ECLI:NL:RBROT:2018:3177
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- A.N. van Zelm van Eldik
- M. Fiege
- J.F. Koekebakker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid na eindbeslissing door rechter
Op 9 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker, die zich als gemachtigde van de ouders van een minderjarige had gepresenteerd. De wraking was gericht tegen mr. M. de Geus, de rechter die de zaak behandelde. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de rechter haar eindbeslissing al had uitgesproken voordat het wrakingsverzoek was ingediend. De zitting vond plaats op 26 maart 2018, waar de rechter de mondelinge behandeling had gesloten en direct uitspraak had gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige. Het wrakingsverzoek werd pas op 26 maart 2018 om 14.22 uur per fax ingediend, terwijl de zitting al was beëindigd. De wrakingskamer concludeerde dat het doel van de wraking niet meer kon worden bereikt, aangezien de rechter niet meer betrokken was bij de zaak op het moment van indiening van het verzoek. Bovendien werd vastgesteld dat eerdere pogingen tot wraking niet op de juiste wijze waren gedaan, wat de ontvankelijkheid van het verzoek verder ondermijnde. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, met toepassing van het Wrakingsprotocol van de rechtbank.