ECLI:NL:RBROT:2018:3194

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
10/224954-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling, onvoldoende bewijs voor veroordeling

Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak, geregistreerd onder parketnummer 10/224954-17, betrof een incident waarbij de verdachte de aangever met een mes zou hebben verwond. De officier van justitie, mr. J. Castelein, eiste vrijspraak voor de poging tot doodslag en een gevangenisstraf voor de zware mishandeling. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de verdachte en de aangever stonden lijnrecht tegenover elkaar, en de rechtbank kon niet vaststellen hoe de verwonding van de aangever was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte niet zonder meer onaannemelijk waren en dat er onvoldoende bewijs was om de schuld van de verdachte te bewijzen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd besloten dat het in beslag genomen stanleymes aan de verdachte zou worden teruggegeven en dat het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/224954-17
Datum uitspraak: 15 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman B.P.J. Heinrici, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Castelein heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair impliciet primair (poging tot doodslag) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het primair impliciet subsidiair (poging tot zware mishandeling) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd in het rapport van 12 februari 2018.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair impliciet subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daarbij het volgende aangevoerd. De verklaringen van de verdachte en de aangever [naam slachtoffer] staan weliswaar lijnrecht tegenover elkaar, maar de verklaringen die de verdachte over het voorval heeft afgelegd lopen nogal uiteen. Deze verschillen maken dat de verklaring van de verdachte, dat het mes door een val van de aangever achter in zijn rug terecht is gekomen, onaannemelijk is.
Daarnaast is de officier van justitie van mening dat de verklaring van de aangever wordt ondersteund door het letsel dat bij hem is geconstateerd. Dit letsel past meer bij de toedracht zoals deze door de aangever is beschreven, dan zoals die door de verdachte is beschreven.
4.1.2.
Beoordeling
De aangever heeft verklaard dat de verdachte thuis kwam, zonder iets te zeggen naar de keuken liep, terug kwam en hem daarna direct met een mes in zijn rug stak, waarna de aangever vrij snel daarna naar buiten is gerend.
Deze verklaring wordt niet ondersteund, met name niet door de verklaring van de getuige [naam getuige] . Deze heeft verklaard dat er een ruzie was tussen de verdachte en de aangever die tien á vijftien minuten duurde en dat hij hen daarna buiten zag staan. Het geschreeuw over en weer zette zich daar voort.
De verdachte verklaart ook anders over het gebeurde. De verdachte heeft verklaard dat hij de aangever in een ruzie een trap heeft gegeven, waardoor deze achterover ten val is gekomen. Volgens de verdachte moet de aangever toen met zijn rug op/in een mes terecht zijn gekomen. Het mes zat volgens de verdachte los in de rug van de aangever, “het bungelde”.
Op basis van het voorliggende dossier kan de rechtbank slechts vaststellen dat de aangever een verwonding op zijn rug had, veroorzaakt door een mes. Niet kan evenwel worden vastgesteld hoe die verwonding is ontstaan. De verklaringen daarover lopen zoals gezegd uiteen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het betreffende mes. Derhalve kan niet worden vastgesteld door welk mes die verwonding is veroorzaakt, terwijl evenmin blijkt hoe diep de verwonding was. Tenslotte acht de rechtbank het door de verdachte beschreven scenario niet zonder meer onaannemelijk.
Gelet op dit alles heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de verdachte de aangever in zijn rug heeft gestoken en dat het voorval zich heeft afgespeeld op de wijze zoals de aangever heeft verklaard.
4.1.3.
Conclusie
Het primair en het subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen stanleymes terug te geven aan de verdachte.
5.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen stanleymes zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van een blauw stanleymes;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden. Het bevel tot opheffing van de voorlopige hechtenis is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en W.L. van der Bijl-de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 november 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 november 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn rug te steken.