Op 8 maart 2018 hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 23 april 2018 bepaald. Tijdens de zitting op deze datum zijn verzoekers en hun gemachtigde verschenen, terwijl de verweerster, vertegenwoordigd door SWG Incasso Advocaten B.V., niet ter zitting aanwezig was. Verzoekers hebben aangegeven dat zij de huur van € 1.023,00 per maand niet kunnen betalen en dat zij van plan zijn te verhuizen naar een goedkopere woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers in het verleden meerdere keren in gebreke zijn gebleven met hun huurbetalingen, wat heeft geleid tot eerdere ontruimingsvonnissen.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekers een vonnis tot ontruiming hebben ontvangen, concludeert de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. Echter, de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende waarborgen zijn dat verzoekers binnen zes maanden een succesvolle minnelijke regeling kunnen treffen. De hoge huurprijs in verhouding tot hun inkomen en het feit dat zij lange tijd geen huur hebben betaald, zijn belangrijke factoren in deze beslissing. De rechtbank heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.
De beslissing van de rechtbank is als volgt: het verzoek ex artikel 287b Fw wordt afgewezen en verzoekers worden niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw. Verzoekers kunnen in de toekomst een nieuw verzoek indienen indien nodig.