ECLI:NL:RBROT:2018:3369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
10/996606-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake valsheid in geschrift en oplichting door apotheekketen met betrekking tot preferentiebeleid zorgverzekeraars

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een apotheekketen die beschuldigd werd van het indienen van valse declaraties bij zorgverzekeraars. De apotheekketen had valse informatie verstrekt door te claimen dat een preferent geneesmiddel was afgeleverd, terwijl in werkelijkheid een niet-preferente variant was verstrekt. De rechtbank oordeelde dat er geen oorzakelijk verband was tussen de valsheid van de inhoud van de declaraties en de betalingen die zorgverzekeraars deden. De verdachte werd vrijgesproken van oplichting, omdat niet bewezen kon worden dat hij als opdrachtgever of feitelijk leidinggever had gehandeld. Echter, de apotheekketen werd wel veroordeeld voor valsheid in geschrift. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding ten aanzien van de oplichting nietig werd verklaard voor zover het betreft de woorden 'en/of (een) ander(en)', maar dat de dagvaarding voor het overige geldig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opdracht had gegeven tot of feitelijk leiding had gegeven aan de verboden gedragingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996606-16
Datum uitspraak: 26 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. L.I.M. Entjes, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26, 27 en 29 maart 2018. Het onderzoek is gesloten op 12 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis openbaar ministerie

De officieren van justitie mrs. H.C Vermaseren en E.C. Nieuwenhuis (hierna gezamenlijk: het openbaar ministerie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1 (kort gezegd: feitelijk leiding geven aan oplichting) en 2 (kort gezegd: feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de dagvaarding onder 1 nietig is wat betreft de term “en/of (een) ander(en)”. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de tenlastelegging op dit punt ten onrechte niet een nadere feitelijke omschrijving inhoudt. De uitvoeringshandelingen die in de tenlastelegging zijn genoemd, zien alleen op oplichting van de zorgverzekeraars [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] , en niet ook op “(een) ander(en)”. Hiermee is het voor de verdachte niet duidelijk waartegen hij zich nog meer moet verdedigen.
4.2.
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich niet uitgelaten over de geldigheid van de dagvaarding.
4.3.
Beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) moet de dagvaarding een opgave inhouden van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan, zodat de verdachte weet waartegen hij zich moet verdedigen.
De verdachte wordt onder 1 verweten dat hij opdracht heeft gegeven tot, en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan oplichting van [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] , [naam zorgverzekeraar 3] en/of “(een) ander(en)” door [naam medeverdachte rechtspersoon] . In de tenlastelegging is voor die drie verzekeraars specifiek omschreven waaruit de oplichting zou bestaan. De gedragingen die op “(een) ander(en)” zien, zijn echter niet uitgewerkt in de tenlastelegging en ook op basis van het dossier kan niet zonder meer worden vastgesteld op welke ander(en) het verwijt nog meer ziet.
De woorden “(een) ander(en)” zijn daarom, ook in onderlinge samenhang bezien met het dossier, onvoldoende feitelijk. De dagvaarding voldoet op dit punt dus niet aan de eisen van artikel 261 Sv.
4.4.
Conclusie
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit nietig zal verklaren, voor zover het betreft de woorden “en/of (een) ander(en)”.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Inleiding
In deze zaak kan het volgende als vaststaand worden aangenomen. Gedurende de periode die door de tenlastelegging wordt bestreken zijn de verdachte en zijn vader,
[naam medeverdachte] , de enig statutair bestuurders van [naam medeverdachte rechtspersoon] .
[naam medeverdachte rechtspersoon] is op haar beurt gedurende die periode enig bestuurder en enig aandeelhouder van ruim 30 vennootschappen die één of meer apotheken exploiteren, hierna ook wel: de [naam] -apotheken. Daarvan maken onder meer deel uit [naam apotheek 1] , [naam apotheek 2] , [naam apotheek 3] , [naam apotheek 4] en [naam apotheek 5] . Daarnaast maakt een groothandel en een centrale bereidingsapotheek deel uit van deze groep vennootschappen, hierna ook wel: [naam] -groep.
De administratie van declaraties van geneesmiddelen die door apotheken in de [naam] -groep worden afgeleverd, vindt centraal plaats bij [naam medeverdachte rechtspersoon] De apotheken in de [naam] -groep maken alle gebruik van een centraal door [naam medeverdachte rechtspersoon] beheerd computersysteem met de naam [naam computersysteem] . In dat systeem wordt onder meer een registratie bijgehouden van afgeleverde medicijnen en de software van dat systeem groepeert gegevens die nodig zijn voor declaratie van afgeleverde geneesmiddelen.
[naam medeverdachte rechtspersoon] en de [naam] -apotheken zijn met de zorgverzekeraars [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] overeenkomsten aangegaan op grond waarvan [naam medeverdachte rechtspersoon] rechtstreeks declaraties indient voor geneesmiddelen die [naam] -apotheken verstrekken aan verzekerden van die zorgverzekeraars.
Uit die overeenkomsten met [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] vloeit voort dat van een aantal geneesmiddelen die wat betreft werkzame stof, dosering en toedieningsvorm identiek zijn, uitsluitend één bepaalde, als preferent aangemerkte variant voor vergoeding in aanmerking komt. Naast aanspraak op vergoeding voor materiaalkosten bestaat er aanspraak op een terhandstellingsvergoeding volgens een bepaald vast tarief.
De achtergrond van dit preferentiebeleid is de wens van de overheid de uitgaven aan geneesmiddelen zo laag mogelijk te houden.
Vast staat dat [naam medeverdachte rechtspersoon] in de ten laste gelegde periode declaraties bij [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] heeft ingediend waarop wordt voorgewend dat een preferent geneesmiddel is verstrekt aan een verzekerde van de betreffende zorgverzekeraar terwijl in werkelijkheid, in strijd met het geldende preferentiebeleid, een niet-preferent geneesmiddel was verstrekt. Met het oog daarop was het eerder genoemde [naam computersysteem] -systeem zo geprogrammeerd, dat automatisch bij aflevering van een niet-preferent geneesmiddel in plaats van dat geneesmiddel in het declaratiebestand de preferente variant van dat middel werd vermeld. Vanuit dat declaratiebestand werden de declaraties voor afgeleverde geneesmiddelen geautomatiseerd opgemaakt en via een daarvoor bestemd portaal bij de zorgverzekeraars ingediend.
Vast staat ook dat de zorgverzekeraars op zo goed als al die declaraties betalingen hebben gedaan aan [naam medeverdachte rechtspersoon] , dan wel aan de met haar verbonden apotheken. Onderzoek van de Inspectie SZW wijst uit dat het daarbij in een periode van drieënhalf jaar gaat om in totaal ruim 3,6 miljoen receptregels waarin het geneesmiddel dat [naam medeverdachte rechtspersoon] bij een zorgverzekeraar heeft gedeclareerd niet gelijk is aan de variant daarvan die is afgeleverd.
5.2.
Oplichting (feit 1)
De verdachte wordt onder 1 kort gezegd verweten dat hij opdracht heeft gegeven tot, en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan oplichting van een aantal zorgverzekeraars door [naam medeverdachte rechtspersoon]
5.2.1.
Standpunt openbaar ministerie
Het kan worden bewezenverklaard dat [naam medeverdachte rechtspersoon] zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting en dat de verdachte daartoe opdracht heeft gegeven en daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
5.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken, in de eerste plaats omdat van oplichting in de zin van de wet geen sprake is. Ook is er geen bewijs voor oplichting tot het bedrag dat in de tenlastelegging is opgenomen. Tot slot geldt dat, als [naam medeverdachte rechtspersoon] zich al heeft schuldig gemaakt aan oplichting, er geen bewijs is dat de verdachte als feitelijk leidinggever of opdrachtgever daarvoor strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden.
5.2.3.
Beoordeling
De medeverdachte [naam medeverdachte rechtspersoon] is door de rechtbank vandaag in de zaak die gelijktijdig tegen haar diende vrijgesproken van oplichting. Het ging in die zaak om de oplichting waarbij de verdachte als opdrachtgever of feitelijk leidinggever betrokken zou zijn. In het vonnis tegen [naam medeverdachte rechtspersoon] heeft de rechtbank vastgesteld dat [naam medeverdachte rechtspersoon] welbewust door valsheid in geschrift het overeengekomen preferentiebeleid van zorgverzekeraars heeft omzeild, maar dat dat nog geen oplichting in de zin van de wet oplevert. Het kan namelijk niet worden vastgesteld dat de zorgverzekeraars de omstreden declaraties voldeden doordat daarin een onwaarheid was opgenomen.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van opdracht geven tot, en feitelijk leiding geven aan die gestelde oplichting.
5.3.
Valsheid in geschrift (feit 2)
De verdachte wordt onder 2 kort gezegd verweten dat hij opdracht heeft gegeven tot, en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan het valselijk opmaken van geschriften en het gebruik maken daarvan door [naam medeverdachte rechtspersoon]
5.3.1.
Standpunt openbaar ministerie
Het kan worden bewezenverklaard dat [naam medeverdachte rechtspersoon] kort gezegd valsheid in geschrift heeft gepleegd en dat de verdachte hiervoor strafrechtelijk verantwoordelijk is. De verdachte, als bestuurder van [naam medeverdachte rechtspersoon] , heeft met zijn vader, de medeverdachte en ook bestuurder, bepaald dat [naam medeverdachte rechtspersoon] het preferente geneesmiddel aan de zorgverzekeraar zou declareren, terwijl er een niet-preferent geneesmiddel aan de verzekerde was verstrekt. De verdachte heeft deze werkwijze, met de medeverdachte, via [naam computersysteem] in de bedrijfsvoering ingevoerd en op grote schaal uitgevoerd.
5.3.2.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken omdat er geen bewijs is dat de verdachte als feitelijk leidinggever of opdrachtgever strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van [naam medeverdachte rechtspersoon]
5.3.3.
Beoordeling
In het vonnis dat heden in de zaak tegen de medeverdachte [naam medeverdachte rechtspersoon] is gewezen, is vastgesteld dat [naam medeverdachte rechtspersoon] zich heeft schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van geschriften en het gebruik maken daarvan. De vraag die voorligt is of de verdachte hiervoor strafrechtelijk verantwoordelijk is.
Bij de beoordeling moet worden vooropgesteld dat de enkele omstandigheid dat de verdachte bestuurder van [naam medeverdachte rechtspersoon] is, niet voldoende is om hem aan te merken als opdrachtgever tot, of feitelijk leidinggever aan strafbare feiten die [naam medeverdachte rechtspersoon] heeft begaan.
Anders dan het openbaar ministerie heeft aangevoerd, blijkt uit het dossier niet dat de verdachte opdracht heeft gegeven tot, of enige betrokkenheid heeft gehad bij de ontwikkeling van de ‘tool’ in [naam computersysteem] , die [naam medeverdachte rechtspersoon] heeft gebruikt bij het opmaken van de valse declaraties. Uit het dossier kan weliswaar worden afgeleid dat de verdachte betrokken is geweest bij een aantal automatiseringsprojecten van [naam medeverdachte rechtspersoon] en door medewerkers als leidinggevende van het ICT-team werd gezien, maar van daadwerkelijke betrokkenheid bij de ontwikkeling van deze ‘tool’ is niet gebleken. De verdachte heeft dit ontkend, terwijl de medeverdachte heeft verklaard dat niet de verdachte, maar hij degene is geweest die daartoe opdracht heeft gegeven.
Uit het dossier blijkt ook niet dat de verdachte in, althans aan het begin van de ten laste gelegde periode al wist dat het declaratiesysteem van [naam medeverdachte rechtspersoon] erop was ingericht, dat [naam medeverdachte rechtspersoon] geleverde, niet-preferente geneesmiddelen in haar declaratiebestanden aan de zorgverzekeraars omzette in te declareren preferente geneesmiddelen.
De getuigenverklaringen van de huisarts [naam getuige 1] en [naam getuige 2] zoals aangehaald in het requisitoir maken een en ander niet anders, nog daargelaten dat de verklaring van [naam getuige 1] geen deel uitmaakt van het procesdossier.
Ook de e-mailberichten van 27 januari en 10 februari 2014 die zich in het dossier bevinden, bieden onvoldoende steun voor het standpunt van het openbaar ministerie. Er kan uit die twee e-mails niet worden afgeleid dat de verdachte toen al wist dat [naam medeverdachte rechtspersoon] valse declaraties opmaakte en indiende bij de zorgverzekeraars. Het openbaar ministerie geeft in zijn requisitoir de e-mail van 10 februari 2014 aldus weer, dat daarin aan de verdachte een melding wordt gedaan over “
het omzetten”, wat door het openbaar ministerie kennelijk is opgevat als het omzetten van niet-preferente artikelnummers in preferente artikelnummers. Die opvatting vindt geen steun in de tekst van die e-mail. Daarin wordt namelijk melding gedaan van
deomzetten”. In het licht van de e-mail die daaraan vooraf gaat, ziet deze melding op “
de omzet verpakkingen per jaar”. Niet valt in te zien op welke wijze die zinsnede betrekking heeft op hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
De verdachte heeft verklaard dat hij pas op enig moment in 2015 op de hoogte is geraakt van de ‘tool’ die de medeverdachte [naam medeverdachte] had laten ontwikkelen voor [naam computersysteem] en dat hij vanaf dat moment naar beste kunnen maatregelen heeft getroffen om het aantal valse declaraties terug te dringen. In dit verband is gewezen op de tabel met omzetcijfers die de verdachte bij zijn verhoor heeft overgelegd ( [naam] OM verklaring), alsmede naar de omzetcijfers die de verdediging bij pleidooi heeft overgelegd, waaruit volgt dat de omzetcijfers die met de valse declaraties waren gemoeid, vanaf 2015 substantieel dalen. Die daling vindt bevestiging in het Analyserapport BANJO van de Inspectie SZW, waarin staat dat het verschil tussen hetgeen door [naam medeverdachte rechtspersoon] is gedeclareerd bij [naam zorgverzekeraar 1] , [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 3] en hetgeen is geleverd vanaf 2015 aanzienlijk afneemt. Ook gelet op het voorgaande kan dus niet worden vastgesteld dat de verdachte als feitelijk leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk is. Immers, het staat niet vast dat de verdachte, terwijl hij bevoegd en redelijkerwijs gehouden was maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van het opmaken en gebruik maken van valse declaraties, die maatregelen achterwege heeft gelaten.
5.3.4.
Conclusie
Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opdracht heeft gegeven tot verboden gedragingen van [naam medeverdachte rechtspersoon] en/of dat hij aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven. De verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit voor zover het betreft de woorden “en/of (een) ander(en)” nietig;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. B.A. Cnossen en J.C.M. Persoon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[naam medeverdachte rechtspersoon] ,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 mei 2016 in de gemeente Maastricht en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te
bevoordelen,
door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid en/of door
een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam zorgverzekeraar 1] en/of [naam zorgverzekeraar 2] en/of [naam zorgverzekeraar 3] en/of (een) ander (en) heeft/hebben bewogen en/of doen bewegen tot de afgifte van in totaal euro 17.374.120, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
immers heeft/hebben [naam medeverdachte rechtspersoon] en/of zijn mededader(s) -
zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan [naam zorgverzekeraar 1] en/of [naam zorgverzekeraar 2] en/of [naam zorgverzekeraar 3] ,
een of meer declaraties ingediend en/of doen indienen waarop werd voorgewend dat een preferent geneesmiddel was verstrekt, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was,
waardoor [naam zorgverzekeraar 1] en/of [naam zorgverzekeraar 2] en/of [naam zorgverzekeraar 3] en/of (een) ander(en) zijn bewogen tot bovenomschreven afgifte,
aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
(art. 326 lid 1 jo. Art. 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(art. 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
[naam medeverdachte rechtspersoon] ,
op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 mei 2016 te Maastricht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) één of meer (digitale) geschriften, te weten:
1.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 726478 met een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 31-01-2013 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-050-01, p. 3826), en/of
2.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 1278000 met een
declaratiebedrag van euro 13,59 op afleverdatum 22-02-2013 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-051-02, p. 3828 ), en/of
3.(een) declaratie van artikelnummer 15758052 bij receptnummer 619053 met een
declaratiebedrag van euro 12,89 op afleverdatum 16-04-2013 van [naam apotheek 3]
aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-52-03, p. 3830), en/of
4.(een) declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 1556575 met een
declaratiebedrag van euro 12,02 op afleverdatum 03-07-2013 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-053-02, p. 3832), en/of
5.(een) declaratie van artikelnummer 15760111 bij receptnummer 2021434 met een
declaratiebedrag van euro 21,48 op afleverdatum 23-10-2013 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-054-03, p. 3834), en/of
6.(een) declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1385204 met een
declaratiebedrag van euro 11,73 op afleverdatum 27-02-2014 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-055-01, p. 3836), en/of
7.(een) declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 793126 met een
declaratiebedrag van euro 3,47 op afleverdatum 02-05-2014 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-056-02, p. 3838), en/of
8.(een) declaratie van artikelnummer 14180413 bij receptnummer 702087 met een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 26-08-2014 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-057-03, p. 3840), en/of
9.(een) declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1761280 met een
declaratiebedrag van euro 11,75 op afleverdatum 12-11-2014 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-058-01, p. 3842), en/of
10.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 2233514 met een declaratiebedrag van euro 9,60 op afleverdatum 01-03-2015 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-059-01, p. 3843), en/of
11.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1514733 met een declaratiebedrag van euro 3,36 op afleverdatum 25-06-2015 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-060-03, p. 3845), en/of
12.(een) declaratie van artikelnummer 16053036 bij receptnummer 873635 met een
declaratiebedrag van euro 0,30 op afleverdatum 25-09-2015 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-061-03, p. 3847), en/of
13.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 788224 met een
declaratiebedrag van 3,24 euro op afleverdatum 16-12-2015 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-062-02, p. 3849), en/of
14.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1943302 met een declaratiebedrag van euro 0,39 op afleverdatum 02-01-2016 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-063-04, p. 3851), en/of
15.(een) declaratie van artikelnummer 15724506 bij receptnummer 2449134 met
een declaratiebedrag van euro 0,13 op afleverdatum 28-04-2016 van [naam apotheek 5]
aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-064-04, p. 3853),
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of doen (laten) opmaken en/of doen (laten) vervalsen,
immers heeft/hebben [naam medeverdachte rechtspersoon] en/of zijn mededader(s), (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op voornoemde geschriften artikelnummers gedeclareerd die in werkelijkheid niet zijn verstrekt,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
(art. 225 lid 1 jo art. 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
en/of
[naam medeverdachte rechtspersoon] ,
op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 mei 2016 te Maastricht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt en/of doen maken van (een) vals(e) (digitale) geschrift(en), te weten:
1.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 726478 met een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 31-01-2013 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-050-01, p. 3826), en/of
2.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 1278000 met een
declaratiebedrag van euro 13,59 op afleverdatum 22-02-2013 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-051-02, p. 3828 ), en/of
3.(een) declaratie van artikelnummer 15758052 bij receptnummer 619053 met een
declaratiebedrag van euro 12,89 op afleverdatum 16-04-2013 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-52-03, p, 3830), en/of
4. ( een) declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 1556575 met een
declaratiebedrag van euro 12,02 op afleverdatum 03-07-2013 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-053-02, p. 3832), en/of
5.(een) declaratie van artikelnummer 15760111 bij receptnummer 2021434 met een
declaratiebedrag van euro 21,48 op afleverdatum 23-10-2013 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-054-03, p. 3834), en/of
6. ( een) declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1385204 met een
declaratiebedrag van euro 11,73 op afleverdatum. 27-02-2014 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-055-01, p, 3836), en/of
7.(een) declaratie van artikelnummer 15740552 bij receptnummer 793126 met een
declaratiebedrag van euro 3,47 op afleverdatum 02-05-2014 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-056-02, p. 3838), en/of
8.(een) declaratie van artikelnummer 14180413 bij receptnummer 702087 roet een
declaratiebedrag van euro 10,98 op afleverdatum 26-08-2014 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-057-03, p. 3840), en/of
9.(een) declaratie van artikelnummer 15715639 bij receptnummer 1761280 met een
declaratiebedrag van euro 11,75 op afleverdatum 12-11-2014 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-058-01, p. 3842), en/of
10.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 2233514 met een declaratiebedrag van euro 9,60 op afleverdatum 01-03-2015 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-059-01, p, 3843), en/of
11.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1514733 met een declaratiebedrag van euro 3,36 op afleverdatum 25-06-2015 van [naam apotheek 2] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-060-03, p. 3845), en/of
12.(een) declaratie van artikelnummer 16053036 bij receptnummer 873635 met een
declaratiebedrag van euro 0,30 op afleverdatum 25-09-2015 van [naam apotheek 1] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-061-03, p. 3847), en/of
13.(een) declaratie van artikelnummer 14722925 bij receptnummer 788224 met een
declaratiebedrag van 3,24 euro op afleverdatum 16-12-2015 van [naam apotheek 3] aan [naam zorgverzekeraar 3] (DOC-062-02, p. 3849), en/of
14.(een) declaratie van artikelnummer 14734788 bij receptnummer 1943302 met een declaratiebedrag van euro 0,39 op afleverdatum 02-01-2016 van [naam apotheek 4] aan [naam zorgverzekeraar 1] (DOC-063-04, p. 3851), en/of
15.(een) declaratie van artikelnummer 15724506 bij receptnummer 2449134 met een declaratiebedrag van euro 0,13 op afleverdatum 28-04-2016 van [naam apotheek 5] aan [naam zorgverzekeraar 2] (DOC-064-04, p. 3853),
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat, (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op voornoemde geschriften artikelnummers zijn gedeclareerd die in werkelijkheid niet zijn verstrekt,
bestaande dat (doen) gebruikmaken (telkens) hierin dat [naam medeverdachte rechtspersoon] en/of zijn mededaders voornoemde geschrift(en) heeft/hebben ingediend en/of heeft/hebben (doen) indienen bij [naam zorgverzekeraar 2] en/of [naam zorgverzekeraar 3] en/of [naam zorgverzekeraar 1] ,
aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
(art. 225 lid 2 jo. Art. 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)