ECLI:NL:RBROT:2018:3296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
C/10/511030 / HA ZA 16-961
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsgeschil tussen de Provincie Noord-Holland en meerdere verzekeraars over dekking onder een CAR-polis na schade aan de Schipholdraaibrug

In deze zaak vordert de Provincie Noord-Holland, eiseres, een schadevergoeding van €1.499.254,63 van de gedaagden, die bestaan uit verschillende verzekeraars, naar aanleiding van schade die is ontstaan aan de Schipholdraaibrug. De schade deed zich voor tijdens werkzaamheden die in opdracht van de Provincie zijn uitgevoerd door aannemer Boer & de Groot Civiele Werken B.V. De Provincie had een CAR-polis afgesloten bij de gedaagden, die dekking biedt voor schade aan eigendommen van de opdrachtgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade is ontstaan door de werkzaamheden en dat de Provincie tijdig melding heeft gemaakt van de schade. De verzekeraars hebben verweer gevoerd, onder andere stellende dat de schade te laat is gemeld en dat de Provincie niet heeft voldaan aan bepaalde verplichtingen uit de polisvoorwaarden. De rechtbank oordeelt dat de Provincie geen verwijt kan worden gemaakt voor het niet uitvoeren van deformatiemetingen, aangezien deze metingen niet tot de gebruikelijke controle behoren en de Provincie niet op de hoogte was van de schade voordat deze zich manifesteerde. De rechtbank concludeert dat de Provincie recht heeft op dekking onder de polis en dat de zaak verder moet worden behandeld om de exacte schadevergoeding vast te stellen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/511030 / HA ZA 16-961
Vonnis van 11 april 2018
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de PROVINCIE NOORD-HOLLAND,
zetelend te Haarlem ,
eiseres,
advocaat mr. J.A.C.M. Nielen te Haarlem,
tegen
1. vennootschap naar buitenlands recht
AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Amstelveen,
2. naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
5. rechtspersoon naar buitenlands recht
AXIS SPECIALTY EUROPE SE,
gevestigd te Mount Herbert Court, Dublin, Ierland
gedaagden,
advocaat mr. P. van den Broek te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de Provincie en Verzekeraars genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 februari 2017, alsmede de daaraan voorafgaande stukken;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 juni 2017 en de daarin vermelde stukken;
  • de akte van Verzekeraars, met producties;
  • de akte van de Provincie, met producties;
  • de akte uitlating van Verzekeraars.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
De Provincie heeft in juli 2013 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten met aannemer Boer & de Groot Civiele Werken B.V. (de aannemer) tot vervanging van het remmingwerk van de Schipholdraaibrug, die dateert uit 1934. De UAV 1989 zijn daarop toepasselijk verklaard.
In dat kader zijn de remmingwerken aan beide zijden van het water vervangen en bij de bestaande palen van het westelijk landhoofd werkzaamheden verricht, onder meer het trekken van oude houten palen en het trillend installeren van 44 nieuwe stalen buispalen. Omdat de maatvoering nauw luisterde en met prefab elementen voor de horizontale delen van het remmingwerk werd gewerkt moesten sommige palen meerdere keren ingetrild, losgetrokken en opnieuw ingetrild worden.
2.2
Het bestek is in opdracht van de Provincie vervaardigd door Grontmij (inmiddels Sweco) een ter zake kundige partij. In het bestek is opgenomen dat de directie zal worden gevoerd door of namens de directeur van de directie Beheer en Uitvoering van de Provincie. In feite is de bouwdirectie gevoerd door een door de Provincie ingehuurde zelfstandig ondernemer, ing. [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ).
2.3
In het bestek is opgenomen dat trillingsmetingen zullen worden gedaan en voorts dat minimaal twee keer per werkweek deformatiemetingen zullen worden gedaan.
Deze metingen hebben niet plaatsgevonden.
2.4
De werkzaamheden zijn uitgevoerd van december 2013 tot in februari 2014. Bij de uitvoering van de werkzaamheden is de brug vastgelopen: op 17 februari 2014 sloot de brug niet meer bij het westelijk landhoofd.
Bij onderzoek is geconstateerd dat sprake was van aanzienlijke zettingen. Er is zowel aan het westelijk als aan het oostelijk landhoofd materiele schade ten gevolge van de uitvoering van de werkzaamheden. De betreffende zaken behoren aan de Provincie toe.
2.5
De Provincie beschikte over een doorlopende CAR-polis; het betreft een beurspolis op standaard beursmakelaarsvoorwaarden (AON). Risicodragers zijn Amlin Insurance SE, als rechtsopvolgster van Amlin Europe NV, voor 55 procent; Allianz Benelux N.V., voor 15 procent, Delta Lloyd Schadeverzekering NV voor 15 procent, Aegon Schadeverzekering NV voor 10 procent en AXIS Specialty Europe SE voor 5 procent.
2.6
Het polisblad houdt, voor zover thans van belang, in:
Verzekerd bedrag
Sectie I
EUR 12.500.000,00 op het werk inclusief werken door derden.
Sectie III
EUR 1.000.000,00 premier risque als maximum per gebeurtenis op
eigendommen van de opdrachtgever.
Sectie IVB
EUR 11.350,00 premier risque per gebeurtenis op eigendommen
van de bouwdirectie en personeel.
2.7
Op de polis zijn de volgende voorwaarden toepasselijk:
VERZEKERINGSVOORWAARDEN
K 070-01/1 CONSTRUCTIE "ALL RISKS" OMZETVOORWAARDEN
(…)
1.3
Verzekerde
1.3.1
Verzekerden zijn:
1.3.1.1 verzekeringnemer;
1.3.1.2 opdrachtgever en/of bouwdirectie;
1.3.1.3 hoofdaannemer, aannemers, onderaannemers en leveranciers;
1.3.1.4 ontwerpers, architecten, adviseurs en constructeurs;
1.3.1.5 bestuurders, commissarissen, vennoten en ondergeschikten van de bovengenoemde verzekerden;
1.3.1.6 overige bij de uitvoering van het verzekerde interest betrokken partijen.
1.3.2
Nevenaannemers zijn - indien deze verzekering is gesloten door een aannemer - slechts meeverzekerd indien zij onder de polis zijn aangemeld.
(…)
7.3
Opzettelijk veroorzaakte schade
In afwijking van art. 7:952 BW is niet gedekt schade veroorzaakt door opzet van één of meer van de verzekerden.
Onder opzet van één of meer van de verzekerden wordt niet verstaan opzet van ondergeschikten van verzekerden, al dan niet leidinggevend of toezichthoudend.
Indien schade ontstaat aan de verzekerde interesten of aan eigendommen van de opdrachtgever respectievelijk aansprakelijkheid van verzekerde voor schade aan derden door opzet van één of meer van de andere verzekerden, zullen Verzekeraars niet van hun verplichting tot vergoeding zijn ontheven.
(…)
8 Risicoverzwaring
Verzekeraars verklaren bij het aangaan van de verzekering volledig bekend te zijn met het verzekerde risico.
(…)
10 Schade
10.1
Verplichtingen
In geval van schade of een gebeurtenis die tot schade zou kunnen leiden, heeft verzekerde de hierna genoemde verplichtingen.
De verplichtingen vervallen wanneer redelijkerwijs te verwachten is dat het bedrag van de schadevergoeding beneden het van toepassing zijnde eigen risico blijft of wanneer verzekerde besluit de schade voor eigen rekening te nemen.
10.1.1
Voorzorgsmaatregelen
Verzekerde is verplicht de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om schade te voorkomen en zal aan enige wettelijke verplichting hieromtrent dienen te voldoen. Indien door Verzekeraars speciale voorwaarden zijn of worden gesteld ten aanzien van de uitvoering van de werkzaamheden en/of de te nemen voorzorgsmaatregelen, is verzekerde verplicht deze speciale voorwaarden na te komen.
(…)
BIJZONDERE VOORWAARDEN
De hierna genoemde secties zijn alleen van toepassing voor zover daarvoor in de polis een verzekerd bedrag is opgenomen.
(…)
10.2
Niet-nakoming
10.2.1
Wanneer in geval van schade blijkt dat een verzekerde niet aan de in art. 10.1.1 t/m 10.1.7 genoemde verplichtingen heeft voldaan, kan dit verlies van het recht op schadevergoeding ten gevolge hebben. Indien Verzekeraars bewijzen dat zij hierdoor In een redelijk belang zijn geschaad.
10.2.2
Verzekeraars zullen echter ten opzichte van de andere verzekerden niet van hun verplichting tot vergoeding ontheven zijn.
(…)
SECTIE II - AANSPRAKELIJKHEID
20 Dekking
20.1
Deze verzekering dekt als een afzonderlijke verzekering de aansprakelijkheid van
verzekerden voor door derden geleden schade (..)
(…)
22 Onderlinge aansprakelijkheid
Verzekerden worden ten opzichte van elkaar en onderling als derden beschouwd.
(…)
SECTIE III - EIGENDOMMEN VAN DE OPDRACHTGEVER
24 Dekking
24.1
Omvang van de dekking
Deze verzekering dekt als een afzonderlijke verzekering tot maximaal het op het polisblad onder sectie III vermelde verzekerde bedrag schade aan, verlies of vernietiging van andere eigendommen van de opdrachtgever als gevolg van dan wel verband houdend met de uitvoering van het verzekerde werk. Tevens is gedekt verontreiniging of het vuil worden of het zich daarop of daarin bevinden van vreemde stoffen als gevolg van dan wel verband houdende met de uitvoering van het verzekerde werk voor zover dit een gevolg is van een plotselinge onzekere gebeurtenis waar verzekerde in redelijkheid geen rekening mee heeft kunnen houden.
De dekking onder deze sectie is ook van kracht indien geen wettelijke en/of contractuele aansprakelijkheid van één of meer van de verzekerde partijen aanwezig is of kan worden aangetoond.
(…)
25 Uitsluitingen
Deze verzekering geeft geen dekking voor:
25.1
Schade die noodzakelijkerwijze is toegebracht ten behoeve van de uitvoering van het werk of onafwendbaar uit de werkzaamheden voortvloeit.(…)
2.8
Het verzekerd bedrag onder sectie III bedraagt € 1 miljoen.
Tussen partijen is voorts van toepassing:
AANVULLENDE VERZEKERINGSVOORWAARDEN SIDE AGREEMENT
Behorende bij en een geheel vormend met K0100088562 d.d. 28 oktober 2013 houdt voor zover van belang in:
Sectie II Aansprakelijkheid
Alleen ten behoeve van de opdrachtgever / verzekeringnemer is onder deze verzekering verzekerd (ondanks dat deze sectie niet is vermeld op het polisblad);
Sectie II Aansprakelijkheid met een verzekerd bedrag van EUR 1.250.000,00 als maximum per gebeurtenis voor wettelijke aansprakelijkheid.
Het eigen risico bedraagt EUR 3.500,00 per gebeurtenis, echter verhoogd tot EUR 12.500,00 per gebeurtenis indien niet aan het gestelde in de Clausule Graafmelding K 101-260/2 is voldaan.
In geval van schade welke door de verzekeringnemer wordt geclaimd, zullen Verzekeraars schade zoals gedekt onder de voorwaarden van deze polis welke eveneens verhaalbaar is onder een eventuele aansprakelijkheidsverzekering van enig (onder)aannemer aan de verzekerde voorschieten als renteloze lening een som gelijk aan het bedrag dat zij zouden hebben moeten betalen indien deze andere polis niet zou hebben bestaan.
Het terugbetalen van deze lening zal afhangen van en slechts geschieden tot een bedrag dat eventueel verhaald wordt op de Verzekeraars van deze andere polis. De verzekeringnemer zal alle mogelijke stappen nemen om de Verzekeraars van deze andere polis hun aansprakelijkheid te laten aanvaarden.
(…)”
Met opdrachtgever/verzekeringnemer is hier de Provincie bedoeld.
De Provincie heeft de schade in februari 2014 aan Verzekeraars gemeld.

3.Het geschil

De Provincie vordert samengevat en na wijziging van eis- Verzekeraars te veroordelen om aan de Provincie een bedrag van €1.499.254,63 betalen, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, ieder van gedaagden voor zijn aandeel in het verzekerde risico, met veroordeling van Verzekeraars in de kosten.
Verzekeraars voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van de vordering, met proceskostenveroordeling.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het betreft hier een dekkingsgeschil onder een CAR-polis. Ter zitting is aan de orde gekomen dat er een arbitrageprocedure zal worden gevoerd tegen de aannemer. Nu partijen na de zitting hebben laten weten dat deze procedure niet behoeft te worden afgewacht volstaat de rechtbank met de constatering dat de Provincie ter terechtzitting heeft toegezegd het bedrag van schadeposten die toegewezen worden in de arbitrage en die zij, op grond van in deze zaak te nemen beslissingen, ook van Verzekeraars vergoed zou kunnen krijgen, niet te zullen vragen van respectievelijk te zullen terugbetalen aan Verzekeraars.
Nu ter terechtzitting is afgesproken dat het schadedebat voorlopig geparkeerd wordt totdat beslissingen omtrent dekking onder de polis zijn genomen gaat de rechtbank ervan uit dat partijen daaromtrent in voorkomend geval in overleg treden (zie 4.10).
4.2
sectie III
De schade die is ontstaan is, naar tussen partijen op zichzelf in confesso is, het gevolg van de werkzaamheden. Sectie III van de polis biedt dus in beginsel dekking, nu sprake is van schade aan bestaande eigendommen van de Provincie.
Ten aanzien van de aanspraak onder sectie III voeren Verzekeraars diverse verweren.
Zij beroepen zich er allereerst op dat de schade te laat is gemeld is, in strijd met art. 10.1.2 van de polisvoorwaarden.
Dat verweer faalt.
De schade is gemeld op 17 of 18 februari 2014, dat is zo snel als redelijkerwijs mogelijk na het vastlopen op 17 februari 2014 (zie 2.4). De rechtbank licht dit nader toe.
4.4
Verzekeraars stellen dat de Provincie reeds in december 2013, toen de eerste tekenen van schade zich hadden gemanifesteerd, de schade hadden moeten melden. De Provincie heeft daartegenover gesteld dat zij toen niet bekend was met schade en dat zij de situatie toen niet heeft beschouwd als een geval waarin schade ten gevolge van de werkzaamheden aan het optreden was.
Dat standpunt is juist. De aanleiding voor een schademelding waarop Verzekeraars kennelijk het oog hebben zijn de, achteraf, door middel van de analyse van met behulp van satellieten gedane radarwaarnemingen (als vermeld in het rapport van Arcadis) vastgestelde zakkingen en/of zettingen bij het oostelijk hoofd. Dat die schade toen bij de Provincie bekend of kenbaar was is gesteld noch gebleken. Het analyseren van radarwaarnemingen behoort niet tot de gebruikelijke controle bij een werk als dit en was ook niet in de polis voorgeschreven; Verzekeraars stellen dat ook niet.
Dat schade wellicht had kunnen worden opgemerkt is niet voldoende. Bij gebreke van enige specifieke aanscherping van de meldplicht gaat het bij deze polis om de melding van daadwerkelijk door de Provincie waargenomen schade; van een verzekerde onder deze polis kan niet meer worden verlangd dan dat zij geconstateerde schade meldt, en dat heeft zij in februari 2014 gedaan. Verzekeraars hebben zich niet uitdrukkelijk beroepen op art. 10.1 van de polisvoorwaarden waarin de verplichting zou kunnen worden gelezen een dreigende schade te melden, zodat dit punt verder buiten bespreking dient te blijven. Overigens heeft de Provincie voor het vastlopen van de brug geen dreiging van schade geconstateerd, zodat het niet nakomen van een zodanige verplichting ook niet aan de orde is.
Verzekeraars voeren voorts aan dat de Provincie, doordat de in het bestek juist ter voorkoming van schade als hier aan de orde, voorgeschreven deformatiemetingen niet hebben plaatsgevonden, in strijd heeft gehandeld met art. 10.1.1.Het gaat er om dat voor de Provincie, althans de door haar ingeschakelde [persoon 1] , duidelijk was dat die deformatiemetingen, hoewel voorgeschreven, in feite niet werden uitgevoerd en dat zij op dat punt geen maatregelen heeft genomen om te zorgen dat die alsnog werden verricht.
De Provincie stelt voorop dat het de aannemer was die die metingen had moeten doen. Zij, de Provincie, heeft de vereiste voorzorgsmaatregelen genomen door het bestek te laten vervaardigen door een deskundige partij en in het bestek op te nemen dat deze deformatiemetingen en trillingsmetingen verricht moeten worden. Specifieke voorzorgsmaatregelen hebben Verzekeraars niet voorgeschreven.
4.6
Dit standpunt van de Provincie is juist. Van speciale voorzorgsmaatregelen, waarin art. 10.1.1. voorziet en die in dat geval tussen de Provincie en Verzekeraars vastgelegd zouden hebben kunnen zijn, is geen sprake. Dat betekent dat het gaat om de voorzorgsmaatregelen die een normaal zorgvuldige opdrachtgever moest nemen. Die zijn met het voorschrijven van de metingen genomen.
4.7
Vast staat wel, dat [persoon 1] , hoewel hij wist dat er geen deformatiemetingen werden gedaan, geen maatregelen heeft genomen. Verzekeraars stellen in dit verband dat het toezien door de directie (in het kader van de UAV 1989) op naleving van de besteksvoorwaarden moet worden gezien als een te treffen voorzorgsmaatregel. De Provincie bestrijdt dat. Het komt dus aan op de vraag hoe dit nalaten moet worden gezien in het systeem van de polis.
Tussen partijen staat vast dat het hier een beurspolis betreft waarover niet is onderhandeld, zodat aan de bewoordingen, in de context van de polis als geheel, zeer grote betekenis toekomt.
Onder verzekerden, in 1.3.1.1 (zie 2.7) is naast opdrachtgever apart “en/of bouwdirectie” genoemd. Voorts blijkt uit het slot van art. 24.1 dat het bij de dekking onder sectie III, zoals bij CAR-polissen overigens gebruikelijk, een zuivere
first-partyschadedekking betreft, zonder dat aansprakelijkheid vastgesteld hoeft te worden. Daarbij komt nog dat art. 7.3 een ruime dekking biedt voor fouten van ondergeschikten. De oorzaak van de schade is slechts van belang in die zin dat de schade veroorzaakt moet zijn
als gevolg van dan wel verband houdend met de uitvoering van het verzekerde werk.
Dat aan die eis is voldaan staat vast. Dat [persoon 1] de rol van bouwdirectie onder de UAV 1989 vervulde namens de Provincie maar een zelfstandig ondernemer was eveneens.
In dat licht, en gelet op het systeem van de polis, is de rechtbank van oordeel dat het, in het kader van de sectie III dekking, niet voldoen aan voorzorgsmaatregelen niet tevens omvat de mogelijk tekortschietende controle van [persoon 1] op de door de aannemer te verrichten deformatiemetingen.De Provincie, die als verzekerde aanspraak maakt op dekking, heeft immers geen voorzorgsmaatregelen nagelaten.
4.8
Verzekeraars doen een beroep op de uitsluiting van art. 25, de onafwendbaarheid van de schade.
De stelplicht en bewijslast rust dus op hen. Daaraan hebben zij niet voldaan. Op basis van hetgeen tot dusver is gebleken kan niet worden vastgesteld dat, ten tijde van de aanvang van de werkzaamheden, duidelijk had moeten zijn dat ook bij correcte uitvoering van het werk deze schade hoe dan ook zou zijn opgetreden. Het rapport van Crux biedt daarvoor onvoldoende basis. Weliswaar blijkt daaruit dat het hier een precair werk betreft, zowel van wege de eigenaardigheden van de bodem ter plaatse als vanwege de onbekende staat van de oude brug en de aard van de (trillings)werkzaamheden, maar dat was tevoren al onder ogen gezien. De bedoeling van de in het bestek voorgeschreven aanpak, trillingsarme techniek aangevuld met zowel trillings- als deformatiemetingen, was dat aan de hand van de resultaten van die metingen in voorkomend geval nadere maatregelen hadden kunnen worden genomen. Uit het rapport van Crux blijkt niet dat, indien de voorgeschreven metingen wel waren verricht, de directie onmogelijk zodanige aanvullende maatregelen had kunnen nemen dat voltooiing van het werk zonder deze schade mogelijk werd. Verzekeraars lijken zelf ook (cva, nr. 54, slot) te onderkennen dat de schade waarschijnlijk wel voorkomen had kunnen worden als de metingen ordentelijk waren verricht en vervolgens maatregelen waren genomen. Er is dus niet gebleken van onafwendbare schade.
Van een ter zake doend bewijsaanbod is geen sprake. Bij dit alles komt overigens nog, dat Verzekeraars met de opname van art. 8 (de bekendheidsclausule) zelf afstand hebben gedaan van de mogelijkheid om achteraf de Provincie tegen te werpen dat het werk als zodanig onverantwoord riskant was.
Anders dan de Provincie in haar akte na comparitie doet leest de rechtbank in dit verweer overigens niet een beroep op het ontbreken van onzekerheid als bedoeld in art. 7:925 BW.
Voor zover Verzekeraars dat wel hebben willen doen wordt dat verworpen, omdat juist is het standpunt van de Provincie dat het in dat verband gaat om de geobjectiveerd subjectieve onzekerheid. Dat die er bij aanvang van het werk niet was is gesteld noch gebleken.
4.9
Verzekeraars hebben nog een beroep gedaan op art. 6:248 lid 2 BW. Zij onderkennen zelf al dat de lat daarbij hoog ligt, doch zij menen dat er in dit geval sprake is van, kort gezegd, misbruik van verzekering doordat de Provincie bewust roekeloos dit werk heeft doen uitvoeren, omdat zij vertrouwde verzekerd te zijn voor eventueel optredende schade.
Dat beroep faalt. Bij de onderhavige afweging spelen alle omstandigheden een rol. Het achterwege laten van de deformatiemetingen door de aannemer was in strijd met de besteksvoorschriften. [persoon 1] had, als bouwdirectie namens de Provincie, dat moeten opmerken en daarop actie moeten ondernemen. Uit het dossier, met name zijn eigen verklaring in 2014 tegenover de expert, valt op te maken dat hij ook inderdaad heeft opgemerkt dat de deformatiemetingen niet werden gedaan. Dat hij toch geen actie heeft ondernomen is in hoge mate onzorgvuldig en verwijtbaar. Van hem zou wellicht kunnen worden volgehouden dat hij, zich bewust van dat risico en de grote kans op schade, het risico op schade op de koop heeft toegenomen door toe te staan dat verder werd gegaan zonder metingen. Dat in die afweging de verzekering een rol heeft gespeeld blijkt echter niet.
Belangrijker is, dat het de Provincie zelf moet zijn die misbruik van verzekering maakt. Elke aanwijzing dat [persoon 1] tijdens het werk zijn kennis en nalaten met de Provincie heeft afgestemd ontbreekt; Verzekeraars stellen dat ook niet behoorlijk gemotiveerd. De brief van de Provincie van 18 augustus 2015, waarnaar Verzekeraars verwijzen, en waarin de Provincie meedeelt dat de aannemer geen tussentijdse deformatiemetingen heeft uitgevoerd is een constatering, 6 maanden na het vastlopen van de brug, van die feiten. Deze houdt evenwel niet in dat dit ook tijdens de werkzaamheden al door [persoon 1] was vastgesteld, laat staan dat de Provincie hiervan op de hoogte was.
De enkele omstandigheid dat [persoon 1] als bouwdirectie in de zin van de UAV 1989 in zoverre gelijkgesteld wordt met de Provincie is onvoldoende voor het oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de Provincie een beroep doet op de haar toekomende verzekeringsdekking,. De toerekening van handelen van [persoon 1] in het kader van het werk houdt in dit verband niet mede een toerekening in van zijn -veronderstelde- bewuste roekeloosheid. Daarvoor is enerzijds van belang dat hij niet in dienst was van de Provincie, zodat die toerekening in het kader van deze CAR-polis, waar de bouwdirectie apart als verzekerde geldt, niet vanzelfsprekend is, en anderzijds dat de polis, in art. 7.3, juist op dit punt een voorziening treft. Die voorziening staat eraan in de weg dat Verzekeraars in deze context de bewuste roekeloosheid (in verwijtbaarheid minder zwaar dan de daar genoemde opzet) van [persoon 1] tegenwerpen aan de Provincie.
4.1
Dat betekent, dat de Provincie aanspraak heeft op dekking onder sectie III.
Het debat over de schadeposten was, naar met partijen ter terechtzitting was afgesproken, geparkeerd. Partijen hebben daarover wel iets opgemerkt in hun aktes na comparitie, maar dat debat lijkt niet voltooid. Met name het beroep van Verzekeraars op art. 25.4 en 26 van de polisvoorwaarden en de verweren omtrent de precieze cijfers dient nog gevoerd te worden.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich daarover bij nadere conclusie uit te laten. Indien zij eerst het bereiken van overeenstemming in onderling overleg willen beproeven, mogelijk met gebruikmaking van het in de polis voorziene traject voor schadevaststelling, staat hen dat uiteraard vrij. Denkbaar is ook dat zij de arbitrage willen afwachten.
Om die reden wordt verwezen naar een roldatum in de iets verdere toekomst.
4.11
sectie II
Vast staat dat sectie II niet is meeverzekerd op de polis zelf. De Provincie beroept zich op de
Side Agreement(2.9).
De verzekeringsdekking die daarmee is overeengekomen is een zuivere aansprakelijkheidsdekking. De Provincie, die daar als enige verzekerde geldt, kan aanspraak maken op dekking als en voor zover sprake is van schade bij derden, waarvoor zij aansprakelijk is. Uit de vaststaande feiten volgt, dat daarvan geen sprake is. De schade waarvan vergoeding wordt gevorderd is louter eigen schade van de Provincie.
4.12
Art 22, waarop de Provincie zich beroept, kan haar niet baten. Onder de
Side Agreementis maar één verzekerde verzekerd, de Provincie zelf. Dat verzekerden onderling als derden gelden veronderstelt meer dan één verzekerde. Het door de Provincie overgelegde advies houdt met deze uit de tekst zonder meer blijkende omstandigheid (“alleen ten behoeve van opdrachtgever/verzekeringnemer “) geen rekening en mist dus toepassing; de regeling van de renteloze lening, waarop de adviseur doelt, wat daarvan verder zij, is geen bepaling waaraan dekking kan worden ontleend. De positie van [persoon 1] is dus in zoverre niet van belang.
4.13
Hetgeen partijen verder op dit punt hebben aangevoerd is zonder belang voor de te nemen beslissing. De Provincie kan zich niet beroepen op dekking ingevolge de
Side Agreement.
4.14
De rechtbank kondigt nu reeds aan dat een nadere beslissing in deze zaak genomen zal moeten worden door een anders samengestelde rechtbank in verband met het binnen afzienbare tijd bereiken van de 70 jarige leeftijd van een van de leden van de rechtbank.

5.De beslissing

De rechtbank
alvorens verder te beslissen:
verwijst de zaak naar de rol van 13 juni 2018 teneinde als onder 4.10
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. W.J. van den Bergh en J.A. Moolenburgh en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2018.
106/