Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Het procesverloop en de processtukken
2.Het verzoek en de reactie daarop
3.De beoordeling
4.De beoordeling
wijst afhet verzoek tot wraking van mr. A.C. Rop.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. A.C. Rop, rechter in team bestuur 1. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet over voldoende deskundigheid beschikte om een inzageverzoek op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) te behandelen. De verzoeker voerde aan dat de rechter tijdens de zitting blijk gaf van vooringenomenheid en onvoldoende inzicht had in de relevante wetgeving. De rechtbank oordeelde echter dat de aangevoerde omstandigheden geen aanwijzingen opleverden voor een vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat de vraag of een rechter voldoende deskundig is, niet relevant is voor de beoordeling van een wrakingsverzoek. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die konden leiden tot de conclusie dat de rechter vooringenomen was. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.