ECLI:NL:RBROT:2018:3010
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft verzoekster op 18 januari 2018 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 9 maart 2018 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster inkomsten ontvangt uit een Participatiewet-uitkering en dat haar schuldenlast bedraagt € 31.043,85. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als verzoekster in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit in dit geval niet aannemelijk is.
Verzoekster heeft een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst, waarvan het grootste deel voortkomt uit ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag in de jaren 2012 tot en met 2014. Verzoekster heeft verklaard dat deze schuld is ontstaan omdat zij op aanraden van een kennis kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd, terwijl haar kind geen gebruik maakte van de kinderopvang. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van verzoekster is om geen toeslagen aan te vragen waar zij geen recht op heeft en om zich goed te informeren. Bovendien heeft verzoekster niet gereageerd op herhaalde verzoeken van de Belastingdienst om informatie, waardoor de situatie van onterecht ontvangen toeslagen onnodig is voortgeduurd.
De rechtbank concludeert dat verzoekster niet aan de vereisten voor goede trouw voldoet, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die toelating tot de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. Ondanks dat verzoekster momenteel Nederlandse les volgt en een traject bij de gemeente Rotterdam om haar arbeidsmogelijkheden te vergroten, is dit onvoldoende om haar verzoek te honoreren. De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, en merkt op dat dit niet betekent dat er geen andere redenen zijn voor de afwijzing.