ECLI:NL:RBROT:2018:3002

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2018
Publicatiedatum
15 april 2018
Zaaknummer
18-218 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling en afwijzing verzoek dwangakkoord

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoekschrift ingediend en is gehoord op de zitting van 20 maart 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en dat er onvoldoende gronden zijn voor afwijzing van het verzoek. De schuldenlijst van verzoeker bevat een aanzienlijke schuld aan een bedrijf, vertegenwoordigd door Rijnland Gerechtsdeurwaarders & Incasso, en er zijn complicaties ontstaan door een huurcontract voor vier auto’s die bedoeld waren voor een bouwonderneming in België. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet verantwoordelijk is voor de verduistering van deze auto’s, ondanks dat hij medeondertekenaar van het huurcontract is. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet betrokken was bij de verduistering, en heeft hem daarom toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft ook de bevoegdheid vastgesteld om deze procedure als hoofdprocedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt. In de beslissing is onder andere benoemd tot rechter-commissaris mr. F. Damsteegt-Molier, en zijn er financiële regelingen getroffen voor de bewindvoerder.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 30 maart 2018 (vervroegd)
[naam] ,
[adres 1]
[woonplaats]
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 20 maart 2018.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. Op de schuldenlijst van verzoeker staat een schuld aan [bedrijf 1] , vertegenwoordigd door Rijnland Gerechtsdeurwaarders & Incasso van € 19.369,55. Ter terechtzitting is gebleken dat verzoeker met twee andere partijen/personen een huurcontract heeft getekend voor vier auto’s. Deze auto’s zouden worden gebruikt voor een bouwonderneming in België. De vordering is ontstaan doordat de huurtermijnen niet zijn voldaan. Daarnaast heeft verzoeker gesteld dat de andere betrokken partijen drie auto’s hebben verduisterd. Volgens verzoeker blijkt uit een uitspraak van een Belgische rechter dat verzoeker ten aanzien van misstanden bij deze onderneming geen verwijt kan worden gemaakt. De andere personen zijn volgens verzoeker niet traceerbaar nu één persoon zelfmoord heeft gepleegd en de andere persoon in het buitenland zou verblijven.
Ter terechtzitting is gebleken dat de verzoeker verantwoordelijk was voor deze auto’s nu hij het huurcontract mede ondertekend heeft. Echter heeft verzoeker ter terechtzitting voldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet persoonlijk betrokken was bij het verduisteren van de auto’s. Uit zijn toelichting blijkt afdoende dat hij weliswaar verantwoordelijk is voor het ontstaan van deze schuld - hij heeft zich immers met de twee andere schuldenaren verbonden ten aanzien van de verplichtingen met betrekking tot deze auto’s -, maar dat hij niet betrokken is geweest bij de verduistering als zodanig. Daarom zal de rechtbank verzoeker toelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [adres 1] , [woonplaats] ,
voorheen handelend onder de naam:
[bedrijf 2] ,
gevestigd te [adres 2] , [plaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. F. Damsteegt-Molier
en tot bewindvoerder R.I. de Jong,
gevestigd te Postbus 6,
2957 ZG Nieuw-Lekkerland;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2018.