ECLI:NL:RBROT:2018:3005

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
10/017394-18, 99/000094-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een telefoon met immateriële schadevergoeding

Op 1 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een iPhone. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had de telefoon op 3 januari 2018 te Rotterdam weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon had meegenomen, terwijl hij deze als gevonden voorwerp had kunnen afgeven. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was, vooral omdat hij de telefoon had gereset, waardoor bestanden van de eigenaresse waren gewist. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor materiële schade van € 319,- toegewezen, maar de vordering voor immateriële schade werd afgewezen, omdat er geen sprake was van geestelijk letsel of schending van de eer en goede naam. Tevens werd een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte voor 80 dagen opgelegd, omdat hij de voorwaarden niet had nageleefd. De rechtbank heeft de beslissing op 1 maart 2018 genomen, waarbij de verdachte ook in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/017394-18
VI-nummer: 99/000094-25
Datum uitspraak: 1 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Grave,
raadsman mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek van voorarrest;
  • gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99-000094-25, te weten herroeping voor een periode van 120 dagen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij voornemens was om de telefoon die de politie bij hem had gevonden (en die door aangeefster is herkend als de hare) de volgende dag naar de politie te brengen, maar dat hij dit is vergeten. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig en overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte heeft de telefoon mee naar huis genomen, terwijl hij hem in het eethuis reeds als gevonden voorwerp had kunnen afgeven. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt bovendien dat de verdachte de telefoon een paar keer pakt en ook onder de tafel houdt. Vervolgens zijn 20 dagen verstreken tussen het wegnemen en de aanhouding, waarin de verdachte ook alweer in het eethuis is komen eten, maar klaarblijkelijk niet bij het eethuis, de politie of de gemeente heeft gemeld dat hij de telefoon had gevonden. Dit terwijl de telefoon volgens de verdachte in zijn woonkamer op de tafel lag. Ook verklaart de verdachte bij de politie al dat hij niet weet waarom hij de telefoon meenam en dat hij weet dat hij fout zit. Bovendien bleek de telefoon achteraf gereset met een zogenaamde harde reset, waardoor bestanden met foto’s van aangeefster niet langer beschikbaar waren. Dit vindt de rechtbank een aanwijzing dat de verdachte de telefoon zelf wilde gaan gebruiken
dan wel doorverkopen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 januari 2018 te Rotterdam,
een telefoon (merk: Apple, type:
iPhone6),
dieaan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een iPhone.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Door het plegen van het onderhavige feit heeft de verdachte overlast en hinder veroorzaakt voor de eigenaresse van de telefoon. Behalve dat haar telefoon was gestolen waren, zo verklaarde zij op de zitting, ook alle zich in de telefoon bevindende (foto)bestanden gewist.
Bovendien veroorzaakt dit gedrag in zijn algemeenheid gevoelens van ergernis in de samenleving.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het ten laste gelegde feit in het geding gevoegd: [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 332,39 voor materiële schade en een vergoeding van € 500,- voor immateriële schade. Zij vraagt om vergoeding van immateriële schade omdat er door een reset foto’s en bestanden van haar telefoon bleken te zijn gewist toen zij die terugkreeg.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding van de materiële schade tot een bedrag van € 319,- en tot toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 250,-.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering zal worden toegewezen voor zover deze betrekking heeft op de kosten voor de aanschaf van een nieuwe telefoon. Blijkens de door de benadeelde partij overgelegde stukken behelzen deze kosten een bedrag van € 319,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van het resterende deel.
Immateriële schade
Ten aanzien van het immateriële deel van de schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek komt vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade in aanmerking als sprake is van lichamelijk letsel of schending van de eer en goede naam. Van dergelijk letsel of dergelijke schending is geen sprake geweest. Dat sprake is geweest van een aantasting van de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b. Burgerlijk Wetboek, in die zin dat geestelijk letsel is ontstaan in de vorm van een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, is niet gebleken.
De vordering tot vergoeding van de immateriële schade moet daarom worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 januari 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in belangrijke mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 319,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

9.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Leeuwarden is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 5 oktober 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 9 november 2015 en bedraagt 1217 dagen.
9.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat last zal worden gegeven tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 120 dagen.
De raadsman heeft primair afwijzing van de vordering bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het opleggen van een straf voor het nieuw gepleegde feit én het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling in strijd is met de eis van proportionaliteit. Bovendien is de verdachte op de goede weg en een detentie zou zijn resocialisatie doorkruisen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de duur van de herroeping aanzienlijk te matigen.
9.3.
Beoordeling
Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd.
De rechtbank zal, gelet op de proportionaliteit van het feit van schending van de voorwaarden enerzijds, en de ernst van die schending anderzijds, de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toewijzen.
Gelast zal worden dat een gedeelte groot 80 dagen moet worden ondergaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 319,- (zegge: drie honderd negentien euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
3 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 319,- (zegge: drie honderd negentien euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 319,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
6 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een gedeelte, groot 80 dagen, moet worden ondergaan;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. van Dijken, voorzitter,
en mrs. J. Fransen en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 januari 2018 te Rotterdam
een telefoon (merk: Apple, type: Iphone 6), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.