ECLI:NL:RBROT:2018:2999

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
15 april 2018
Zaaknummer
C/10/545394 / FT EA 18/348
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot faillietverklaring wegens misbruik van recht en mogelijkheid tot schuldsaneringsregeling

Op 21 februari 2018 heeft de aangever, handelend onder de naam van zijn bedrijf, een verzoek tot faillietverklaring ingediend bij de rechtbank. De aangever is op 27 februari en 27 maart 2018 in raadkamer gehoord. De rechtbank heeft op 27 maart 2018 uitspraak gedaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de aangever in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, wat voldoet aan de eisen van de Faillissementswet voor een faillietverklaring op eigen aangifte. Echter, de rechtbank oordeelt dat het faillissement enkel dient tot vereffening van het vermogen ten behoeve van de schuldeisers en dat er onvoldoende bewijs is dat er voldoende activa zijn om de kosten van het faillissement te dekken. De aangever heeft niet aannemelijk gemaakt dat er baten aanwezig zijn of zullen zijn, en het verzoek tot faillietverklaring wordt als misbruik van recht beschouwd. De rechtbank wijst de aangever erop dat hij de mogelijkheid heeft om een verzoek tot schuldsaneringsregeling in te dienen, wat een alternatieve oplossing voor zijn schulden kan bieden. De rechtbank besluit het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Uitspraakdatum: 27 maart 2018
Rekestnummer: [nummer]
BESCHIKKING op het verzoek van:
[naam] ,
[adres]
[woonplaats] ,
aldaar handelend onder de naam:
[bedrijf] ,
aangever,
strekkende tot zijn (op eigen aangifte) faillietverklaring.

1.De procedure

Op 21 februari 2018 heeft aangever ter griffie van de rechtbank een verzoek tot (op eigen aangifte) faillietverklaring ingediend.
Op 27 februari 2018 en op 27 maart 2018 is aangever in raadkamer gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Uit de overgelegde stukken, alsmede het verhandelde ter zitting is voldoende duidelijk geworden dat aangever verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen. In zoverre is voldaan aan de in de Faillissementswet gestelde eisen om op eigen aangifte in staat van faillissement te worden verklaard. Dat neemt evenwel niet weg dat het faillissement strekt tot vereffening van het vermogen ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers en dat daarom tevens van belang is of sprake is van vermogen.
Door aangever is niet aannemelijk gemaakt dat er voldoende baten aanwezig zijn of zullen zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden, laat staan dat enige uitkering aan schuldeisers valt te verwachten.
Het doen van een eigen aangifte tot faillietverklaring levert in dit geval misbruik van recht op. Immers aangever wist op het moment van aangifte dat de boedel (nagenoeg) leeg is. Niet gesteld of gebleken is dat belangen van derden een faillissement rechtvaardigen. Dat (niettemin) sprake is van een voldoende gerechtvaardigd belang bij de aangifte is evenmin gebleken.
Dit leidt tot het oordeel dat sprake is van een onevenredigheid tussen het belang bij de eigen aangifte van aangever enerzijds en het belang van de aan te stellen curator om verschoond te blijven van een faillissement waarin op voorhand vaststaat dat alle kosten voor rekening van de curator zullen komen, anderzijds. Te verwachten is dat een curator vanwege een gebrek aan baten en de oplopende faillissementskosten het faillissement ex artikel 16 Fw zo snel mogelijk zal voordragen voor opheffing.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
De rechtbank wijst aangever er ten overvloede op dat hij, om tot een oplossing van zijn schulden te komen, een verzoek kan indienen tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Aangever dient hiertoe een afspraak te maken met de gemeente van zijn woonplaats, een schuldhulpverlener of een advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring.
Deze beschikking is op 27 maart 2018 gegeven door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Verberne, griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.