ECLI:NL:RBROT:2018:3171
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in bestuursrechtelijke procedure
Op 12 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde N.G.A. Voorbach. Het verzoek was gericht tegen de rechters H. Bedee, A.C. Rop en C.L.G.F.H. Albers, die betrokken waren bij een bestuursrechtelijke procedure. De wrakingskamer oordeelde dat de voorzitter van de meervoudige kamer, die de regie voerde tijdens de zitting, zijn bevoegdheid niet op een wijze had uitgeoefend die de schijn van vooringenomenheid kon wekken. De verzoeker had aangevoerd dat hij stelselmatig werd belemmerd in het geven van het woord aan zijn gemachtigde en dat er sprake was van partijdigheid. De rechters hebben echter betwist dat er sprake was van vooringenomenheid en hebben toegelicht dat het gebruikelijk is dat de rechtbank tijdens zittingen vragen stelt aan de verzoeker zelf. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden, zowel afzonderlijk als in samenhang, niet voldoende waren om het verzoek tot wraking te rechtvaardigen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. H.C.C. Kan, en is openbaar uitgesproken.