ECLI:NL:RBROT:2018:3045
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.G.L. de Vette
- J. de Gans
- I.S. Vreken-Westra
- Rechtspraak.nl
Bepaling van het WW-dagloon na ziekte en toepassing van het Dagloonbesluit 2016
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2018 uitspraak gedaan over de hoogte van het WW-dagloon van eiseres, die door ziekte minder loon heeft ontvangen. Eiseres, werkzaam bij [werkgever], was sinds juli 2014 gedeeltelijk arbeidsongeschikt en ontving een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in eerdere besluiten het dagloon vastgesteld op € 134,08 en later gewijzigd naar € 143,47. Eiseres was het niet eens met deze vaststellingen en stelde dat het dagloon in strijd was met het loondervingsbeginsel, omdat de referteperiode niet correct was vastgesteld.
De rechtbank oordeelde dat de Uwv bij de vaststelling van het dagloon onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van werknemers die tijdens hun dienstverband ziek zijn geworden. De rechtbank volgde de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juli 2017, waarin werd geoordeeld dat het Dagloonbesluit 2015 niet correct was toegepast. De rechtbank concludeerde dat het Uwv artikel 2, achtste lid, van het Dagloonbesluit 2016 moest toepassen, wat resulteerde in een hoger dagloon van € 173,12 voor eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden besluiten en herstelde het primaire besluit met de nieuwe dagloonbepaling.
Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 1.002,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.