ECLI:NL:RBROT:2018:3252
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F. Damsteegt-Molier
- J.L. Lukaart
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen na strafbare feiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, [naam 1]. De bewindvoerder had de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen, wat op 26 januari 2018 werd goedgekeurd. Tijdens de zitting op 20 maart 2018 zijn de schuldenaar, zijn waarnemend bewindvoerder B. Susam, en zijn advocaat M.N. Guntenaar gehoord. De schuldenaar had de mogelijkheid om nadere stukken in te dienen, maar de bewindvoerder trok haar verzoek in op 3 april 2018.
De rechtbank beoordeelde of de schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling had nagekomen, vooral in het licht van twee strafbare feiten die hij had gepleegd in 2016 en 2017. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de schuldenaar niet tijdig had geïnformeerd over zijn veroordelingen, dit niet voldoende was om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. Er was geen bewijs dat de schuldeisers door de strafbare feiten waren benadeeld of dat er nieuwe schulden waren ontstaan. De rechtbank besloot de schuldsaneringsregeling niet tussentijds te beëindigen, maar gaf de schuldenaar een laatste kans om zijn verplichtingen na te komen.
De rechtbank benadrukte dat het plegen van strafbare feiten niet verenigbaar is met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling, maar in dit specifieke geval was er onvoldoende aanleiding voor beëindiging. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier J.L. Lukaart, en de schuldenaar heeft het recht om binnen acht dagen hoger beroep aan te tekenen.