ECLI:NL:RBROT:2018:3370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
10/996604-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake valsheid in geschrift en oplichting door apotheekketen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een apotheekketen en de verdachte, die als feitelijk leidinggever en opdrachtgever wordt beschuldigd van valsheid in geschrift en oplichting. De apotheekketen heeft valse declaraties ingediend bij zorgverzekeraars, waarbij werd voorgewend dat een preferent geneesmiddel was afgeleverd, terwijl in werkelijkheid een niet-preferent middel was verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen oorzakelijk verband is tussen de valsheid van de inhoud van de declaraties en de betalingen die zorgverzekeraars hebben gedaan. De verdachte is vrijgesproken van oplichting, maar is wel veroordeeld voor valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de dagvaarding ten aanzien van het oplichtingsfeit nietig verklaard voor zover het betreft de woorden 'en/of (een) ander(en)'. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, waarvan de uitvoering is opgeschort, en tot een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996604-16
Datum uitspraak: 26 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.M.H. Zuketto, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26, 27 en 29 maart 2018. Het onderzoek is gesloten op 12 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis openbaar ministerie

De officieren van justitie mrs. H.C Vermaseren en E.C. Nieuwenhuis (hierna gezamenlijk: het openbaar ministerie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1 (kort gezegd: feitelijk leiding geven aan oplichting) en 2 (kort gezegd: feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding onder 1 nietig is wat betreft de term “en/of (een) ander(en)”. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de tenlastelegging op dit punt ten onrechte niet een nadere feitelijke omschrijving inhoudt. De uitvoeringshandelingen die in de tenlastelegging zijn genoemd, zien alleen op oplichting van de zorgverzekeraars [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] , en niet ook op “(een) ander(en)”. Hiermee is het voor de verdachte niet duidelijk waartegen hij zich nog meer moet verdedigen.
4.2.
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich niet uitgelaten over de geldigheid van de dagvaarding.
4.3.
Beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) moet de dagvaarding een opgave inhouden van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan, zodat de verdachte weet waartegen hij zich moet verdedigen.
De verdachte wordt onder 1 verweten dat hij opdracht heeft gegeven tot, en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan oplichting van [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] , [naam zorgverzekeraar 3] en/of “(een) ander(en)” door [naam medeverdachte rechtspersoon] . In de tenlastelegging is voor die drie verzekeraars specifiek omschreven waaruit de oplichting zou bestaan. De gedragingen die op “(een) ander(en)” zien, zijn echter niet uitgewerkt in de tenlastelegging en ook op basis van het dossier kan niet zonder meer worden vastgesteld op welke ander(en) het verwijt nog meer ziet.
De woorden “(een) ander(en)” zijn daarom, ook in onderlinge samenhang bezien met het dossier, onvoldoende feitelijk. De dagvaarding voldoet op dit punt dus niet aan de eisen van artikel 261 Sv.
4.4.
Conclusie
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit nietig zal verklaren, voor zover het betreft de woorden “en/of (een) ander(en)”.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Inleiding
In deze zaak kan het volgende als vaststaand worden aangenomen. Gedurende de periode die door de tenlastelegging wordt bestreken zijn de verdachte en zijn zoon, medeverdachte [naam medeverdachte] , de enig statutair bestuurders van [naam medeverdachte rechtspersoon]
is op haar beurt gedurende die periode enig bestuurder en enig aandeelhouder van ruim 30 vennootschappen die één of meer apotheken exploiteren, hierna ook wel: de [naam] -apotheken. Daarvan maken onder meer deel uit [naam apotheek 1] , [naam apotheek 2] , [naam apotheek 3] , [naam apotheek 4] en [naam apotheek 5] . Daarnaast maakt een groothandel en een centrale bereidingsapotheek deel uit van deze groep vennootschappen, hierna ook wel: de [naam] -groep.
De administratie van declaraties van geneesmiddelen die door apotheken in de [naam] -groep worden afgeleverd, vindt centraal plaats bij [naam medeverdachte rechtspersoon] De apotheken in de [naam] -groep maken alle gebruik van een centraal door [naam medeverdachte rechtspersoon] beheerd computersysteem met de naam [naam computersysteem] . In dat systeem wordt onder meer een registratie bijgehouden van afgeleverde medicijnen en de software van dat systeem groepeert gegevens die nodig zijn voor declaratie van afgeleverde geneesmiddelen.
[naam medeverdachte rechtspersoon] en de [naam] -apotheken zijn met de zorgverzekeraars [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] overeenkomsten aangegaan op grond waarvan [naam medeverdachte rechtspersoon] rechtstreeks declaraties indient voor geneesmiddelen die [naam] -apotheken verstrekken aan verzekerden van die zorgverzekeraars.
Uit die overeenkomsten met [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] vloeit voort dat van een aantal geneesmiddelen die wat betreft werkzame stof, dosering en toedieningsvorm identiek zijn, uitsluitend één bepaalde, als preferent aangemerkte variant voor vergoeding in aanmerking komt. Naast aanspraak op vergoeding voor materiaalkosten bestaat er aanspraak op een terhandstellingsvergoeding volgens een bepaald vast tarief.
De achtergrond van dit preferentiebeleid is de wens van de overheid de uitgaven aan geneesmiddelen zo laag mogelijk te houden.
Vast staat dat [naam medeverdachte rechtspersoon] in de ten laste gelegde periode declaraties bij [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] heeft ingediend waarop wordt voorgewend dat een preferent geneesmiddel is verstrekt aan een verzekerde van de betreffende zorgverzekeraar terwijl in werkelijkheid, in strijd met het geldende preferentiebeleid, een niet-preferent geneesmiddel was verstrekt. Met het oog daarop was het eerder genoemde [naam computersysteem] -systeem zo geprogrammeerd, dat automatisch bij aflevering van een niet-preferent geneesmiddel in plaats van dat geneesmiddel in het declaratiebestand de preferente variant van dat middel werd vermeld. Vanuit dat declaratiebestand werden de declaraties voor afgeleverde geneesmiddelen geautomatiseerd opgemaakt en via een daarvoor bestemd portaal bij de zorgverzekeraars ingediend.
Vast staat ook dat de zorgverzekeraars op zo goed als al die declaraties betalingen hebben gedaan aan [naam medeverdachte rechtspersoon] , dan wel aan de met haar verbonden apotheken. Onderzoek van de Inspectie SZW wijst uit dat het daarbij in een periode van drieënhalf jaar gaat om in totaal ruim 3,6 miljoen receptregels waarin het geneesmiddel dat [naam medeverdachte rechtspersoon] bij een zorgverzekeraar heeft gedeclareerd niet gelijk is aan de variant daarvan die is afgeleverd.
5.2.
Oplichting (feit 1)
De verdachte wordt onder 1 kort gezegd verweten dat hij opdracht heeft gegeven tot, en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan oplichting van een aantal zorgverzekeraars door [naam medeverdachte rechtspersoon]
5.2.1.
Standpunt openbaar ministerie
Het kan worden bewezenverklaard dat [naam medeverdachte rechtspersoon] zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting en dat de verdachte daartoe opdracht heeft gegeven en daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
5.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken, omdat van oplichting in de zin van de wet geen sprake is. Ook is er geen bewijs voor oplichting tot het bedrag dat in de tenlastelegging is opgenomen.
5.2.3.
Beoordeling
De medeverdachte [naam medeverdachte rechtspersoon] is door de rechtbank vandaag in de zaak die gelijktijdig tegen haar diende vrijgesproken van oplichting. Het ging in die zaak om de oplichting waarbij de verdachte als opdrachtgever of feitelijk leidinggever betrokken zou zijn. In het vonnis tegen [naam medeverdachte rechtspersoon] heeft de rechtbank vastgesteld dat [naam medeverdachte rechtspersoon] welbewust door valsheid in geschrift het overeengekomen preferentiebeleid van zorgverzekeraars heeft omzeild, maar dat dat nog geen oplichting in de zin van de wet oplevert. Het kan namelijk niet worden vastgesteld dat de zorgverzekeraars de omstreden declaraties voldeden doordat daarin een onwaarheid was opgenomen.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van opdracht geven tot, en feitelijk leiding geven aan die gestelde oplichting.
5.3.
Valsheid in geschrift (feit 2)
De verdachte wordt onder 2 kort gezegd verweten dat hij opdracht heeft gegeven tot, en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan het valselijk opmaken van geschriften en het gebruik maken daarvan door [naam medeverdachte rechtspersoon]
5.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het (doen) gebruik maken van de bij [naam zorgverzekeraar 1] ingediende declaraties die op de tenlastelegging zijn genummerd als 8, 11 en 14. Verondersteld mag worden dat [naam zorgverzekeraar 1] op enig moment, in ieder geval vanaf begin 2014, wist dat declaraties die [naam medeverdachte rechtspersoon] bij haar indiende onjuist waren. Vanaf dat moment kon [naam zorgverzekeraar 1] niet meer door die declaraties worden misleid en was het oogmerk tot misleiding niet meer aanwezig.
5.3.2.
Beoordeling
5.3.2.1.
Valsheid in geschrift en gebruik van vervalste geschriften door [naam medeverdachte rechtspersoon]
Anders dan de verdediging heeft bepleit, kan wel worden bewezen dat [naam medeverdachte rechtspersoon] zich heeft schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van declaraties en het gebruik maken daarvan, ook ten aanzien van [naam zorgverzekeraar 1] . Aan dit oordeel ligt het volgende ten grondslag.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat [naam medeverdachte rechtspersoon] bij zorgverzekeraars [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] met opzet geneesmiddelen heeft gedeclareerd, die niet overeenstemden met de geneesmiddelen die daadwerkelijk aan verzekerden in de apotheken van [naam medeverdachte rechtspersoon] waren verstrekt. Niet in geschil is dat de gedragingen die hebben geleid tot deze wijze van declareren, hebben plaatsgevonden in de sfeer van [naam medeverdachte rechtspersoon] , een rechtspersoon, en haar daarom kunnen worden toegerekend.
In de tenlastelegging zijn verwijzingen naar vijftien declaraties opgenomen. Op elk van die declaraties is door [naam medeverdachte rechtspersoon] met opzet het artikelnummer van een preferent geneesmiddel vermeld, terwijl een niet-preferent geneesmiddel is verstrekt. Dit maakt de declaraties naar hun inhoud vals. Die valse declaraties zijn tegenover de zorgverzekeraars gebruikt met de bedoeling om betaling te verkrijgen van de daarop vermelde, maar niet verstrekte preferente geneesmiddelen. Deze wijze van declareren vond op grote schaal en geheel geautomatiseerd plaats.
[naam zorgverzekeraar 1] is naar aanleiding van een fraudemelding in december 2013 een onderzoek gestart naar het declaratiegedrag van [naam medeverdachte rechtspersoon] Uit het FACTS-systeem van [naam zorgverzekeraar 1] (een digitaal logboek) blijkt dat in januari 2014 bij [naam zorgverzekeraar 1] een ‘groot vermoeden van fraude’ bestond en dat bekend was dat door [naam medeverdachte rechtspersoon] ‘niet het preferente medicijn is geleverd, maar wel is gedeclareerd’. [naam zorgverzekeraar 1] heeft [naam medeverdachte rechtspersoon] eind 2014 met haar bevindingen geconfronteerd. Toen is aan [naam zorgverzekeraar 1] , in strijd met de waarheid, te kennen gegeven dat de onjuiste declaraties het gevolg waren van een fout in het softwaresysteem. In werkelijkheid was een ‘tool’ ontwikkeld om deze wijze van declareren via het automatiseringssysteem mogelijk te maken. [naam medeverdachte rechtspersoon] was er dus op uit [naam zorgverzekeraar 1] daarmee om de tuin te leiden. Hoewel [naam zorgverzekeraar 1] met het declaratiegedrag van [naam medeverdachte rechtspersoon] bekend was, weegt dat niet op tegen het feit dat [naam medeverdachte rechtspersoon] de declaraties ter misleiding heeft gebezigd. Daadwerkelijke misleiding is voor een bewezenverklaring in dit verband niet vereist.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
5.3.2.2.
Feitelijk leidinggeven aan en opdrachtgeven tot de strafbare gedragingen
Zoals hiervoor is overwogen, heeft [naam medeverdachte rechtspersoon] zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van declaraties en het gebruik maken daarvan. De vraag is of de verdachte als feitelijk leidinggever en/of opdrachtgever strafrechtelijk aansprakelijk is voor de verboden gedragingen die [naam medeverdachte rechtspersoon] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 mei 2016 heeft verricht.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte oprichter, indirect (mede)eigenaar en (feitelijk) bestuurder is van de [naam] -groep. Hij geeft onder andere leiding aan de programmeurs die [naam computersysteem] , het softwareprogramma dat onder meer wordt gebruikt voor het opstellen van de declaraties, hebben ontwikkeld en hij bepaalt ook welke software zij moeten maken. Daarnaast is de verdachte verantwoordelijk voor de medewerkers van het administratiekantoor die de indiening van de declaraties aan de zorgverzekeraars verzorgen, waaronder de declaraties die zien op preferente geneesmiddelen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij degene is geweest die in 2012 opdracht heeft gegeven tot het ontwikkelen van de “software tool” in [naam computersysteem] . In de daarop volgende periode zijn in opdracht van de verdachte met die “software tool” in het receptregelbestand van [naam computersysteem] telkens de nummers van aan verzekerden afgeleverde artikelnummers automatisch omgezet in preferente artikelnummers, indien de betreffende zorgverzekeraar voor het desbetreffende geneesmiddel een preferentiebeleid hanteerde, en desondanks een niet-preferente variant daarvan was afgeleverd.
Uit een en ander in onderlinge samenhang bezien volgt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in de ten laste gelegde periode opdracht heeft gegeven tot de verboden gedragingen van [naam medeverdachte rechtspersoon] en daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
5.3.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[naam medeverdachte rechtspersoon] ,
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 mei 2016 in Nederland,
telkens een
digitaalgeschrift, te weten:
1.een declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 726478 met een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 31-01-2013 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 1] , en
2.een declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 1278000 met een
declaratiebedrag van euro 13,59 op afleverdatum 22-02-2013 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 3] , en
3.een declaratie van artikelnummer 15758052 bij receptnummer 619053 met een
declaratiebedrag van euro 12,89 op afleverdatum 16-04-2013 van [naam apotheek 3]
aan [naam zorgverzekeraar 2] , en
4.een declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 1556575 met een
declaratiebedrag van euro 12,02 op afleverdatum 03-07-2013 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 3] , en
5.een declaratie van artikelnummer 15760111 bij receptnummer 2021434 met een
declaratiebedrag van euro 21,48 op afleverdatum 23-10-2013 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 1] , en/of
6.een declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1385204 met een
declaratiebedrag van euro 11,73 op afleverdatum 27-02-2014 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 2] , en
7.een declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 793126 met een
declaratiebedrag van euro 3,47 op afleverdatum 02-05-2014 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 3] , en
8.een declaratie van artikelnummer 14180413 bij receptnummer 702087 met een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 26-08-2014 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 1] , en
9.een declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1761280 met een
declaratiebedrag van euro 11,7
3op afleverdatum 12-11-2014 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 2] , en
10.een declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 2233514 met een declaratiebedrag van euro 9,60 op afleverdatum 01-03-2015 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 3] , en
11.een declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1514733 met een declaratiebedrag van euro 3,36 op afleverdatum 25-06-2015 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 1] , en
12.een declaratie van artikelnummer 16053036 bij receptnummer 873635 met een
declaratiebedrag van euro 0,30 op afleverdatum 25-09-2015 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 2] , en
13.een declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 788224 met een
declaratiebedrag van 3,24 euro op afleverdatum 16-12-2015 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 3] , en
14.een declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1943302 met een declaratiebedrag van euro 0,39 op afleverdatum 02-01-2016 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 1] , en
15.een declaratie van artikelnummer 15724506 bij receptnummer 2449134 met
een declaratiebedrag van euro 0,13 op afleverdatum 28-04-2016 van [naam apotheek 5]
aan [naam zorgverzekeraar 2] ,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen,
telkens valselijk heeft opgemaakt en/of doen (laten) opmaken ,
immers heeft [naam medeverdachte rechtspersoon] telkens valselijk en in strijd met de waarheid op voornoemde geschriften artikelnummers gedeclareerd die in werkelijkheid niet zijn verstrekt,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
totwelke bovenomschreven feiten hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
en
[naam medeverdachte rechtspersoon] ,
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 mei 2016 in Nederland,
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of doen maken van een vals
digitaalgeschrift, te weten:
1.een declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 726478 met een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 31-01-2013 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 1] , en
2.een declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 1278000 met een
declaratiebedrag van euro 13,59 op afleverdatum 22-02-2013 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 3] , en
3.een declaratie van artikelnummer 15758052 bij receptnummer 619053 met een
declaratiebedrag van euro 12,89 op afleverdatum 16-04-2013 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 2] , en
4.een declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 1556575 met een
declaratiebedrag van euro 12,02 op afleverdatum 03-07-2013 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 3] , en
5.een declaratie van artikelnummer 15760111 bij receptnummer 2021434 met een
declaratiebedrag van euro 21,48 op afleverdatum 23-10-2013 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 1] , en
6.een declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1385204 met een
declaratiebedrag van euro 11,73 op afleverdatum. 27-02-2014 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 2] , en
7.een declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 793126 met een
declaratiebedrag van euro 3,47 op afleverdatum 02-05-2014 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 3] , en
8.een declaratie van artikelnummer 14180413 bij receptnummer 702087 roet een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 26-08-2014 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 1] , en
9.een declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1761280 met een
declaratiebedrag van euro 11,7
3op afleverdatum 12-11-2014 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 2] , en
10.een declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 2233514 met een declaratiebedrag van euro 9,60 op afleverdatum 01-03-2015 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 3] , en
11.een declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1514733 met een declaratiebedrag van euro 3,36 op afleverdatum 25-06-2015 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 1] , en
12.een declaratie van artikelnummer 16053036 bij receptnummer 873635 met een
declaratiebedrag van euro 0,30 op afleverdatum 25-09-2015 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 2] , en
13.een declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 788224 met een
declaratiebedrag van 3,24 euro op afleverdatum 16-12-2015 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 3] , en
14.een declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1943302 met een declaratiebedrag van euro 0,39 op afleverdatum 02-01-2016 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 1] , en
15.een declaratie van artikelnummer 15724506 bij receptnummer 2449134 met een declaratiebedrag van euro 0,13 op afleverdatum 28-04-2016 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 2]
als ware dat geschrift echt en onvervalst,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande de valsheid hierin dat, telkens valselijk en in strijd met de waarheid op voornoemde geschriften artikelnummers zijn gedeclareerd die in werkelijkheid niet zijn verstrekt,
bestaande dat (doen) gebruikmaken telkens hierin dat [naam medeverdachte rechtspersoon] voornoemde geschriften heeft ingediend en/of heeft (doen) indienen bij [naam zorgverzekeraar 2] of [naam zorgverzekeraar 3] of [naam zorgverzekeraar 1] ,
totwelke bovenomschreven feiten hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezenverklaarde feit levert op:
de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij opdracht heeft gegeven tot en feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[naam medeverdachte rechtspersoon] heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van een aanzienlijk aantal declaraties. Op deze declaraties zijn andere artikelnummers vermeld dan de nummers van de geneesmiddelen die in werkelijkheid zijn verstrekt. [naam medeverdachte rechtspersoon] heeft de valse declaraties daarna ingediend bij zorgverzekeraars [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] en die valse declaraties daarmee dus ook gebruikt. De verdachte heeft hiertoe opdracht gegeven en feitelijk leiding gegeven aan deze verboden gedragingen.
Het opmaken en indienen van de valse declaraties gebeurde op initiatief van de verdachte, bewust en weldoordacht, door middel van een aanpassing in de software van het declaratiesysteem. De verdachte beoogde daarmee het – overigens in bredere kring niet onomstreden – preferentiebeleid waaraan [naam medeverdachte rechtspersoon] gebonden was naar zijn eigen hand te zetten. In een periode van drieënhalf jaar zijn op die manier zo’n 3,6 miljoen declaraties aangepast. Zelfs toen het door [naam zorgverzekeraar 1] ingestelde onderzoek naar de mogelijke fraude al liep, is de verdachte doorgegaan met deze werkwijze.
De verdachte heeft met het opmaken en indienen van valse declaraties het vertrouwen geschaad dat de maatschappij in het algemeen, en de zorgsector in het bijzonder, moet kunnen stellen in de juistheid en het gebruik van die geschriften. Ook heeft de verdachte met zijn handelwijze een aantal medewerkers van [naam medeverdachte rechtspersoon] in een wel zeer ongemakkelijke positie gebracht.
De ernst en de omvang van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtvaardigt dat aan hem een forse straf wordt opgelegd. Het openbaar ministerie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor lange duur gevorderd.
De rechtbank zal geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, omdat zij in het voordeel van de verdachte ook rekening houdt met de volgende omstandigheden.
Om te beginnen kan, anders dan het openbaar ministerie heeft gevorderd, de oplichting waarop feit 1 ziet niet worden bewezenverklaard. Van dat feit wordt de verdachte dan ook vrijgesproken.
Verder kan in deze strafzaak niet worden vastgesteld of de zorgverzekeraars schade hebben geleden als gevolg van de valse declaratie van preferente geneesmiddelen terwijl in plaats daarvan niet-preferente geneesmiddelen zijn afgeleverd, en wat de omvang van de schade dan zou zijn. Ook valt nu niet vast te stellen op welke schaal [naam medeverdachte rechtspersoon] en de verdachte daarvan zelf enig financieel voordeel hebben gehad. Wel is het op grond van de berekening die de verdediging heeft overlegd aannemelijk dat er enig financieel voordeel is genoten. Ook is het aannemelijk dat de gehanteerde onjuiste wijze van declareren op een oneigenlijke manier logistieke- en inkoopvoordelen heeft opgeleverd.
De rechtbank heeft verder ook rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Tegen de achtergrond van al die omstandigheden is een forse onvoorwaardelijke taakstraf op zijn plaats, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dat laatste dient er ook toe om de verdachte, die geen bestuurder meer is van de door hem opgerichte [naam] -groep, maar in de praktijk daarbij nog wel nauw betrokken is, ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 56, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit voor zover het betreft de woorden “en/of (een) ander(en)” nietig;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar, en bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
172 (honderd tweeënzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
86 (zesentachtig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. B.A. Cnossen en J.C.M. Persoon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[naam medeverdachte rechtspersoon] ,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 mei 2016 in de gemeente Maastricht en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te
bevoordelen,
door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid en/of door
een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam zorgverzekeraar 1] en/of [naam zorgverzekeraar 2] en/of [naam zorgverzekeraar 3] en/of (een) ander (en) heeft/hebben bewogen en/of doen bewegen tot de afgifte van in totaal euro 17.374.120, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
immers heeft/hebben [naam medeverdachte rechtspersoon] en/of zijn mededader(s) -
zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan [naam zorgverzekeraar 1] en/of [naam zorgverzekeraar 2] en/of [naam zorgverzekeraar 3] ,
een of meer declaraties ingediend en/of doen indienen waarop werd voorgewend dat een preferent geneesmiddel was verstrekt, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was,
waardoor [naam zorgverzekeraar 1] en/of [naam zorgverzekeraar 2] en/of [naam zorgverzekeraar 3] en/of (een) ander(en) zijn bewogen tot bovenomschreven afgifte,
aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
(art. 326 lid 1 jo. Art. 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(art. 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
[naam medeverdachte rechtspersoon] ,
op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 mei 2016 te Maastricht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) één of meer (digitale) geschriften, te weten:
1.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 726478 met een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 31-01-2013 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-050-01, p. 3826), en/of
2.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 1278000 met een
declaratiebedrag van euro 13,59 op afleverdatum 22-02-2013 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-051-02, p. 3828 ), en/of
3.(een) declaratie van artikelnummer 15758052 bij receptnummer 619053 met een
declaratiebedrag van euro 12,89 op afleverdatum 16-04-2013 van [naam apotheek 3]
aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-52-03, p. 3830), en/of
4.(een) declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 1556575 met een
declaratiebedrag van euro 12,02 op afleverdatum 03-07-2013 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-053-02, p. 3832), en/of
5.(een) declaratie van artikelnummer 15760111 bij receptnummer 2021434 met een
declaratiebedrag van euro 21,48 op afleverdatum 23-10-2013 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-054-03, p. 3834), en/of
6.(een) declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1385204 met een
declaratiebedrag van euro 11,73 op afleverdatum 27-02-2014 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-055-01, p. 3836), en/of
7.(een) declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 793126 met een
declaratiebedrag van euro 3,47 op afleverdatum 02-05-2014 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-056-02, p. 3838), en/of
8.(een) declaratie van artikelnummer 14180413 bij receptnummer 702087 met een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 26-08-2014 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-057-03, p. 3840), en/of
9.(een) declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1761280 met een
declaratiebedrag van euro 11,75 op afleverdatum 12-11-2014 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-058-01, p. 3842), en/of
10.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 2233514 met een declaratiebedrag van euro 9,60 op afleverdatum 01-03-2015 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-059-01, p. 3843), en/of
11.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1514733 met een declaratiebedrag van euro 3,36 op afleverdatum 25-06-2015 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-060-03, p. 3845), en/of
12.(een) declaratie van artikelnummer 16053036 bij receptnummer 873635 met een
declaratiebedrag van euro 0,30 op afleverdatum 25-09-2015 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-061-03, p. 3847), en/of
13.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 788224 met een
declaratiebedrag van 3,24 euro op afleverdatum 16-12-2015 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-062-02, p. 3849), en/of
14.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1943302 met een declaratiebedrag van euro 0,39 op afleverdatum 02-01-2016 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-063-04, p. 3851), en/of
15.(een) declaratie van artikelnummer 15724506 bij receptnummer 2449134 met
een declaratiebedrag van euro 0,13 op afleverdatum 28-04-2016 van [naam apotheek 5]
aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-064-04, p. 3853),
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of doen (laten) opmaken en/of doen (laten) vervalsen,
immers heeft/hebben [naam medeverdachte rechtspersoon] en/of zijn mededader(s), (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op voornoemde geschriften artikelnummers gedeclareerd die in werkelijkheid niet zijn verstrekt,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
(art. 225 lid 1 jo art. 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
en/of
[naam medeverdachte rechtspersoon] ,
op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 mei 2016 te Maastricht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt en/of doen maken van (een) vals(e) (digitale) geschrift(en), te weten:
1.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 726478 met een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 31-01-2013 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-050-01, p. 3826), en/of
2.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 1278000 met een
declaratiebedrag van euro 13,59 op afleverdatum 22-02-2013 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-051-02, p. 3828 ), en/of
3.(een) declaratie van artikelnummer 15758052 bij receptnummer 619053 met een
declaratiebedrag van euro 12,89 op afleverdatum 16-04-2013 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-52-03, p, 3830), en/of
4. ( een) declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 1556575 met een
declaratiebedrag van euro 12,02 op afleverdatum 03-07-2013 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-053-02, p. 3832), en/of
5.(een) declaratie van artikelnummer 15760111 bij receptnummer 2021434 met een
declaratiebedrag van euro 21,48 op afleverdatum 23-10-2013 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-054-03, p. 3834), en/of
6. ( een) declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1385204 met een
declaratiebedrag van euro 11,73 op afleverdatum. 27-02-2014 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-055-01, p, 3836), en/of
7.(een) declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 793126 met een
declaratiebedrag van euro 3,47 op afleverdatum 02-05-2014 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-056-02, p. 3838), en/of
8.(een) declaratie van artikelnummer 14180413 bij receptnummer 702087 roet een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 26-08-2014 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-057-03, p. 3840), en/of
9.(een) declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1761280 met een
declaratiebedrag van euro 11,75 op afleverdatum 12-11-2014 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-058-01, p. 3842), en/of
10.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 2233514 met een declaratiebedrag van euro 9,60 op afleverdatum 01-03-2015 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-059-01, p, 3843), en/of
11.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1514733 met een declaratiebedrag van euro 3,36 op afleverdatum 25-06-2015 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-060-03, p. 3845), en/of
12.(een) declaratie van artikelnummer 16053036 bij receptnummer 873635 met een
declaratiebedrag van euro 0,30 op afleverdatum 25-09-2015 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-061-03, p. 3847), en/of
13.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 788224 met een
declaratiebedrag van 3,24 euro op afleverdatum 16-12-2015 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-062-02, p. 3849), en/of
14.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1943302 met een declaratiebedrag van euro 0,39 op afleverdatum 02-01-2016 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-063-04, p. 3851), en/of
15.(een) declaratie van artikelnummer 15724506 bij receptnummer 2449134 met een declaratiebedrag van euro 0,13 op afleverdatum 28-04-2016 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-064-04, p. 3853),
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat, (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op voornoemde geschriften artikelnummers zijn gedeclareerd die in werkelijkheid niet zijn verstrekt,
bestaande dat (doen) gebruikmaken (telkens) hierin dat [naam medeverdachte rechtspersoon] en/of zijn mededaders voornoemde geschrift(en) heeft/hebben ingediend en/of heeft/hebben (doen) indienen bij [naam zorgverzekeraar 2] en/of [naam zorgverzekeraar 3] en/of [naam zorgverzekeraar 1] ,
aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
(art. 225 lid 2 jo. Art. 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)