ECLI:NL:RBROT:2018:3233

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
10/812060-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van onvoorzichtig rijgedrag

Op 15 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 november 2015 betrokken was bij een verkeersongeval te Schiedam. De verdachte, een professioneel vrachtwagenchauffeur, reed met zijn vrachtwagen de Beneluxtunnel in, terwijl deze gesloten was voor vrachtverkeer. Hij had geen verlichting aan de achterzijde van zijn voertuig en kwam vrijwel tot stilstand in de tunnel, wat leidde tot een aanrijding met een achteropkomende bestelbus. De bestuurder van de bestelbus raakte zwaar gewond, met een dubbele onderbeenbreuk en een breuk in de ruggenwervel als gevolg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De verdachte werd veroordeeld voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en kreeg een geldboete van € 2.000,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor negen maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn afhankelijkheid van zijn rijbewijs voor zijn werk en zijn gezinssituatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/812060-16
Datum uitspraak: 15 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. M.B. Chylinska, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, te vervangen door 45 dagen hechtenis bij het niet uitvoeren van deze taakstraf, en oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 1 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering primair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. De verdachte was zich bewust van de onveilige situatie en handelde juist daarnaar. Hij verkeerde in de veronderstelling dat zijn voertuig mogelijk te hoog was om door de tunnel te rijden en dat er vanwege de (beperkte) hoogte van de tunnel een verbod voor vrachtwagens gold. Een hoogteaanduiding ontbrak. De verdachte heeft getracht om met zijn voertuig de rijbaan te verlaten, maar dit is niet gelukt vanwege drukte op de weg. Om een botsing met de tunnel te voorkomen, is de verdachte afgeremd. Dat er een botsing met het slachtoffer is ontstaan, is bovendien deels aan de eigen schuld van het slachtoffer te wijten.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier en de gebezigde bewijsmiddelen is de rechtbank gebleken van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 18 november 2015 is de verdachte met zijn vrachtwagencombinatie vanaf de A20 de autosnelweg A4 opgereden. Na het oprijden van de A4 is de verdachte naar links een tweetal rijbanen opgeschoven en is hij gaan rijden op de rijbanen die leiden naar de B-buis van de Beneluxtunnel die gesloten is voor vrachtverkeer. Dat die tunnelbuis voor vrachtverkeer niet toegankelijk is, is met borden aangegeven. Tevens is met borden aangegeven hoe hoog de tunnelbuis is. De verdachte is bij het naderen van de Beneluxtunnel steeds langzamer gaan rijden om bij het inrijden van de tunnelbuis kort tot stilstand te komen. Hoewel het in de tunnel duister was, voerde de verdachte geen lichten aan de achterzijde van zijn vrachtwagencombinatie. Kort nadat hij weer is gaan optrekken, is de verdachte van achteren aangereden door een bestelbus. De bestuurder daarvan heeft letsel opgelopen - namelijk een dubbele onderbeenbreuk en een breuk in een gedeelte van de 5e ruggenwervel - waarvoor hij in het ziekenhuis is behandeld en met een geschatte genezingsduur van ten minste drie maanden.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich zodanig als verkeersdeelnemer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden, ten gevolge waarvan de bestuurder van de bestelbus zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
Dat de bestuurder van de bestelbus, zoals door de verdediging is aangevoerd, bij de botsing een bepaalde mate van eigen schuld had, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet uit het dossier. Bovendien staat de eventuele aanwezigheid van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer in beginsel niet in de weg aan het aannemen van schuld van de verdachte. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 november 2015 te Schiedam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk
onvoorzichtig en onoplettend te rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A4,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl
-de linker tunnelbuis van de Beneluxtunnel in die Rijksweg A4 was gesloten
voor vrachtwagens, hetgeen als zodanig was aangegeven door herhaalde
bebording, en
-het in die tunnelbuis duister was,
-met een steeds lagere snelheid die linker tunnelbuis is genaderd en die tunnelbuis is ingereden en
-(in die tunnelbuis) vrijwel tot stilstand is gekomen en
-de verlichting aan de achterzijde van het door verdachte bestuurde voertuig
niet was ontstoken,
als gevolg waarvan het overige verkeer moest uitwijken om een aanrijding met
die door verdachte bestuurde vrachtauto te voorkomen en de bestuurder van een bestelauto tegen de achterzijde van die vrachtauto is
aangebotst,
waardoor de bestuurder van die bestelauto, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar
lichamelijk letsel (te weten een dubbele onderbeenbreuk en een breuk in een
gedeelte van één van de ruggenwervels) werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is met zijn oplegger met trekker op een autosnelweg stil gaan staan en is vervolgens langzaam optrekkend een tunnelbuis ingereden waar het duister was. Hij heeft daarbij geen verlichting gevoerd aan de achterzijde van zijn voertuig. Daarmee heeft hij een hele gevaarlijke situatie in het leven geroepen. Dat heeft geresulteerd in een aanrijding door een achterop komende bestelbus. De bestuurder van die bestelbus is door het grote snelheidsverschil tussen zijn bestelbus en het voertuig van de verdachte niet meer in staat geweest een aanrijding te voorkomen met alle gevolgen voor hem van dien. De bestuurder heeft letsel opgelopen van dusdanige aard dat hij geopereerd moest worden en een ziekenhuisopname van enkele dagen heeft moeten ondergaan. Hij heeft bovendien maandenlang niet kunnen werken ten gevolge van het ongeval.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte is werkzaam als professioneel vrachtwagenchauffeur. Hij is uit dien hoofde veel onderweg in Europa. Hij is voor zijn werk afhankelijk van zijn rijbewijs. Hij heeft een gezin dat hij moet onderhouden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het verhoor van de verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 18 november 2015 door de politie gehoord. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 18 november 2015 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van 2 jaar en ruim drie maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een geringe overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De rechtbank volstaat met deze constatering.
De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte wel rekening met de omstandigheid dat het strafbare feit al weer enige tijd geleden heeft plaats gevonden.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een geldboete van na te noemen hoogte opleggen. Rekening houdend met de draagkracht van de verdachte, staat de rechtbank - conform het verzoek van de verdediging - termijnbetaling toe zoals hierna bepaald.
De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
30 dagen hechtenis;
bepaalt dat de
geldboetein
20 gedeeltenvan
€ 100,00mag worden voldaan; de termijn voor de betaling van het tweede en volgende gedeelte wordt gesteld op
1 (één) maand;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en P.M. van Russen Groen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2018.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 november 2015 te Schiedam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A4,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-de linker tunnelbuis van de Beneluxtunnel in die Rijksweg A4 was gesloten
voor vrachtwagens, hetgeen als zodanig was aangegeven door herhaalde
bebording, en
-de minimumsnelheid voor motorvoertuigen op autosnelwegen 60 km/uur bedroeg, en
-het in die tunnelbuis duister was,
-met een steeds lagere snelheid die linker tunnelbuis is genaderd en/of met
een zeer lage snelheid, in ieder geval met een veel lagere snelheid dan 60
km/uur, die tunnelbuis is ingereden en/of
-(in die tunnelbuis) vrijwel tot stilstand is gekomen, althans stapvoets heeft
gereden en/of
-de verlichting aan de achterzijde van het door verdachte bestuurde voertuig
niet was ontstoken,
als gevolg waarvan het overige verkeer moest uitwijken om een aanrijding met
die door verdachte bestuurde vrachtauto te voorkomen en/of
de bestuurder van een bestelauto tegen de achterzijde van die vrachtauto is
aangebotst of aangereden,
waardoor de bestuurder van die bestelauto, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar
lichamelijk letsel (te weten een dubbele onderbeenbreuk en een breuk in een
gedeelte van één van de ruggenwervels) of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2015 te Schiedam als bestuurder van een
motorrijtuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Rijksweg A4, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die
weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-de linker tunnelbuis van de Beneluxtunnel in die Rijksweg A4 was gesloten
voor vrachtwagens, hetgeen als zodanig was aangegeven door herhaalde
bebording, en
-de minimumsnelheid voor motorvoertuigen op autosnelwegen 60 km/uur bedroeg, en
-het in die tunnelbuis duister was,
-met een steeds lagere snelheid die linker tunnelbuis is genaderd en/of met
een zeer lage snelheid, in ieder geval met een veel lagere snelheid dan 60
km/uur, die tunnelbuis is ingereden en/of
-(in die tunnelbuis) vrijwel tot stilstand is gekomen, althans stapvoets heeft
gereden en/of
-de verlichting aan de achterzijde van het door verdachte bestuurde voertuig
niet was ontstoken,
als gevolg waarvan het overige verkeer moest uitwijken om een aanrijding met
die door verdachte bestuurde vrachtauto te voorkomen en/of
de bestuurder van een bestelauto tegen de achterzijde van die vrachtauto is
aangebotst of aangereden;
(at 5 Wegenverkeerswet 1994)