Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2½ jaar (de rechtbank verstaat: twee jaar en zes maanden), met aftrek van voorarrest;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 1.000.000,00 bij wijze van voorschot, subsidiair 365 dagen vervangende hechtenis bij niet-betaling.
4.Waardering van het bewijs
primairen het onder 5
onder b.tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
haar in eigendom toebehoordezou hebben afgegeven, maar veeleer en niet meer dan dat [naam verzekeringsmaatschappij 1] tot afgifte van de portefeuille is bewogen. Ook al zou komen vast te staan dat [naam verzekeringsmaatschappij 2] eigenaresse van de portefeuille was, dan nog heeft te gelden dat [naam verzekeringsmaatschappij 1] hoe dan ook een geldelijk belang had bij de portefeuille, bestaande uit de (netto-)opbrengsten uit de door de verzekeringsnemers betaalde premies. Afgifte van een dergelijk belang moet als afgifte van een goed in de zin van artikel 326 Sr. worden beschouwd. Aan dit oordeel draagt eveneens bij dat de Arubaanse portefeuille op de balans van [naam verzekeringsmaatschappij 1] vermeld stond. Dat [naam verzekeringsmaatschappij 1] na afloop van de overdracht herverzekeraar was geworden en uit dien hoofde (ook) inkomsten uit de portefeuille genereerde, zoals de verdediging heeft gesteld, is voor de beoordeling van dit punt irrelevant. Dat geldt evenzeer voor de ten opzichte van de oude situatie beweerdelijk gestegen inkomsten uit de herverzekeringsconstructie. Ook de wijze van verkrijging van de portefeuille door [naam verzekeringsmaatschappij 1] en of daarvoor iets zou zijn betaald is in dit verband niet van belang en evenmin de omstandigheid dat de portefeuille in de jaarstukken van [naam verzekeringsmaatschappij 1] op nihil gewaardeerd werd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de verklaring van de getuige [naam getuige 1] bij de FIOD (G08-01, p. 8); uit die verklaring blijkt evenzeer dat de waardering van een portefeuille pas relevant en actueel is op het moment van aan- of verkoop. De rechtbank verwijst in dit verband daarnaast naar de verklaring van [naam medeverdachte 2] , destijds voorzitter van de Raad van Bestuur (hierna: RvB) van [naam verzekeringsmaatschappij 1] (V01-03, p. 3), waarin deze opmerkt dat het strategisch en commercieel belang van [naam verzekeringsmaatschappij 1] bij de Arubaanse portefeuille te groot was om dat “zomaar op te geven”.
transfer) van een verzekeringsportefeuille.
ultimate beneficial ownervan [naam 4] bekend te maken, hetgeen aan de medeverdachte de weinig aan de verbeelding overlatende kwalificatie
Arschlöcherontlokt, gevolgd door de opmerking: “een mooie of[f]shore is dat” (D-195, p. 1-2).
Ten slotte verwijst de rechtbank nog naar de verklaring van de getuige [naam getuige 6] , financieel directeur van [naam verzekeringsmaatschappij 1] (G09-01, p. 8), die opmerkt dat niemand bij [naam verzekeringsmaatschappij 1] wist dat verdachte en zijn medeverdachte een belang hadden in [naam verzekeringsmaatschappij 3] .
Dat de verdachte en zijn medeverdachte zich hiervan ten volle bewust waren, volgt nog uit de omstandigheid dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] tegenover de getuige [naam getuige 5] (G23-01, p. 2-3; zie ook [naam directeur] , G15-01, p. 12) desgevraagd “volmondig” heeft bevestigd dat [naam verzekeringsmaatschappij 1] akkoord was met de herverzekeringsconstructie. Een uitlating van dezelfde strekking heeft de verdachte in de vergadering met de vertegenwoordigers van de CBA op 18 oktober 2007 gedaan (D-143, p. 2).
[naam evenementenbureau]en dat er in zoverre werkzaamheden ten behoeve van [naam evenementenbureau] zijn verricht, hecht de rechtbank niet de waarde die de verdediging daaraan hecht. Uit deze verklaring blijkt immers dat deze niet berust op eigen wetenschap van [naam 7] , maar op hetgeen [naam 5] aan hem zou hebben verteld. [naam 5] , die indertijd als commercieel manager nauw betrokken was bij het organiseren van dergelijke feesten en de contacten onderhield met [naam medeverdachte 1] en de verdachte, heeft bovendien verklaard dat na het oprichten van [naam administratiekantoor] - behoudens de te betalen provisie - niets veranderde in de reeds bestaande verhouding met [naam verzekeringsmaatschappij 1] . Daarnaast is in het dossier niets te vinden waaruit blijkt waaruit die beweerde werkzaamheden zouden hebben bestaan. Dat ten aanzien van [naam evenementenbureau] geen daadwerkelijke tegenprestatie is geleverd volgt tot slot uit de schriftelijke verklaring van [naam medeverdachte 1] op vragen van de FIOD, waarin hij stelt dat [naam evenementenbureau] de opdracht niet dreigde kwijt te raken gedurende de looptijd van de afspraak tussen hem en [naam evenementenbureau] , waardoor er door [naam administratiekantoor] of door hem geen actie hoefde te worden ondernomen.
[naam 6]bedrijfseconomisch gezien onlogisch en objectief onverklaarbaar is, omdat [naam 6] juist de kennis op het terrein van industriële verzekeringen ontbeerde, reden waarom zij de opdracht in eerste instantie niet wilde hebben. Dat [naam medeverdachte 1] [naam 6] heeft geadviseerd op voornoemd gebied blijkt voorts niet uit de verklaringen van [naam 6] , in tegendeel. Ook blijkt uit het dossier niet dat en op welke wijze in dat kader werkzaamheden zijn verricht.
[naam bedrijf 1], waarbij de rechtbank nog opmerkt dat niet valt in te zien dat [naam medeverdachte 1] over relevante expertise beschikte op het terrein van kantoorinventarissen.
feesaan [naam administratiekantoor] akkoord gingen om hun opdrachten van [naam verzekeringsmaatschappij 1] te kunnen continueren dan wel uit vrees deze te zullen verliezen. Dat door [naam administratiekantoor] daadwerkelijk bemiddelings- of advieswerkzaamheden verricht zijn, zoals op de door [naam administratiekantoor] aan de leveranciers gestuurde facturen vermeld staat, is niet gebleken.
feein de vorm van een vast percentage wordt berekend, indien daadwerkelijk sprake zou zijn van reële en feitelijke werkzaamheden van de zijde van [naam administratiekantoor] . Daarmee zou immers voorbij worden gegaan aan het feit dat werkzaamheden in bijvoorbeeld de vorm van advies in een sterk wisselende aard, frequentie en intensiteit kunnen plaatsvinden, waarbij het - mede om die reden - gebruikelijk is om dergelijke werkzaamheden op uur-basis te factureren. Het ligt onder die omstandigheden derhalve bepaald niet voor de hand dat in plaats daarvan voor een vast percentage wordt gekozen. Wat daarnaast opvalt, is dat de betreffende afspraken in geen van de genoemde gevallen zijn vastgelegd in schriftelijke en ondertekende contracten, zodat deze voor derden niet zichtbaar of controleerbaar zijn.
zouintrekken, en
wasom het belang van [naam verzekeringsmaatschappij 1] in die verzekeringsportefeuille te doen behouden, en
haddenin [naam verzekeringsmaatschappij 3] en
enin strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op die facturen voorgedaan dat [naam administratiekantoor] bemiddelings- en/of advieswerkzaamheden heeft verricht
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden;