging.
5.8
Tussen partijen staat vast dat de financiële administratie en bedrijfsvoering van het project van [naam klant] niet door [verzoeker]/[verweerder] worden gedaan. Dit betekent dat daarop door [verweerder] geen invloed kan worden uitgeoefend. [verweerder] heeft aangevoerd dat het Register Belastingadviseurs, op navraag van [verweerder], heeft verklaard dat om die reden geen sprake is van strijdigheid met het beroepsuitoefeningsreglement. Of dit echt zo is, kan thans niet worden vastgesteld, nu onderliggende stukken ontbreken. Vaststaat echter ook dat [verzoeker] bij voormeld register (nog) geen klacht tegen [verweerder] heeft ingediend. Dit werpt de vraag op of [verzoeker] de gang van zaken omtrent de lening echt zodanig ernstig vindt dat daarom niet van haar kan worden verwacht dat zij de arbeidsrelatie met [verweerder] voortzet. Ten slotte is van belang dat [verzoeker] onvoldoende heeft weersproken dat de heer [R.] zelf bestuurder is van een stichting waarvoor hij de jaarrekening opmaakt. Ook dit draagt bij aan het oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden waarom alleen omwille van de lening aan [naam klant], niet van [verzoeker] kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst met [verweerder] nog langer voortzet.
verstoorde arbeidsverhouding
5.9
[verweerder] ontkent en betwist alle kritiek die [verzoeker] ter zake van zijn gedrag en functioneren heeft geuit. Wat daar inhoudelijk ook van zij, uit de correspondentie tussen [verzoeker] en [verweerder] komt duidelijk naar voren dat [verweerder] niet open staat voor aanwijzingen, verzoeken en verbeterpunten vanuit [verzoeker]. De kantonrechter verwijst in de eerste plaats naar de hiervoor onder 2.3 vermelde brief van [verweerder]. [verweerder] ziet zichzelf als de dragende factor binnen [verzoeker]. Hij vindt zichzelf goed functioneren en het zijn volgens [verweerder] juist zijn collega’s en de heer [R.] die zo ongeveer alles verkeerd doen. Ter illustratie citeert de kantonrechter ook de volgende passages uit het verweerschrift van de gemachtigde van [verweerder] respectievelijk zijn eigen verweerschrift:
“Dat [verweerder] aangesproken wordt op z’n debiteurenbeheer is zeer merkwaardig. […] [R.] heeft in de loop der jaren
tienduizenden euro’svergeten te factureren, [verweerder] heeft dit opgespoord en zijn klanten betaalden vanwege de kwaliteiten van [verweerder].”
“{Persoonlijkheid [verweerder] (ktr: [verweerder])}
Punt 1.
[R.] studie verliep grotendeels via InHolland en is uiteindelijk met hakken over de sloot, naar zijn eigen zeggen met hulp van de oude eigenaar [B.] die druk heeft uitgeoefend op de examencommissie om dat [R.], [B.] moest opvolgen. [verweerder] verbaasde zich over het niveau van [R.], zowel belastingtechnisch, accountantieel als communicatief. […] [verweerder] heeft [R.] tot op heden aan toe behoed van vele verkeerde beslissingen op belastinggebied, accountancy en in de organisatie. […]
Klanten liepen weg vanwege de knowhow van [R.]. [R.] bleef contactloos naar zijn klanten. Het is [verweerder] die heeft gezorgd dat de vele klanten die zijn weggegaan werden goedgemaakt door de vele klanten die [verweerder] verwierf en wist te behouden. […]
[R.] is iemand die nooit zijn fouten toegeeft, afspraken niet nakomt, zeer zelden reageert op e-mails van klanten, veelvuldig fouten maakt in het factureren naar klanten in zijn voordeel, al zijn fouten en onwetendheid in zijn vak compenseert door zich op zeer glad eis te begeven en schroomt niet om met de klant mee te varen. (Wet WWFT, Bestuursrecht AWR, Richtlijnen Jaarrekening etc komen hierbij in het geding) Een andere eigenschap is zijn debiteurenbeheer eens per halfjaar of langer nog werkt [R.] pas zijn eigen boek-houding bij. Een ander probleem is het betalingsgedrag, die verre weg is van fairness. [R.] verzamelt herinneringen, incasso’s terwijl er aardig wat wordt omgezet.”
5.1
Opvallend is dat [verweerder] zelf stelt geen kwaad woord over collega’s of de heer [R.] te spreken. Dit merkt [verweerder] onder meer op in de tweede alinea van zijn brief van 31 augustus 2017. Daarop volgt echter meteen een stortvloed aan kritiek over zijn collega’s en de heer [R.]. In de derde alinea van voormelde brief noemt [verweerder] zijn houding zelfs constructief. Een en ander bevestigt het door [verzoeker] gestelde gebrek aan zelfkennis/
-kritiek.
5.11
Met zijn houding miskent [verweerder] de positie van [verzoeker] als zijn werkgever. Het is aan [verweerder] om bepaalde aanwijzingen en verzoeken van zijn werkgever te accepteren, ook als hij het daar niet mee eens is. Uit voorgaande citaten komt echter naar voren dat [verweerder] [verzoeker] als werkgever niet hoog acht en zichzelf als dragende kracht in de onderneming beschouwt. Daar komt bij dat [verweerder] gesprekken met zijn collega’s opneemt en de uren/ productiviteit van alle collega’s heeft bijgehouden, in welk kader hij urenlijsten met vertrouwelijke informatie over relaties van [verzoeker] bij het verweerschrift heeft overgelegd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [verweerder] met bedoeld gedrag het onderlinge vertrouwen tussen hem, zijn collega’s en [verzoeker] heeft geschonden. Daar komt voorts bij de gang van zaken zoals hiervoor onder rechtsoverwegingen 5.3 tot en met 5.8 is besproken, die voor [verzoeker] de druppel lijkt te zijn geweest die de emmer heeft doen overlopen. De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsverhouding tussen partijen, voor zover dit niet al het geval was, hiermee duurzaam verstoord is geraakt. Herplaatsing ligt naar het oordeel van de kantonrechter niet in de rede.
5.12
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding.
billijke vergoeding, transitievergoeding en ontbindingsdatum
5.13
Door [verweerder] is aangevoerd dat hij stelselmatig door zijn collega’s is gepest. Dit is door [verzoeker] betwist. [verzoeker] heeft daartoe aangevoerd dat de gebeurtenissen die tussen [verweerder] en zijn collega’s hebben plaatsgevonden, hun aanleiding hebben gevonden in het gedrag van [verweerder]. Hoewel de kantonrechter dit niet onmogelijk acht, lag het wel op de weg van [verzoeker] om, als goed werkgever, onderzoek te doen naar het gestelde pestgedrag en de mogelijke maatregelen te treffen. Uit de stukken komt naar voren dat [verweerder] hier sinds 2015 herhaaldelijk om heeft verzocht. Vaststaat dat [verzoeker] naar aanleiding van de opmerkingen en verzoeken van [verweerder] over het pesten tweemaal gesprekken heeft gevoerd met de betreffende collega’s, doch - weinig adequaat - buiten aanwezigheid van [verweerder]. Hier mocht van [verzoeker] meer worden verwacht. Ook volgt de kantonrechter [verweerder] in zijn stelling dat [verzoeker] de verhoudingen (enigszins) op scherp heeft gezet, door op bepaalde momenten weinig rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verweerder]. Zo heeft [verzoeker] de eerste schriftelijke waarschuwing willen uitreiken op de dag dat het neefje van [verweerder] een langdurige hersenoperatie met een kleine kans van slagen moest ondergaan. [verzoeker] heeft niet betwist dat zij daarvan op dat moment op de hoogte was. De hiervoor onder 2.4 vermelde brief heeft [verzoeker] voorts aan [verweerder] doen toekomen op de eerste dag van zijn vakantie. Een en ander leidt echter niet tot de conclusie dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 7:671b lid 8 sub c BW. Zoals hiervoor is overwogen, is de verstoorde arbeidsverhouding voornamelijk te wijten aan het gedrag van [verweerder] en niet kan worden gezegd dat [verzoeker] helemaal niets heeft gedaan om het gestelde pestgedrag te onderzoeken en aan te pakken. In dit kader is mede van belang dat [verzoeker] verschillende keren mediation heeft aangeboden om de werksfeer tussen [verweerder] en zijn collega’s te bevorderen. Het is juist [verweerder] geweest die dit bij herhaling heeft geweigerd. Ook ter zitting heeft [verweerder] nog gezegd niets te zien in mediation of coaching.
5.14
Aan [verweerder] zal op grond van het voorgaande dan ook geen billijke vergoeding worden toegekend.
5.15
Anderzijds is de kantonrechter van oordeel dat van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder] evenmin sprake is. De verstoorde arbeidsverhouding is het gevolg van een oplopend conflict tussen [verweerder], zijn collega’s en [verzoeker], waarbij, zoals hiervoor is overwogen, zowel [verweerder] als zijn werkgever verwijten te maken valt. De verwijten die [verweerder] worden gemaakt zijn naar het oordeel van de kantonrechter, alles overwegende, echter niet dermate ernstig dat hij daardoor het recht op een transitievergoeding zou moeten verliezen. Daarbij is vooral van belang dat de verwijten grotendeels de persoonlijkheid van [verweerder] betreffen en dat [verweerder], naar het lijkt, zich niet bewust was dat door zijn houding de arbeidsverhouding op scherp is gezet. De door [verweerder] verzochte transitievergoeding, die in hoogte niet door [verzoeker] is betwist, wordt daarom toegewezen. Hiervan worden geen scholingskosten afgetrokken, nu, zoals door [verweerder] terecht is aangevoerd, is gesteld noch gebleken dat door [verzoeker] is voldaan aan de eisen van artikel 2 lid 1 sub a en b van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding.
5.16
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt met inachtneming van artikel 7:671b
lid 8 sub a BW bepaald op 1 juni 2018. Er is geen aanleiding om rekening te houden met een langere opzegtermijn.
loonvordering
5.17
Uit hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht ten aanzien van het loon blijkt dat [verweerder] ultimo 2017 een basis salaris had van € 5.300,00 per maand. Immers uit de loonstrook van november en de arbeidsovereenkomst vloeit voort dat hij € 5.741,67 bruto ontving waarop in mindering wordt gebracht de winstuitkering van € 441,67 per maand, hetwelk overeenkomt met één maand winstdeling (12 x € 441,67 = € 5.300,04).
5.18
Voor januari 2018 en volgende maanden heeft hij aanspraak op 2 % salarisverhoging. Die is door [verzoeker] aan het voltallige personeel toegezegd en voor [verweerder] kan en mag zij geen uitzondering maken.
5.19
[verweerder] heeft dan ook aanspraak op een bruto bedrag van € 5.406,00 per maand en 1/12 daarvan (= € 450,50) als vast winstaandeel, totaal derhalve € 5.856,50 bruto per maand.
[verzoeker] dient dan ook te voldoen dit bedrag per maand aan [verweerder] vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag van het einde van de arbeidsovereenkomst zonder aftrek van enige vergoeding voor pensioen, fiscale bijtelling van de auto (zie hierna onder 5.23) maar wel vermeerderd met een bruto toeslag van € 100,00.
5.2
[verzoeker] zal voorts de wettelijke rente dienen te voldoen over de openstaande bedragen voor januari en februari 2018 vanaf de dag van opeisbaarheid van de betreffende vorderingen.
5.21
Aan wettelijke verhoging zal de kantonrechter over de maanden januari en februari 2018 een bedrag toewijzen van € 400,00, nu een percentage van het loon niet eenvoudig kan worden vastgesteld.
telefoonkosten
5.22
Door [verzoeker] is erkend dat zij op de winstuitkering over het jaar 2017 een vergoeding wegens telefoonkosten heeft ingehouden. Volgens [verzoeker] betreft het telefoonkosten buiten Europa, die niet door [verzoeker] worden vergoed. [verweerder] heeft betwist deze kosten te hebben gemaakt. [verweerder] heeft daartoe aangevoerd dat uit navraag bij zijn provider is gebleken dat hij enkel voor € 5.86 naar Spanje heeft gebeld. Voorts heeft [verweerder] gesteld bij [verzoeker] bewijzen voor de gestelde kosten te hebben opgevraagd, doch niet te hebben ontvangen. In deze procedure heeft [verzoeker] die bewijzen evenmin overgelegd. Daarom is niet gebleken dat [verzoeker] het betreffende bedrag op de winstuitkering mocht inhouden. De hiervoor onder 4.1.V. vermelde vordering wordt derhalve toegewezen.
privégebruik leaseauto
5.23
[verzoeker] stelt uit drie in 2017 opgelegde verkeersboetes te hebben afgeleid dat [verweerder] zijn bedrijfsauto waarschijnlijk voor meer dan 500 kilometer per jaar privé gebruikt. Het betreft een snelheidsovertreding op de A4 tussen Leidschendam en Voorburg, een parkeerboete opgelegd in Den Haag en een parkeerboete opgelegd in Amsterdam. [verzoeker] stelt pas tot uitbetaling van de inhouding aangaande het privégebruik over te gaan als [verweerder] een kilometerregistratie overlegt waaruit blijkt dat er minder dan 500 kilometer per jaar privé is gereden. De kantonrechter volgt [verzoeker] hierin niet. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van [verweerder] om een sluitende kilometerregistratie bij te houden. Hij wordt op grond van de geldende regelgeving dan ook geconfronteerd met een naheffing indien hij hiertoe op verzoek van de Belastingdienst niet in staat is. Dit kan anders zijn indien [verzoeker] weet dat [verweerder] de auto voor meer dan 500 kilometer per jaar privé gebruikt. Uit voornoemde verkeersboetes, alle drie opgelegd niet ver van de woonplaats van [verweerder] (Den Haag) vandaan, blijkt dit echter niet. Dit geldt te meer nu deze boetes zijn opgelegd in het jaar 2017, terwijl [verzoeker] thans voor het jaar 2018 een inhouding toepast. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [verzoeker] het salaris van [verweerder] dient te corrigeren zoals is verzocht onder 4.1.VI.
pensioen
5.24
[verzoeker] heeft ten aanzien van het pensioen van [verweerder] gesteld dat [verweerder] op zoek zou gaan naar een manier om de werknemersafdracht te regelen, maar dat hetgeen hij voor ogen had volgens Zwitserleven niet kon. Hierdoor is de kwestie blijven hangen, aldus [verzoeker]. Uit de stukken volgt echter dat [verweerder] bij [verzoeker] herhaaldelijk heeft verzocht om informatie over zijn pensioen, hetgeen in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van [verzoeker] betreft. Ter zitting heeft de kantonrechter vastgesteld dat [verzoeker] inderdaad wel premies (een werknemersafdracht) op het salaris van [verweerder] heeft ingehouden, maar niet heeft afgedragen aan enige pensioenverzekeraar. Dat er een probleem speelt met betrekking tot het pensioen van [verweerder], staat hiermee wel vast. Op basis van de stellingen van partijen en de thans voorhanden gegevens is de kantonrechter echter niet in staat om de onder 4.1.VII. tot en met 4.1.IX. weergegeven verzoeken van [verweerder] te beoordelen. [verweerder] dient deze verzoeken nader te onderbouwen, waarna [verzoeker] in de gelegenheid zal worden gesteld om hierop te reageren. Daarbij dienen partijen alle van belang zijnde stukken in het geding te brengen en ook een standpunt in te nemen over de persoon van de te benoemen deskundige en de daaraan voor te leggen vragen. De procedure wordt hiervoor aangehouden.
proceskosten
5.25
Omdat nog niet op alle verzoeken een eindoordeel wordt gegeven, wordt de beslissing over de proceskosten eveneens aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2018;
veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan [verweerder] van een transitievergoeding ad € 16.176,93 bruto;
veroordeelt [verzoeker] om met ingang van de maand januari 2018, tot 1 juni 2018, aan [verweerder] aan salaris te betalen € 5.956,50 bruto per maand, zonder aftrek van enige vergoeding voor pensioen en fiscale bijtelling van de auto, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het achterstallige salaris over de maanden januari en februari 2018 telkens de rekenen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening, en te vermeerderen met de wettelijke verhoging in de zin van artikel 7:625 BW ad € 400,00, onder verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie;
veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan [verweerder] van de ten onrechte ingehouden telefoonkosten-vergoeding ad € 267,42 netto;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van [verweerder] tot toekenning van een billijke vergoeding af;
houdt de beslissing op de verzoeken van [verweerder] die hiervoor onder 4.1.VII. tot en met 4.1.IX. zijn weergegeven aan en verzoekt [verweerder] om zich uiterlijk op
donderdag 17 mei 2018schriftelijk uit te laten als hiervoor onder rechtsoverweging 5.24 is bedoeld.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
673