ECLI:NL:RBROT:2018:3177

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
547550 / HA RK 18-290
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid na eindbeslissing door rechter

Op 9 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker, die zich als gemachtigde van de ouders van een minderjarige had gepresenteerd. De wraking was gericht tegen mr. M. de Geus, de rechter die de zaak behandelde. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de rechter haar eindbeslissing al had uitgesproken voordat het wrakingsverzoek was ingediend. De zitting vond plaats op 26 maart 2018, waar de rechter de mondelinge behandeling had gesloten en direct uitspraak had gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige. Het wrakingsverzoek werd pas op 26 maart 2018 om 14.22 uur per fax ingediend, terwijl de zitting al was beëindigd. De wrakingskamer concludeerde dat het doel van de wraking niet meer kon worden bereikt, aangezien de rechter niet meer betrokken was bij de zaak op het moment van indiening van het verzoek. Bovendien werd vastgesteld dat eerdere pogingen tot wraking niet op de juiste wijze waren gedaan, wat de ontvankelijkheid van het verzoek verder ondermijnde. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, met toepassing van het Wrakingsprotocol van de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 547550 / HA RK 18-290
Beslissing van 9 april 2018
op het verzoek van
[naam verzoeker],
kantoorhoudende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. M. de Geus, rechter in de rechtbank Rotterdam, team jeugd (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting met gesloten deuren van 26 maart 2018 is door de rechter behandeld het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zoon van [naam moeder] en [naam vader]. Die procedure draagt als kenmerk C/10/533111 / JE RK 17-2654.
Bij faxbericht van 26 maart 2018 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hierboven omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van een tweetal e-mailberichten van de rechter, telkens gedateerd 26 maart 2018.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Uit het proces-verbaal van de zitting van 26 maart 2018 blijkt dat de rechter aan het einde van de zitting de mondelinge behandeling heeft gesloten en onmiddellijk mondeling uitspraak heeft gedaan.
Uit het tweede e-mailbericht van de rechter van 26 maart 2018 blijkt dat die uitspraak inhield verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot de einddatum van de lopende ondertoezichtstelling. Deze uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is door middel van een faxbericht van 26 maart 2018 om 14.22 uur ter griffie ingediend. Nu de zitting van de rechter blijkens de daarvoor aan de betrokken partijen verzonden oproepingen was gepland aan te vangen om 10.30 uur, terwijl verzoeker in het wrakingsverzoek meedeelt dat de zitting feitelijk is aangevangen om 11.20 uur, gaat de wrakingkamer ervan uit dat de zitting van de rechter was geëindigd en de rechter haar eindbeslissing had uitgesproken op het moment dat verzoeker het wrakingsverzoek op schrift had gesteld en per fax indiende ter griffie om 14.22 uur.
2.4
Hetgeen in het wrakingsverzoek wordt gesteld omtrent de eerste poging tot het indienen van een verzoek tot wraking van de rechter door de ouders van de minderjarige ter zitting mist feitelijke grondslag. Voor het doen van een dergelijk verzoek is geen houvast te vinden in het proces-verbaal van de zitting van 26 maart 2018 en de rechter heeft in haar eerste e-mailbericht van 26 maart 2018 – na consultatie van haar griffier – meegedeeld dat zij de ouders ter zitting niet heeft horen zeggen dat zij de rechter wraakten.
2.5
Hetgeen in het wrakingsverzoek wordt gesteld omtrent de tweede poging tot het indienen van een verzoek tot wraking van de rechter – te weten buiten de gehoorzaal ten overstaan van de dienstdoende bode – laat de wrakingskamer verder buiten beschouwing, omdat dit niet betreft een rechtsgeldige wijze van indienen van een verzoek tot wraking.
2.6
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het schriftelijke verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank worden afgewezen.
2.7
Gelet op de te geven beslissing kan de vraag of verzoeker zich tijdig en op de juiste wijze als gemachtigde van de ouders aan de rechter kenbaar heeft gemaakt en zo ja, of de beslissing van de rechter om verzoeker niet als gemachtigde van de ouders toe te laten tot de zitting een al dan niet onbegrijpelijke beslissing was, verder onbeantwoord worden gelaten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. M. de Geus wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. M. Fiege en mr. J.F. Koekebakker, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. M. Fiege uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2018 tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- [naam moeder] en [naam vader]
- mr. M. de Geus