ECLI:NL:RBROT:2018:3170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
546219 / HA RK 18-222
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2018 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een civiele procedure tegen ASR Schadeverzekeringen N.V. en anderen, had op 7 februari 2018 een verzoek tot aanhouding van de behandeling van een kort geding ingediend, onderbouwd met een brief van het ziekenhuis. De rechter, mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, heeft dit verzoek afgewezen op basis van intern beleid, wat leidde tot het wrakingsverzoek van verzoeker. Verzoeker stelde dat de rechter geen rekening hield met zijn gezondheidstoestand en dat er sprake was van vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de reactie van de rechter zorgvuldig gewogen. De rechter heeft aangegeven dat de beslissing om de zitting niet aan te houden niet onbegrijpelijk was en dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De aangevoerde omstandigheden door verzoeker gaven geen aanleiding om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen, waarbij de beslissing is genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. I.C.M.A. Bals, en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 546219/ HA RK 18-222
Beslissing van 21 maart 2018
op verzoek van
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum],
wonende te wonende te [adres],
hierna: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, senior rechter in team Haven en Handel rechtbank Rotterdam,
hierna: de rechter.

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij deze rechtbank is in behandeling de door ASR Schadeverzekeringen N.V., Achmea Schadeverzekeringen N.V., Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. en Kennedy van der Laan N.V. als eiseressen tegen verzoeker ingestelde civielrechtelijke vorderingen tot – kort samengevat:
1. een contactverbod met genoemde eiseressen;
2. een gebod tot het staken en gestaakt houden van het uiten van beledigingen,
verdachtmakingen, beledigingen en dreigementen aan het adres van eiseressen.
Deze procedure draagt als kenmerk C/10/544173 / KG ZA 18-131.
In genoemde procedure heeft verzoeker op 7 februari 2018 een verzoek ingediend teneinde de kort geding zitting van 28 maart 2018 aan te houden tot een datum in mei 2018. Verzoeker heeft daartoe gesteld in maart 2018 twee operaties te moeten ondergaan en daarom verhinderd te zijn om te verschijnen.
Op 12 en 13 februari 2018 hebben eiseressen bij monde van mr. E.W. Jurjens van Kennedy van der Laan N.V. verzocht het aanhoudingsverzoek af te wijzen, omdat het verzoek ongefundeerd is.
Per e-mailbericht van 14 februari 2018 heeft de griffier namens de rechter aan verzoeker medegedeeld dat het aanhoudingsverzoek is afgewezen, op basis van de mail van verzoeker van 7 februari 2018 en de faxen van mr. Jurjens d.d. 13 februari 2018 en dat de zitting blijft staan op woensdag 28 maart 2018 te 09:00 uur.
Bij brief van 6 maart 2018 heeft verzoeker de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven
kort geding-procedure, waarin zich onder meer bevinden alle hiervoor genoemde processtukken.
Verzoeker, de rechter, alsmede de advocaat van eiseressen, mr. Jurjens, zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren.
De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 13 maart 2018.
Ter zitting van 14 maart 2018, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verzoeker en de rechter verschenen. Zij hebben ieder hun standpunt nader toegelicht.
Namens de eiseressen is mr. C. van Dijk van Kennedy Van der Laan verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1.
Het verzoek
2.1.1.
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven:
Ik deel u hierbij mede dat ik de rechter voor het kortgeding van 28 maart a.s. wraak omdat zij opzettelijk geen rekening wenst te houden met de belangen van ondergetekende en diens gezondheidstoestand die momenteel slecht is en tot gevolg zal hebben dat ondergetekende geopereerd moet worden aan diens beide liesbreuken.
Het is ondergetekende bekend geworden dat door Kennedy van der Laan aansluitend op het door de rechtbank gezonden bericht aan Kennedy van der Laan een smadelijk en lasterlijk bericht is teruggezonden over de lichamelijke toestand van ondergetekende, daarbij heeft de rechter zich er letterlijk en figuurlijk in laten luizen door de onrechtmatige druk van Kennedy van der Laan.
Het geheel heeft dan ook tot gevolg dat ik mevrouw mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten wraak. De reden dat ik de rechter wraak is ook gelegen in het feit dat de rechter zich niet inhoudelijk tot mij gewend heeft, maar alleen maar oog gehad heeft voor de corrupte handelwijze van mr. Chris van Dijk.
2.1.2.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker, in aanvulling op het bovenstaande, het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven en voor zover nog van belang:
Ik heb alvleesklierkanker, liesbreuken en een gebroken duim. Op het moment kan ik niet geopereerd worden door een vleesetende infectie. Ik krijg daarvoor antibiotica. Kort gezegd begrijp ik niet waarom de rechter geen navraag heeft gedaan met betrekking tot mijn gezondheidstoestand.
2.2.
De reactie van de rechter
2.2.1.
De rechter heeft bij brief van 13 maart 2018 en ter zitting te kennen gegeven, dat zij niet in de wraking berust.
2.2.2.
Ter onderbouwing heeft de rechter het volgende aangevoerd - verkort weergegeven:
Als ik de bezwaren goed begrijp zien zij op twee kwesties, te weten
a. het niet verplaatsen van de zitting hoewel [naam verzoeker] daarom gevraagd had,
b. het nemen van die beslissing zonder verzoeker daarover persoonlijk te raadplegen.
Van geen van die kwesties kan gezegd worden dat daardoor in objectieve zin de schijn gewekt wordt dat ik niet onafhankelijk of onpartijdig zou zijn. Voor de goede orde
benadruk ik dat van enige (subjectieve) partijdigheid of gebrek aan onafhankelijkheid bij mij geen sprake is; dat wordt ook niet gesteld. De zitting moet nog plaatsvinden. Bij mijn weten heb ik [naam verzoeker] nog nooit gezien of gesproken.
2.2.3.
Ad a. Een wrakingsverzoek is niet het geëigende middel om een dergelijke processuele beslissing aan de orde te stellen. Het gaat hier om vast beleid. Een eenmaal geplande kort geding zitting wordt, vanwege het spoedeisend karakter, alleen in uitzonderlijke gevallen en dan slechts voor beperkte tijd verplaatst, tenzij beide partijen het eens zijn. Bij mijn weten is hier gehandeld volgens dat vaste beleid.
[naam verzoeker] heeft verzocht de zitting te verplaatsen naar de maand mei, omdat hij twee operaties moet ondergaan. Bij dat verzoek is wel een brief van het ziekenhuis gevoegd, maar daaruit blijkt niet dat of wanneer hij geopereerd wordt. De wederpartij heeft dat ook vastgesteld en schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de gevraagde verplaatsing. In die situatie was onvoldoende duidelijk dat er een dringende reden was om de zitting meer dan een maand te verplaatsen. Daarom heb ik de griffie gevraagd om [naam verzoeker] te berichten dat de zitting niet verplaatst wordt naar mei, maar doorgaat op 28 maart. Die beslissing staat los van de inhoud van de zaak. Op de zitting kan [naam verzoeker], als hij meent goede gronden voor aanhouding te hebben, die naar voren brengen of door een advocaat laten toelichten. Dan kan, afhankelijk van de argumenten aan beide zijden, alsnog worden beslist dat de
zaak wordt aangehouden.
Ook zou daarvoor nog een tweede verplaatsingsverzoek kunnen worden ingediend, maar dan met stukken waaruit blijkt dat en op welke dag hij geopereerd wordt, zodat daarmee rekening gehouden kan worden.
2.2.4.
Ad b. Het is juist dat ik [naam verzoeker] niet persoonlijk heb gesproken; ook mr. Van Dijk (of zijn cliënten) heb ik niet gesproken. Dat de rechter niet met een partij persoonlijk in overleg treedt is juist bedoeld om ondoorzichtige onder onsjes te voorkomen en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid te waarborgen. Een toelichting of reactie op dit soort verplaatsingsverzoeken wordt (telefonisch of schriftelijk) gedaan door de administratie en niet door de rechter zelf. Hier heeft de administratie voor zover mij bekend alleen schriftelijk contacten met beide partijen gehad.
2.2.3.
De rechter heeft ter zitting aanvullend – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Het is beleid dat de rechtbank de gronden voor een aanhoudingsverzoek niet zelf gaat onderzoeken.
2.3.
Reactie van verzoeker
Ter zitting heeft verzoeker in reactie op de aanvullende opmerking van de rechter het volgende te kennen gegeven – zakelijk weergegeven:
Wat de rechter nu zegt, kan ik mij voorstellen, maar ik handhaaf toch mijn wrakingsverzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2.
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4.
De wrakingskamer stelt voorop dat het niet aan de wrakingskamer is om de beslissing van de rechter tot het wel of niet aanhouden van een zaak inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen (onwelgevallige) procesbeslissingen.
3.5.
De wrakingskamer overweegt verder als volgt.
Voorafgaand aan de zitting van 28 maart 2018 heeft verzoeker op 7 februari 2018 een verzoek tot aanhouding van de behandeling van het kort geding ingediend. Dit verzoek heeft verzoeker onderbouwd met een brief van het ziekenhuis. Namens eiseressen is op 12 en 13 februari 2018 bij fax verzocht dit verzoek af te wijzen, nu uit de onderbouwing niet blijkt van verhindering door verzoeker. Op basis van intern beleid heeft de rechter dit verzoek van verzoeker afgewezen.
3.6.
Nu het gaat om een door de rechter gegeven procesbeslissing kan de vrees voor vooringenomenheid slechts objectief gerechtvaardigd zijn indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. De beslissing om de zaak niet aan te houden is, gelet op de in 3.5 geschetste gang van zaken, naar het oordeel van de wrakingskamer, en naar verzoeker ter zitting ook heeft erkend, niet zodanig onbegrijpelijk dat hierdoor blijkt van een vooringenomenheid die het wrakingsverzoek kan doen slagen.
3.7.
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beoordeling

De rechtbank:
-
wijst afhet verzoek tot wraking van mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Fiege, voorzitter, mrs. L.E.M. Wilbers-Taselaar en H.J.M. van der Kaaij, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2018 in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier en door hen ondertekend.