ECLI:NL:RBROT:2018:3174
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en gebrek aan zelfstandige wrakingsgrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2018 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich niet gehoord voelde door de rechter tijdens een zitting op 27 februari 2018. De verzoeker, die gedaagde was in een procedure voor de kantonrechter, heeft zijn wrakingsverzoek ingediend op 22 maart 2018, bijna drie weken na de zitting. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gebaseerd, bekend waren op de zitting zelf. De rechtbank benadrukte dat het indienen van een wrakingsverzoek onmiddellijk na het bekend worden van de feiten vereist is, en dat een termijn van bijna drie weken niet als 'onmiddellijk' kan worden beschouwd.
Daarnaast werd opgemerkt dat de verzoeker ook had geklaagd over de inhoud van het proces-verbaal van de zitting, maar deze klacht werd niet als zelfstandige grond voor wraking erkend. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek tot wraking van de rechter, mr. R. Kruisdijk. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.